Reisverhalen

Column Anna: Gouden beloning

07:41

Van Victoria in British Columbia naar San Francisco is niet eens zo gek ver weg. Maar het is een rotstuk, waar we niet echt naar uitkijken. De Juan de Fucastraat staat allereerst garant voor een 50 mijl potje kruisen tegen een harde westenwind in. Vervolgens 700 mijl zuidwaarts langs een moeilijke kust. Veel scheepvaart en veel krabpotten. Het is er tot vrij ver uit de kust ondiep, dus een nare, steile golfslag. Er zijn havens onderweg waar je kunt stoppen. Maar dat zijn allemaal riviermondingen met zanddrempels ervoor. Voeg daar een onrustig weerbeeld aan toe en je hebt een recept voor een inspannende tocht. Er wordt heel wat afgefilosofeerd over de juiste tactiek, zeker ook omdat de vaargidsen over dit gebied niet echt bijdragen aan de feestvreugde: “the most dangerous coast in the world” lezen we. Nu huldigen wij het standpunt: ‘als je je kunt redden op de Noordzee, moet het hier ook lukken’. Tot nu toe heeft dat altijd bijgedragen aan ons zelfvertrouwen. Of het waar is, is een tweede.

Wij moeten eerst weer inklaren in de VS en doen de Juan de Fuca straat dus in twee stappen. Wietze is snipverkouden geworden en lijkt koortsig. In de laatste ankerbaai besluiten we om het even aan te kijken. Al snel is er een duivels dilemma: een prachtige weersverwachting waarmee we de hele tocht in één keer kunnen zeilen. Wat gaat voor? Uitzieken of op pad gaan? Ik bijt op mijn lip en hou vragend het potje paracetamolletjes omhoog. “Lamagaan” knikt Wietze met verstopte neus. Trots op mijn dappere held ga ik snel aan de slag met opruimen, zeevast zetten en waypoints. Een zenuwachtige nacht volgt. De volgende dag gooien we los. In de verte een zeiltje: we zijn niet de enige die dit weergat gezien heeft.

Wat volgt zijn vier grijze, mistige en bitterkoude dagen. Harde noordwestenwind, drie reven in het grootzeil. We zijn er compleet chagrijnig van. Overdag komt de temperatuur in de kajuit niet boven de 13 graden. Hoe koud het ’s nachts is willen we niet eens weten. Buiten in de kuip blijf je lekker warm van de adrenaline. Ligt er geen kudde vissers op onze route, dan komt er wel een joekel van een vrachtschip rakelings langs. De AIS en radar zijn onmisbaar. We lopen te grinniken over de twee schermen die we aan hebben staan. Dat is wel erg veel elektronica voor ons doen. Tijdens één van mijn nachtwachten schrik ik me lam van twee grote onverlichte boeien vlak bij de boot. We zitten ruim twintig mijl uit de kust op water van meer dan duizend meter diep. Weggelopen krabpotten kennelijk. Ik hoop maar dat er geen krabben in zitten. Als ik de wacht wissel met Wietze, schiet ik in de lach: “Kijk ons nou toch. Ik ben helemaal stijf van de kou en kan amper uit die berg kleren komen. En jij zit helemaal duf laag na laag over je hoofd te trekken”. Wietze is de weg kwijt in trui nummer drie en kan er de humor niet van inzien. Ik schiet snel in mijn pyjama en dikke sokken de nog warme loodskooi in. Half in slaap meld ik dat het veel helderder geworden is. “Nog vijf mijl naar Kaap Mendocino” voeg ik nog toe. “O ja” grijnst Wietze “dat noemden ze toch de Kaap Hoorn van Noord-Amerika?”. Lachend dommel ik weg.

Twee uur later word ik wakker van een schuiver die de boot maakt. Onheilspellend gebrom in de verstaging. “Gaat het?” roep ik naar buiten. “Nee, kom snel” is het korte antwoord. Ik schiet mijn zeilpak aan en stap in mijn laarzen. Buiten klikt Wietze meteen een lifeline in mijn zwemvest en drukt een koplamp op mijn muts. “Nu. Grootzeil weg”. De gillende wind vertelt de rest van het verhaal. Waar komt dit nu ineens vandaan? Samen sleuren we het grootzeil naar beneden. Wietze heeft de yankee al tot zakdoekformaat ingedraaid. Onze Anna Caroline neemt de golven soepeltjes, zoals altijd. Met minder zeil gaat het allemaal wat rustiger en prettiger. Natrillend van alle actie kijken we het samen nog even aan. Het is ongelofelijk hoe snel de zee opgebouwd is. “Kaapeffect” moppert Wietze nog. Ik kruip weer in de loodskooi.

Nog geen half uur later een enorme knal. “Aaaargh” brult Wietze gefrustreerd. Dan een hoop gegorgel. Hop, ik sta er weer naast. Meteen zijn m’n sokken doorweekt. Water? “Hoe erg is het?” roept Wietze naar binnen. Terwijl ik met een zaklamp de boel inventariseer, vertelt hij dat we een breker achterop gehad hebben. Dat is de eerste keer in al die jaren. Wietze heeft in een reflex zijn benen voor de kajuitingang gehouden en daarmee het ergste voorkomen. Maar het zoute water heeft toch de weg gevonden naar de laatjes en kastjes in de keuken. Ongelofelijk, we dachten dat we met een middenkuiper dit soort dingen niet zou gauw zouden beleven. Enfin, er zijn ergere dingen. Met een handdoek dweil ik de boel binnen op. Wietze probeert buiten met een zaklamp de situatie te bekijken. De windvaan stuurt als nooit te voren en alleen de zwemtrap heeft zichzelf uitgeklapt. Had veel erger kunnen zijn.

De laatste dag brengt stralende zon met af en toe een mistflard. Grijze vinvissen en bultruggen spuiten hun adem in de lucht. Meeuwen krijsen boven ons hoofd. Enorme tankers tuffen de shippinglanes in. Wij slingeren netjes buiten de shippinglanes en kijken oostwaarts. En ja hoor: uit de nevel doemt de Golden Gate brug op. We slaan onze armen om elkaar heen en staan stilletjes te genieten. Weer zo’n mijlpaal. De stroom staat inmiddels fors mee, dus Wietze gaat snel wat foto’s maken. In een flits zijn we onder de brug door en valt de koude wind weg.

En dan? We draaien wat nummers van jachthavens, maar er wordt niet opgenomen. We zien festivaltenten en groene vlaggen van een luxe horlogemerk. Oeps, een evenement. Alles zal dus vol liggen. Een fors wedstrijdjacht ligt wat te dobberen. Wij varen er naar toe om wat ‘local knowledge’ te verzamelen. Als we ernaast liggen te dobberen, ontstaat een leuk gesprek. Het hippe team ligt te wachten op een ‘go/no go’ voor de volgende race. Ze hebben wat tips voor jachthavens die mogelijk wel plek hebben. Al kletsend voel ik ineens hoe warm ik het heb. De flitsende zeilers staan in korte broek en T-shirt, wij nog in volle bepakking. Met het zweet op mijn voorhoofd begin ik me snel uit te kleden. Wietze wil ook snel van wat warme spullen af. Het gesprek kabbelt intussen vrolijk verder; het contrast tussen hun racemonster ‘voor de korte baan’ en onze zware langeafstand-boot kan immers niet groter. Dan zie ik een wat ongeruste blik op de buurboot. Waarschijnlijk vragen ze zich af hoeveel lagen er nog gaan komen.  Ik trek nog één trui uit en probeer dan zo raadselachtig mogelijk te glimlachen. Wietze geeft gas, we zwaaien en varen door. Wat een topdag.

San Francisco, Verenigde Staten, oktober 2016

 

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten