Reisverhalen

Column Anna: valse start

08:00

Column Anna
Hoog tegen de harde wind in

 “Kijk, we hebben bericht uit Madagaskar!” roep ik enthousiast. Het langverwachte mailtje is echter frustrerend. We mogen wel komen schuilen voor bijvoorbeeld slecht weer, maar het moet via maar liefst drie ministeries om toestemming te krijgen: aanvragen bij drie regionale kantoren, die daar dan weer ruggenspraak over gaan houden voordat je het groene licht krijgt. Je moet een agent inhuren, mag niet van de boot af en het hele verhaal moet ook nog voorzien zijn van een PCR test die niet langer dan 72 uur voor vertrek gedaan is. Als je dat combineert met de uitklaringsprocedure in de Seychellen die een kleine week in beslag neemt, is dat een onneembare administratieve horde. We halen onze schouders op en zetten ons schrap voor een lang en lastig stuk van 2000 mijl rechtstreeks naar Zuid-Afrika.

Column Anna

Uitklaringspapieren ophalen bij de agent

Tussen het uitklaren en het doen van de laatste boodschappen nemen we afscheid van lieve mensen die ons in de fantastische tijd op de Seychellen zo dierbaar geworden zijn. Het blijft het allermoeilijkste deel van wereldzeilen: steeds weer afscheid nemen. We gaan met een groepje van vijf boten tegelijk naar het zuiden; de lichtere boten gaan op zondagmiddag al. De twee zwaardere boten wachten tot maandag omdat er dan meer wind staat.

Dus niet

Maandagochtend worden we op tijd wakker, klaar voor de start. De regen klettert op het dek. Vreemd, dat zat niet in de voorspelling. We denken dat het een tropische bui is, maar dat is niet zo. Het blijft hozen tot een uur of drie ’s middags. Die regen maakt het kansloos om naar de tanksteiger te gaan en de benodigde diesel te halen. Knarsetandend zitten we elkaar aan te kijken. Uiteindelijk gaan we teleurgesteld een heel eind wandelen.

Column Anna

Nog een laatste keer naar het strand

Op dinsdag schijnt de zon weer en nemen we écht afscheid van ons leuke plekje in de haven van Victoria. We tuffen een paar mijl naar een tanksteiger, mikken er een paar honderd liter in en gaan op pad. Heerlijk. Na een half uurtje begint een alarmpje binnen wat te jengelen. Geschrokken kijk ik naar binnen: op het motorpaneel brandt een lampje dat niet hoort te branden. “Motor uit!” brul ik naar Wietze. Die vliegt naar binnen en trekt de deur van de machinekamer open. Ik hoor niet precies wat hij zegt, maar fraai kan het niet zijn. Er spuit roze water uit de vuldop van de warmtewisselaar. Dat heeft het kennelijk al een tijdje gedaan, want het scheepsvlak is behoorlijk gevuld met water. Wietze start de elektrische lenspomp, ik grijp de hendel van de handlenspomp. Dikke stralen roze water vliegen naar buiten. Tijd om bang te zijn is er niet, het water moet eruit. We drijven op de wind en stroom langzaam terug naar de haven. Ik probeer de boel op koers te houden met alleen een puntje kluiver, terwijl Wietze zich binnen het hoofd breekt over wat er aan de hand is. Via de marifoon roepen we de haven op. Teneergeslagen worden we onder grote belangstelling binnengesleept en liggen we weer op onze oude stek. Ik kan wel gillen.

Warmtewisselaar

We gaan eerst opruimen en schoonmaken; Wietzes brein draait intussen overuren. “Ik denk dat ik weet wat het is, maar dan moet de halve motor uit elkaar” peinst hij. Kreun. Ik sprint naar de bank voor maar weer Seychels geld en voor beltegoed. Dit gaat even duren. De gedachte aan het hele in- en uitklaarcircus duw ik nog even weg, maar pleeg alleen een telefoontje naar de scheepsagent die we ingehuurd hebben. Overal medeleven, maar daar krijgen we de motor niet mee aan de praat. Terug aan boord zegt Wietze: “geef me de telefoon even, ik ga Pieter bellen”. Onze motor goeroe snapt het probleem en weet een truuk waarmee we niet de halve motor uit elkaar moeten halen. Wietze heeft twintig minuten later de koperen buis van de warmtewisselaar losgehaald: helemaal verstopt met allerlei schelpjes en andere aangroei. We wisten dat het hier hard gaat, maar zó erg hadden we niet verwacht. Na een heleboel prutsen en peuteren is alles eruit. Warmtewisselaar weer in elkaar en de motor loopt alsof er niks aan de hand is. Het is acht uur ’s avonds als Wietze het sein ‘brand meester’ geeft. Ik ben sprakeloos en kan gewoon niet geloven dat we morgen op pad kunnen.

Woensdag gehaktdag

Column Anna

Regen in aantocht

Eindelijk, op woensdagmorgen, gaan de lijnen weer los. Medezeilers weten goede grappen te maken, maar we zijn vastbesloten: deze keer gaat het lukken. Meteen buiten de haven gaan de zeilen omhoog en m’n hart zingt. Op pad! Als we om de bocht van het eiland zijn, kunnen we beginnen aan de lange, rechte weg zuidwaarts naar Madagaskar. Een berucht stuk van zo’n 700 mijl aan de wind. De wind is iets zuidelijker dan verwacht, dus we moeten hoog aan de wind varen. En het waait hard. “Woensdag gehaktdag” moppert Wietze, terwijl onze Anna Caroline zich zwoegend een weg zoekt door de steile golven. Donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag blijken ook gehaktdag te zijn. We zijn helemaal murw gebeukt als we eindelijk de schoten ietsje kunnen laten vieren om om Cap d’Ambre in het noorden van Madagaskar heen te steken.

Nog net niet om

Het stuk bij Cap d’Ambre is op z’n zachtst gezegd niet populair bij zeilers: drie knopen stroom en een soort compressiegebied voor wat betreft de wind. We zien het snel oplopen van 25 naar 35 en uiteindelijk meer dan 40 knopen. “Moet je zien, we lopen 9,6 knoop” brul ik enthousiast. De avond valt en Anna Caroline dendert door de verwarde golfslag heen. Het is griezelig. Officieel begint Wietzes wacht om 19.00 en braaf ga ik in bed liggen. Twee uur later zit ik in de kuip; dit moeten we samen doen. De wind huilt door het want, steeds schrillere tonen. De maanloze nacht verbergt gelukkig het ergste van de golven; we zien alleen wat er door ons toplicht aangelicht wordt. Hoger en hoger. Wietze gaat met de hand sturen, zich in een soort spagaat schrap zettend op de kuipbanken. Hoger en hoger worden de golven, de brekende kammen brullen om ons heen. En dan gebeurt het: een enorme golf pakt Anna Caroline op en gooit haar opzij. We zien het water steeds sneller naar ons toekomen.

Ik kan niet meer slikken van de stress. Wietze stuurt van de golf af en ze richt zich weer op. De volgende golf probeert het weer, maar ook deze keer gaat het goed. “Zo gaat het dus als je plat gaat” zegt Wietze nuchter. Ik hoef dit nooit meer mee te maken.

Schakelaar

Na vijf uur ellende zijn we de bocht om en wordt het rustiger. De lijzijde van het eiland, zowel voor wat betreft de wind en de stroom. Alsof er een schakelaar omgezet is. “Ga maar even slapen, het is nog maar 25 knopen” zeg ik met een grijns. Wietze is al vertrokken. Een beetje wazig gaat de ochtend voorbij. We slapen om de beurt, sturen grofweg naar het zuiden en proberen een plan te maken. De harde wind heeft een deel van de SSB-antenne van het achterstag geblazen, die moet weer vastgezet worden. Het watergeweld heeft zich door wat kleine spleetjes weten te werken, dus een rondje ‘ontzouten’ in de boot zou geen kwaad kunnen. Nog los van even op adem komen. “Hé jongens, hoe gaat het?” smst een medezeiler. “Kom lekker naar onze baai, we liggen hier als een vorst voor anker”. Huh? In Madagaskar? “Geen probleem, zo lang je maar niet bij dorpen gaat liggen. Wij varen hier al een paar dagen rond. Heerlijk hoor. En zo mooi”. We kijken elkaar aan, zoeken een m  ooie baai uit en gaan op pad. Het anker valt tussen kleine eilandjes, strandjes in de verte en baobab bomen op de hellingen. Ik zit met de verrekijker alles zo goed mogelijk te bekijken. Aan land gaan is uitgesloten. En dan ineens: “Bonjour!” Wietze schiet naar buiten met z’n camera. En sierlijk vaart een traditionele dhow met een gigantisch zeil langs ons heen. De vissers zijn even nieuwsgierig naar ons als wij naar hen. “Nice boat!” roepen we met duimen omhoog. “You too!” grijnzen ze terug. Mijn dag kan niet stuk.

Geheime baai, Madagaskar, november 2020

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten