Nieuws

Het wad op met twee meter diepgang

Een week geregeerd door het tij

11:11

Een week zeilen op het ondiepe wad met een diepstekend schip: dat is de uitdaging die Klaas Smit aangaat tijdens een week vakantie vanuit Makkum. Het wordt een week geregeerd door het tij, met één oog voortdurend op de dieptemeter en creatieve oplossingen voor onverwachte gebeurtenissen.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen editie 09/2020
Tekst: Klaas Smit

Ik heb een mooi reisdoel gevonden voor ons: Greetsiel,” appt Theo. De weersvoorspellingen voor eind juni zijn bovendien ideaal: zonnig en warm, met eerst een rustige westenwind die halverwege de week draait naar wind uit het oosten. Theo’s vier meter brede Hanse 400 heeft bovendien een ruime roef en een douche, waardoor we zelfvoorzienend zijn, en dat is nu best handig. Dankzij twee bedden achterin en een eigenaarshut in de punt hebben Theo, Paul en ik ook nog eens elk onze eigen kooi.

Het plan

Met een kleurrijke zonsondergang op de achtergrond maken we zaterdagavond in Makkum vanuit de kuip het plan voor de komende dagen. Duitsland heeft code geel en is daarmee weer open voor toeristen. Vlak voor de sluis van Greetsiel zit aan de Waddenkant een drempel die we met onze diepgang tussen twee uur voor en twee uur na hoogwater kunnen passeren. De eerste vloed die wij kunnen halen, valt in de nacht van zondag op maandag. Theo merkt op: “We kennen het Duitse Wad daar niet en met onverlichte tonnen vind ik aanlopen in het donker niet verstandig. We kunnen beter het eiland Borkum aandoen voor een paar uurtjes nachtrust.” Zo besluiten we.
“Wat gaat dit weer mooi,” zeg ik wanneer we op de Boontje varen. Wind, warmte en bruisend water, wat willen we nog meer? “Koffie?” vraagt Theo vanuit de kajuit. Ik haal een papieren tasje uit mijn hut. Gisteravond, toen ik me installeerde in mijn hut, vond ik het in mijn tas: een pakketje met daarop ‘Afblijven, pas op Vaderdag openmaken’. Op het bijbehorende kaartje van mijn twee lieftallige dochters staat dat ik mag kiezen: alles zelf opeten of delen. “Heren, chocolade met sinaasappelsmaak bij de koffie!” Op een boot deel je.
Vlak voor Harlingen zien we dat COG en SOG gelijklopen. We rollen de genua uit, zetten een rif in het grootzeil en halve wind spoelen we met de stroom mee naar het gat tussen Vlieland en Terschelling, terwijl de klok 8,5 knoop SOG aangeeft. Alleen wij varen door; de andere zeilers gaan naar een van de Waddeneilanden. Ons doel vandaag is Borkum, maar: is de haven eigenlijk wel open? Na enig zoeken komen we erachter dat Borkum vanaf 22 juni weer toegankelijk is voor buitenlanders. Als we het goed plannen en vlak na middernacht aankomen, dan zijn wij de eerste Nederlanders die de 22e op Borkum aanleggen.

Weersomslag?

Achter ons vormen zich donkere luchten. “Gaan we daar last van krijgen?” vraag ik, terwijl ik naar boven wijs. “Volgens de app wel,” antwoordt Paul. Tegen zessen voelen we de eerste spetters. De buien volgen elkaar daarna op, terwijl we de duinen van Ameland aan stuurboord aan ons voorbij zien trekken. De buien brengen ook wind mee en met bijna tien knopen stuiven we pal voor het lapje over de Noordzee. De rollers tillen de boot af en toe flink op, zodat we er vanaf kunnen surfen. Dit is mooi zeilen. Het is donker wanneer Borkum in zicht komt. Naast de vuur­toren op het eiland zien we alleen de verlichte betonning in de Westereems. “Ga jij zo met de zaklantaarn voorop staan,” zegt Theo tegen mij. “De F1 is de laatste verlichte ton.” Ik schijn met de zaklantaarn steeds langzaam naar voren en naar achteren. De eerste onverlichte ton lijkt onvindbaar. Dan zie ik een groen schijnsel; bovenop de ton zit een reflecterende, groene driehoek. Handig, nu weet ik waar ik naar moet zoeken.
Het is inmiddels rustig weer met weinig golfslag en met een paar knopen snelheid varen we naar de haven. Plots doemt een hoge zwarte muur voor ons op. “Wat is dat?” roep ik naar achteren. “De kademuur naast de ingang,” reageert Paul. “Gaat goed.” Hij kijkt op de digitale kaart en weet dat de ingang van de Schutzhafen voorbij de muur bakboord uit is. De industrie op de wal maakt behoorlijk wat lawaai en in de haven zijn bedrijfsvaartuigen actief – overal beweegt verlichting. We meren af aan een betonnen kade vol autobanden.
“Wie wil er een borrel?” vraagt Theo ons.

De bemanning heeft het naar de zin.

Tropisch

Van Borkum kunnen we op twee manieren naar Greetsiel. We kiezen ervoor om via het zeegat over de Noordzee om Borkum heen te varen. De kortste route is over het Wad, maar dan moeten we over een wantij met hoogwater. Op datzelfde moment moeten we ook bij Greetsiel zijn en het tij loopt niet de hele tijd mee. Deze route valt dus al snel af; we kiezen de andere manier.
In het begin is onze snelheid nog 6,5 knoop over de grond, maar we krijgen de wind steeds meer recht van achteren. De stroom staat ruim drie knopen mee en zorgt ervoor dat we de wind bijna dood varen. Wanneer we aan de oostkant van Borkum het Duitse Wad opvaren, gaat de grote gekleurde gennaker van honderdtwintig vierkante meter omhoog. Aan stuurboord zien we de goudgele duinen van Borkum, aan bakboord doemen de contouren van Memmert en Juist op. De eilanden lijken één lange kustlijn te vormen. We meanderen door de geul met de slenk mee, het Duitse Wad op, terwijl de tonnen voorbij razen. We zijn de enige zeilboot en wanen ons in de tropen: blauw water en een warm windje. Met een beetje fantasie lijkt het strand van Borkum wel op een bountystrand.
Vlak voor de smalle geul naar de sluis van Greetsiel ligt scheidingston BB 5/L 2. De kaarten die we bij ons hebben, geven verschillende informatie. De ene geeft aan dat we de rode tonnetjes aan stuurboord moeten houden, de andere juist aan bakboord. “Volgens de digitale kaart kunnen we ze het beste aan bakboord houden,” zeg ik. We besluiten de digitale kaart te volgen; die is ook het recentst. Later blijkt dat we de goede keus hebben gemaakt. We zijn ruim een uur voor hoogwater bij de drempel voor de sluis. “Jongens, ik heb nog maar een halve meter water onder de kiel,” zegt Theo, terwijl hij de boot stillegt. Stapvoets varen we door.
De dieptemeter geeft steeds minder water aan. Nadat we 0,2 meter water onder de kiel hebben gezien, wordt het weer iets dieper. Dat was blijkbaar de drempel. Gehaald.

Sluis Greetsiel

Na uren varen over het weidse Wad liggen we nu voor de muur met een hoge toegangsdeur en twee vierkante torentjes links en rechts daarvan. De brug staat open en steekt fier boven de torentjes uit. Het water in de sluis staat behoorlijk laag wanneer we de bak binnenvaren. De bijna zes meter hoge muren werpen hun schaduwen over ons heen. De deuren gaan dicht en binnen drie minuten liggen we tweeënhalve meter lager in de sluisbak. Gelukkig wisten we al dat we onze lijnen in de hand moesten houden, want de sluiswachter schut niet zachtzinnig.
Als de deuren opengaan, zien we een meertje omzoomd door grasland. Iets verderop wordt het water smaller en nog verder weg staan tientallen windmolens. We wanen ons in Friesland met zijn sloten, vaarten en zachte walletjes. En dan, net na de sluis, geeft de dieptemeter wederom 0,2 meter water onder de kiel aan.
We leggen de boot nogmaals stil. “Dit is niet grappig, mannen,” vindt Theo. “Hopelijk wordt het zo wat dieper, anders mogen we met de eerstvolgende schutting weer terug naar het Wad.” Het lijkt een eeuwigheid te duren voordat de dieptemeter steady 1,2 meter aangeeft.
Dan zien we links en rechts masten liggen: we zijn vlak bij Greetsiel. De jachthaven is stuurboord uit. We willen niet te dicht langs de binnenbocht, omdat het daar meestal ondiep is. Dat is hier niet het geval: we zitten heel even vast en varen uiteindelijk vlak langs de dijk naar de drijvende steigers. Iemand op de kant gebaart ons en we volgen de aanwijzingen op.
In Greetsiel horen we dat de haven wordt uitgebaggerd tot twee meter diepte. Het baggeren is nog niet klaar; twee mannen uit Nederland schijnen er hele dagen druk mee te zijn om de haven overal op diepte te krijgen. We vragen maar niet waar het al diep genoeg is en waar nog niet – we zijn er immers gekomen.

Met de sleep-duwboot lukt het om los te komen.

Muurvast

We verkennen Greetsiel en beginnen woensdagochtend aan onze terugtocht. Vanaf het middaguur kunnen we de drempel vlak na de sluis weer nemen, weten we. Om half tien verlaten we daarom de haven. Binnen vijf minuten zitten we echter vast, muurvast. Wat nu?
Zonder hulp komen we hier niet weg! Dan herinner ik me dat JP Schilder BV de baggerwerkzaamheden in de haven uitvoert, en bel het bedrijf: “Kan een van jullie mensen ons lostrekken?” Even later vaart een plastic motorbootje op ons af. We gooien een lijn over, maar de buitenboordmotor is niet sterk genoeg. “Wacht maar even; ik haal wel wat sterker materieel,” zegt de stoere man. Hij komt terug met zijn sleep­duwboot. Deze heeft genoeg motorvermogen en binnen de kortste keren zijn we los. Hij wil er niks voor hebben: “Het was een kleine moeite. Veel plezier.” Voorzichtig varen we de haven uit, blijven vrij van de bodem en beginnen aan ons vaartochtje naar de sluis. Na de snelle schutting – nu ‘vliegen’ we in een paar minuten ruim twee meter omhoog – komen we de drempel weer tegen. Uiterst langzaam varen we ernaartoe, maar bij 0,0 meter water onder de kiel liggen we toch echt vast. Logisch, want het is drie uur voor hoogwater: we zijn een uur te vroeg. “Ik voel dat er wat beweging in de boot komt,” zegt Theo na een kwartier. Hij heeft gelijk en we schuiven over de drempel heen. De diepgang neemt weer toe. We zijn weer vrij.

Wantij

Ons eerste doel is Delfzijl, waar Paul van boord stapt vanwege verplichtingen aan de wal. Via de geul motoren we om het Hamburger Sand heen naar het wantij. Dat we vroeg over de drempel bij de sluis konden, geeft ons nu wat meer tijd om het wantij te halen. Aan 2,6 meter diepte moeten we bij hoogwater toch echt genoeg hebben. We zijn er ruim op tijd en zien duidelijk de scheiding tussen het diepe en ondiepe gedeelte. Het wantij oogt gelig; daar wordt het zand omgewoeld door de stroming. Een scherpe rand tekent zich af.
Op de motor varen we langzaam de plaat op. Gelukkig is het rustig weer, want de dieptemeter loopt terug naar 0,3 meter water onder de kiel. Mooi dat we er vóór hoogwater zijn, stellen we opgelucht vast: als we vastlopen, kunnen we met het beetje extra water dat nog moet gaan komen, weer losraken. Langs de tonnetjes steken we desondanks met samengeknepen billen het wantij over. Af en toe slaan we achteruit om eventueel vastlopen heel beheerst te laten gebeuren. We halen het en vervolgen onze weg – nog steeds op de motor – naar Delfzijl. De invaart naar Delfzijl bestaat uit industrie en rijen met windmolens. Niet erg aantrekkelijk, vinden wij, en we leggen niet aan als Paul afstapt. “We hebben stroom mee naar de Noordzee en het begint te waaien,” zegt Theo veelbetekenend. “Als we vanavond Borkum halen, dan is morgen Ameland misschien mogelijk.”

Twee werelduren

Na de sloot van Delfzijl hijsen we op de Eems­Dollard het zeil. Het waait een beetje uit het oosten en met een halfwindse koers begint om half zes onze zeiltocht naar Borkum. De wind neemt toe tot twaalf knopen en de stroom loopt drie knopen mee; onze snelheid over de grond is voortdurend negen tot tien knopen. De wind haalt nog meer aan en de SOG wordt gemiddeld tien knopen, met uitschieters boven de elf. Terwijl Theo een bak sla maakt, sta ik te genieten aan het stuurwiel. Het grootzeil kilt behoorlijk en met twintig knopen wind is het tijd voor een rif. Dat blijkt: als ik mijn avondmaal achter het roer naar binnen wil werken, waait de eerste hap uit mijn mond. Op topsnelheid varen we naar Borkum, waar we om kwart over zeven vastmaken. Binnen twee uren hebben we twintig mijlen afgelegd. “Stel je voor dat we in Delfzijl waren gebleven, dan hadden we dit allemaal gemist,” concludeert Theo tevreden.

Volle haven van Vlieland.

Ameland?

Half zes ’s ochtends vertrekken we, om met de laatste stroom mee van Borkum naar de Noordzee te varen. Ameland is vanaf de laatste ton van de Westereems nog ruim dertig mijl varen naar de WA. Van daar ben je nog vijftien mijl onderweg naar de haveningang. We rekenen voortdurend: het is half acht in de morgen wanneer we bij Borkum de Noordzee opvaren. Met gemiddeld zes knopen kunnen we tussen half twaalf en twaalf uur bij de WA zijn. Hoogwater Ameland is 13.45 uur, dus het zou allemaal net moeten lukken.
De wind neemt in de loop van de ochtend toe en we zeilen al vlinderend langs Schiermonnikoog en Ameland. We bellen de havenmeester van Ameland of hij een plekje wil vrijhouden voor een diepstekend schip. We onderzoeken of we ook anders dan via het betonde Westgat kunnen varen: over het Bornrif scheelt veel tijd en dat zou rondom hoogwater moeten kunnen.
Onze kaarten, waarvan alleen Navionics goed bijgewerkt is, vertellen ons allemaal iets anders dan wat we in werkelijkheid zien. Boeien en boeiposities komen niet overeen. Er staat inmiddels ook een behoorlijke deining met zeventien knopen wind tegen stroom. We kiezen voor plan B, Vlieland, en laten Ameland links liggen. Boven Terschelling neemt de wind nog meer toe en we zetten weer een rif. De stroom gaat meelopen waardoor de golfslag wat afneemt. Met regelmatig acht tot negen knopen SOG racen we weer over de Noordzee. Rond etenstijd meren we in Vlieland af.
De volgende ochtend kruisen we in de geul met zuidoost vier met de stroom mee naar de vaste wal. Het wemelt van de witte zeiltjes op het Wad. Hoe dichter we bij Harlingen komen, des te warmer het wordt – de landwind is een föhn en dat is duidelijk te voelen. De sluispassage bij Kornwerder­ zand neemt twee uren in beslag: voor de dag erop is een weersomslag voorspeld: kouder, hardere zuidwestenwind en stevige buien. Iedereen wil voor het weekend binnen zijn.
In Makkum, waarvandaan we een kleine week eerder vertrokken, stap ik af. We hebben waarschijnlijk het mooiste zeilweer van dit jaar gehad en prijzen ons gelukkig dat we op het water mochten zijn. Onze tocht met diepe kiel over ondiep water was te doen. Maar we weten het nu wel zeker: kies rustig weer uit, bel vooraf met de havenmeester van Greetsiel en vraag of de haven intussen helemaal op diepte is. En een peilstok aan boord is evenmin overbodige luxe.

Tips

→ Neem het wantij alleen met rustig weer en vlak water.
→ Neem de nieuwste kaarten (papier en digitaal) mee; het Wad verandert snel.
→ Neem ook de Reeds Nautical Almanac 2020 mee, zodat je weet welke havens je wanneer veilig kunt aanlopen.
→ Je hebt onderweg niet altijd 3G of 4G; kijk online naar voorspellingen of andere info wanneer dit kan.
→ In Borkum is geen 3G of 4G én geen wifi.
→ Borkum kun je dag en nacht aanvaren. → De oude haven van Borkum is toegankelijk tot 1,8 meter diepgang. → Het aantal ligplaatsen voor plezierjachten in de vlucht- en werkhaven van
Borkum is beperkt.
→ Het liggeld voor een 40-voeter in de vluchthaven is 15 euro per nacht plus 3 euro per opvarende.

Greetsiel

Greetsiel is een goed onderhouden, oud vissersdorp met mooie karakteristieke panden. Het centrum kent veel restaurantjes, kledingwinkels en goed schepijs. Er is op loopafstand van de haven een riante supermarkt met een uitgebreid assortiment. De omgeving is groen en leent zich goed voor wandel- of fietstochten. Onterecht onbekend dus.
→ De drempel aan de Wadzijde van Greetsiel voor de sluis kun je passeren tussen 2 uur voor en 2 uur na hoogwater met een boot die twee meter diep steekt.
→ De aanloop naar Greetsiel is onverlicht en verwarrend. Sinds dit jaar moet je de onverlichte rode tonnen aan bakboord houden van het Wad naar de sluis. Van de sluis naar het Wad houd je ze dus aan stuurboord.
→ Dicht bij de drijvende steigers in de haven is het diep genoeg, maar vaar langzaam in de haven. Verlaat de haven via de bakboordwal.
→ Afrekenen doe je met contant geld bij de havenmeesterboot. Is de havenmeester er niet, stop dan je geld in het bakje. Pinnen kan in Greetsiel.
→ Bij de supermarkt zijn een midgetgolfbaan, een speeltuin voor kinderen en beweegtoestellen voor volwassenen. Vlak achter de haven kun je waterfietsen huren of een rondvaart boeken.
→ Op de kademuur ligt een prachtig lint van gekleurde steentjes. Voeg er zelf gerust een toe.
→ Greetsiel heeft 3G of 4G, maar slechte wifi. → Het liggeld voor een 40-voeter met drie personen is zo’n 20 euro per nacht.
→ Neem een waterslang met koppelstuk mee als je water wilt tanken. Op de steiger staan kranen waar geen slang aan zit.

Ameland

Ameland is bereikbaar met een boot die twee meter diep steekt. Zorg dat je tussen twee uur voor of twee uur na hoogwater bij de haveningang bent. De haven is onlangs uitgebaggerd en is nu bij eb diep genoeg, maar havenmeester Pieter Barf geeft aan dat de haven in de loop van het seizoen langzaam weer ondieper wordt. Kies dus veiligheidshalve voor een aanloop rond hoogwater. Het zeegat tussen Terschelling en Ameland kan boven windkracht vijf onstuimig zijn vanwege grondzeeën en ondiepten naast de geul. Ben je hier onbekend, kies dan voor rustige weersomstandigheden en volg de route via het Westgat. Ga niet over het Bornrif heen, want daar is het te ondiep. Neem naar de haven het diepere Dantziggat, omdat het Molengat ondiepten kan bevatten.
Wil je zeker weten welke route de juiste is op het moment dat je naar Ameland wilt, roep dan de havenmeester even aan.

 

Omslagfoto en foto’s: © Theo Thin, Paul Nieuwenhuis en Klaas Smit
Tekst: Klaas Smit

Tags: Last modified: 8 juli 2024
Sluiten