Reisverhalen

Column Anna: Mythisch eiland

09:35

Een Spaanse commandant van een fregat vond eeuwen geleden drie eilandjes voor de kust van Chili. Ze waren de boel nog aan het verkennen, dus hij gaf de grootste van de twee erg prozaïsche namen: Más a Tierra en Fuera a Tierra (dichtbij het land en verder van het land). Er was nog een klein derde eilandje, maar dat kreeg helemaal geen naam. De groep noemde hij Juan Fernández archipel. Ze bezetten de eilanden, bouwden een fort en gebruikten het om piraten dwars te zitten. Maar die wonnen het pleit uiteindelijk toch en de eilanden zijn jarenlang een uitvalsbasis voor piraten geweest. Schaars bewoond. Maar natuurlijk leverden die piraten wel voedsel voor allerlei spannende verhalen. Naar verluidt is er een enorme schat begraven, waar nog steeds naarstig naar gezocht wordt.

We fastforwarden in de geschiedenis en dan wordt het grootste van de drie eilanden de zelfgekozen kluizenaarsplek van Alexander Selkirk. In managementtermen ‘een verschil van inzicht in het te voeren beleid’. Kortom: hij werd met wat spullen gedropt door het schip waar hij niet meer in geloofde. Vier jaar en vier maanden leefde hij op het eiland. Eindelijk kwam er een Engelse ‘privateer’ die hem meenam. Een woeste man, gekleed in geitenvellen. Een vriend van hem zat op het Engelse schip, herkende hem en beschreef zijn verhaal. Dat werd uiteindelijk uitgegeven in een boek. Daniel Defoe heeft op basis hiervan zijn romanpersonage Robinson Crusoe ontwikkeld. En daarmee stonden de drie eilanden op de kaart. Eind vorige eeuw veranderde de Chileense overheid de namen van de twee grootste eilanden in Robinson Crusoe en Selkirk. Marketingstrategie om meer toeristen te trekken, vermoeden we.

We zijn stiknieuwsgierig als we de Cumberland baai invaren en doorvaren naar het dorpje San Juan Bautista. Piepklein ligt het tegen de steile bergen aangeplakt. We weten dat er zo’n 1000 mensen wonen. Pas vlakbij de kust kunnen we ankeren, de rest is erg diep. Het water is prachtig blauw, zeeleeuwen komen even een kijkje nemen bij ons anker. Als de boel vastzit, gaan we in de kuip zitten en nemen alles eens goed in ons op. Robinson Crusoe eiland! Zo vaak over gelezen, zo vaak geprobeerd om ons er een voorstelling van te maken. En nu zijn we er gewoon. Nog lastig te bevatten. De bemanning van de Nederlandse catamaran Let’s Go zwaait enthousiast naar ons. Die zijn twee dagen geleden aangekomen. We kennen ze nog uit Valdivia, dus het is een leuk weerzien.

Een paar uur later knorren we met het bijbootje naar de kant om de papieren bij de Armada te regelen. Het dorpje komt erg vriendelijk over. Iedereen kent elkaar, dus mensen weten ook meteen dat wij van die blauwe boot zijn. In de piepkleine winkeltjes valt op dat er een handmarifoon op de toonbank ligt. Het verkeer op kanaal 16 wordt belangstellend gevolgd. “Nederlanders zeker?” wordt meer dan eens gevraagd. De Armada is ‘business as usual”: efficiënt en vriendelijk. Daarna slenteren we wat rond. Er is een plattegrond van het eiland en zelfs een klein toeristisch informatiebureautje. “Jeetje, dit eiland staat bol van de bijzondere verhalen” zegt Wietze als hij op een tentoonstellinkje wijst. We lezen over het oorlogsschip Dresden dat in de eerste wereldoorlog na een lange achtervolging van de Atlantische naar de Stille oceaan uiteindelijk zonder kolen voor de kust van Juan Fernández kwam te liggen. Wanhopige pogingen om aan kolen te komen strandden. Er lagen twee vijandelijke schepen klaar om de Dresden de grond in te boren. De commandant koos voor de levens van zijn mensen en joeg ze van boord. Toen blies hij het schip op. Het wrak ligt op 35 meter diepte voor de kust. Eén van de bemanningsleden bleef hier wonen en werd ‘de Duitse Crusoe’ genoemd.

Vandaag schrijven wij ons eigen verhaal op dit eiland. We gaan het uitkijkpunt bezoeken. Naar verluidt klom Selkirk hier elke dag naar toe om te kijken of er schepen aan kwamen. “Die Selkirk was een taai mannetje” hijgt Wietze al snel. De totale route is maar 3,5 kilometer lang. Maar steil omhoog. Onze net hervonden zeebenen hebben hier grote moeite mee. Hijgend en puffend staan we bijna drie uur later boven. Het is de moeite natuurlijk méér dan waard. Terwijl we van het prachtige uitzicht genieten, proberen we ons een voorstelling te maken van de eenzaamheid die Selkirk hier gevoeld moet hebben. Ruim vier jaar is lang, heel erg lang. In een uurtje huppelen we weer naar beneden, nog helemaal vol van deze belevenis.

Beneden in het dorpje lopen we linea recta naar een terrasje voor een glaasje prik. We kijken naar een lief parkje dat net aangelegd is. Er zijn meer van deze parkjes in de strook land bij de kust. En die vertellen het meest recente verhaal van dit mythische eiland. Op 27 februari 2010 was er een zware aardbeving bij Valparaiso, zo’n 600 kilometer hier vandaan. De bijbehorende tsunami raasde naar Robinson Crusoe eiland. De bewoners wisten van niets en werden midden in de nacht volkomen verrast. Laag bij het water woonden veel gezinnen. Hun huizen werden in één keer overspoeld. De volwassenen konden zich vaak zwemmend nog in leven houden. De kinderen hadden geen kans. Elk jaar worden de vele gestorven kinderen herdacht. De Chileense overheid heeft veel geïnvesteerd sinds de tsunami. Een ziekenhuisje, straten en nieuwe gebouwen. En een nieuwe bibliotheek, die getooid is met een Chileense en Nederlandse vlag. Hij kon er komen dankzij een bijdrage uit Nederland. Toch leuk. De parkjes vullen lege plekken in. We zien hele kleine kinderen gieren van pret op de klimkastelen en schommels. Life goes on.

Als een stel stijve bejaarden sjokken we terug naar de grote steiger. Onze bijboot ligt eronder aan twee lange lijnen. De vissers vinden het kleine bootje ongelofelijk grappig en steken hun duim op. “Van de blauwe boot?” Yep.

San Juan Bautista, Robinson Crusoe eiland, februari 2016

 

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten