Reisverhalen

Column Anna: vuur, olie en ijs

08:04

Column Anna
De grote blusboot smijt bakken water op het brandende jacht

De actielijstjes worden urgenter, de stress neemt toe. Over twee dagen gaan we naar Nederland voor een kort knuffelbezoek aan familie en vrienden. Natuurlijk zijn de dagen te kort voor alles wat we nog willen doen en inpakken. In gestrekte draf vlieg ik over de steiger naar het washok om een lading schone was op te halen. Met dit stralende weer moet dat snel droog zijn, is mijn inschatting. Op de terugweg met een volle tas aan mijn arm loop ik iets minder snel. Wat is dat toch voor een rare lucht? En dan zie ik het. Er staat een boot in brand! Mijn mond valt open; dit zijn dingen waar je over leest, maar als je het in het echt ziet is het doodeng. In deze bomvolle jachthaven ligt een joekel van een motorboot waar de vlammen metershoog uitslaan. Ik zie havenmeester Andrew met gevaar voor eigen leven een buurboot wegslepen. Met gillende sirenes arriveren maar liefst twaalf brandweerwagens op het haventerrein. Er is duidelijk opgeschaald: als dit overslaat naar andere boten is de ellende niet te overzien.

Mijn theorie is dat elke jongen in zijn hart een stoere brandweerman is. En ik krijg weer gelijk als ik Wietze langs zie sprinten met sterretjes van opwinding in zijn ogen. “Even een foto maken” is het excuus. Terwijl bezorgde booteigenaren en brandweermannen in steeds grotere groepen rondlopen, kijk ik naar de windrichting en haal opgelucht adem. Wij liggen aan de hoge kant van de brand; me schamend over mijn egoïsme hang ik de was op en ga in de kuip zitten om te zien hoe de zaak zich ontwikkelt.

Waterkanon

Een kleine boot van de waterpolitie is inmiddels gearriveerd. De waterpolitie is hier de eerstelijns reddingsorganisatie; de professionals die zij-aan-zij met de vrijwilligersorganisaties werken. Het is een beetje een sneu bootje met een blusdingetje erop. Het vrolijke straaltje water dat daar uitkomt, zet geen zoden aan de dijk. Al snel blijkt dat er ook nog een kortsluiting op de steiger is: blusmateriaal en pompen kunnen dus niet vanaf die kant ingezet worden. De wind draait steeds gunstiger en steeds minder boten liggen in de vuurlinie. En dan gebeurt het: de blusboot van de naastgelegen overslaghaven komt aangestoomd. Tussen alle enorme vrachtschepen valt zo’n boot niet zo op, maar als hij met een snor voor de boeg de jachthaven ingestormd komt, maakt dat indruk. Ik heb die boten nooit anders gezien dan op feestelijke gelegenheden: ze spuiten dan zo’n sierlijke boog water. Dit is het echte werk. Al snel begint hij te spuiten. Na wat probeersels om op de brandende boot te mikken, komen ze op gang. Het is alsof ze met een waterkanon de kaarsjes op een verjaardagstaart willen blussen. Spectaculaire stralen water blussen de brand in seconden. Ze spuiten voor de zekerheid nog even door, waardoor de gebluste boot goed vol met water komt te staan en acuut zinkt. Zo. Die brandt niet meer. De blusboot vertrekt tevreden brommend. Een grote olievlek breidt zich al snel uit.

Vette kraan

Wietze is klaar met ‘ramptoeristje-spelen’ en komt vol verhalen terug aan boord. We zien allerlei bootjes rondvaren met olieschermen en pompen. Maar de actielijsten dwingen ons naar binnen en aan de slag. We gaan immers morgen de kant op; tijdens ons verblijf zal de boot lekker op het droge staan zodat we, als we terugkomen, meteen een vers laagje antifouling kunnen smeren voor de volgende etappe van onze reis.

Column Anna

Zonder oliebad het water uit in de harde wind

Aan het einde van de dag lopen we meestal nog even een rondje om even het hoofd leeg te laten waaien. Dat rondje lopen lukt wel, maar het hoofd raakt er alleen maar voller van. We zien dat ze de gezonken boot gelicht hebben. Die ligt nu in de havenkraan en ze proberen hem te hijsen. Tot twee keer toe schiet hij uit de hijsbanden en klotst weer het water in. De zure gezichten van de kraan-mannen laten zien dat ze al ruim voorbij hun normale werktijd aan de slag zijn; iets dat ook niet erg populair is in Australië. Maar wat ons de meeste zorgen baart is de dikke laag olie op het water en op de hijsbanden van de kraan. Alles zit ónder. “Gaan wij hier morgen doorheen varen en de kant op?” zeg ik tegen Wietze. Zijn gezicht zegt voldoende. We zoeken de havenmeester op en vragen zijn mening. Met wat geblader in de agenda kunnen we de hijsafspraak een dag verschuiven. Ik bijt op mijn lip. Dat is minder dan 24 uur voordat ons vliegtuig vertrekt. Het móet goed gaan, want de boot in het water achterlaten is hier geen optie. Dat er een stormwaarschuwing voor overmorgenmiddag afgegeven is, duw ik naar de ‘dat wil ik niet weten’-plek in mijn hersens. Als we teruglopen naar de boot, zucht Wietze. “Wat is er?” vraag ik. “Ach niks” zegt hij, “dit soort gedoe doet je soms verlangen naar gewoon lekker een stukje varen op het IJsselmeer”.

Winderig hijsen

Column Anna

Baardige kraanmannen doen goed werk

De volgende dag helpen we de havenmeester en de kraan-mannen met het opruimen van de zooi. Het is een verschrikkelijke klus, omdat ze van die olie-absorberende doeken in het water gehangen hebben. Volgezogen en glibberig zijn die bijna niet vast te pakken en af te voeren. Maar het lukt, dus de ochtend voor ons vertrek liggen we opgetogen bij de kraan. De harde wind is wat vroeger gekomen dan verwacht, maar dat kan de pret niet drukken. De kraan-mannen zien er komisch uit: bijna allemaal hebben ze een heel lange baard. De baarden hangen niet verticaal, maar staan horizontaal in de wind. Snel en vakkundig wordt er gehesen; een uurtje later staan we stormvast op een grote bok. Snel afspuiten en wat aangroei afkrabben en klaar is Kees. Inpakken en wegwezen.

Harde dingetjes

Toch maar een rifje erin in de harde wind op het Markermeer

De aankomst in Nederland is hartverwarmend. Zo leuk om iedereen weer te zien en bij te praten. Zeilvriend Nico appt: “zeg, ik heb mijn boot kant en klaar in het water liggen. Zin om een stukje te varen op het Markermeer?” We kijken elkaar aan en schieten in de lach. “Ja!” appen we terug. Een paar dagen later stappen we aan boord, de kragen van onze jacks omhoog geslagen. Harde wind, buiige regen. “Weten jullie het zeker?” vraagt Nico terwijl hij mutsen, handschoenen en laarzen uit de kast haalt. Ja, we weten het zeker. Het is heerlijk varen op vertrouwd water. Nico’s boot is heel snel en we kijken na een paar uur varen niet meer op van een dikke acht knopen op het log. We sturen om de beurt om maar niks van het plezier te missen. Als het mijn beurt is, knalt een flinke regenbui op ons neer. “Zeg Nico” zeg ik, terwijl ik mijn hand op mijn wang leg, “er zitten harde dingetjes in die regen hier”.  Nico barst in lachen uit: “dat noemen we hier hagel”.

Fremantle, Australië/ Monnickendam, Nederland, mei 2019.

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten