Reisverhalen

Column Anna: Raft on the road

09:07

“Nou, willen jullie de volledige rondleiding?” vraagt Mike met een brede grijns. Wij lachen schaapachtig terug, nog helemaal duf van de lange autorit. “Ja, ik geef liever nu instructie dan dat ik later over jullie lees” wordt hij wat ernstiger. De blauwe tas van ons reddingsvlot gaat eraf. Dan komt een dikke transparante plastic zak tevoorschijn. Die knipt hij open en dan komen er wat meer herkenbare kleuren: zwart van de drijvers en knaloranje van het ‘tentje’ op ons vlot. Inmiddels staan we gespitst mee te kijken. Mike koppelt de gasfles af en grijpt één van de persluchtslangen die aan het plafond hangen. “Ja, dit is droge lucht. Anders blaas ik vocht mee in jullie vlot” legt hij uit. Sissend vouwt datgene dat we liever nooit willen zien zich voor ons uit. Wolkjes talkpoeder stuiven op. Beetje sinistere sfeer. Met een rilletje op mijn rug kijk ik om me heen. Op de vloer staan wel tien verschillende reddingsvlotten. Allemaal opgeblazen voor hun servicebeurt.

We hebben letterlijk en figuurlijk een lange weg afgelegd voordat we hier in deze werkplaats staan om ons reddingsvlot de eerste service te laten geven. Ruim drie jaar geleden schaften we het kort voor vertrek aan. ‘Internationaal merk’ werd erbij gezegd. In alle drukte in die laatste twee maanden hebben we niet gecontroleerd of ‘internationaal’ ook dát betekent wat wij nodig hebben: een internationaal netwerk. Het vlot is nu ruim drie jaar oud en moet dus voor de eerste servicebeurt naar een specialist. Dat leek een simpel klusje, totdat we er achter kwamen dat ‘internationaal’ wel van toepassing was het op vlot, maar dat het alleen op de landen in Europa betrekking had. Oeps. Even rondvragen op de steiger leverde al snel een verwijzing op naar een servicebedrijf dicht in de buurt. Het antwoord was kort en krachtig: “No, ma’am, we’re not gonna touch that raft”. Onbekend maakt onbemind. Ik bel nog een paar servicebedrijven die voor jachten werken, maar krijg overal nul op het rekest. Dan maar naar de professionele handel. Al snel heb ik Tom te pakken, kennelijk de grote-vaart-reddingsvlottenspecialist van de regio.

Tom is buitengewoon vriendelijk maar wijst ook resoluut het aanraken van het reddingsvlot af. “Meisje, toen jij nog geboren moest worden deed ik al vlotten” schept hij op. Ik grinnik maar even. “Ik weet dus best hoe het moet, maar ik mag het niet van mijn baas. Aansprakelijkheid hè”. Ja, dat liedje heb ik al een paar keer gehoord en ik raak geïrriteerd. “Zeg Tom, hoe slaap jij ’s nachts?” “Huh?” “Ja, je weet precies hoe je ons vlot moet servicen, maar toch wil je het niet doen. Je stuurt ons dus naar zee met een vlot dat niet geserviced is. Als het misgaat kunnen we je niet aansprakelijk stellen want dan zijn we dood. Als het goed gaat, stellen we je niet aansprakelijk omdat we daar geen reden toe hebben. Hoe kun jij als specialist hiermee nou leven?”  Het is even stil aan de andere kant van de lijn. Ik haal adem om mijn excuses aan te bieden voor mijn giftige reactie, maar hij is me voor. “Je hebt gelijk. Ik ga wat telefoontjes plegen”.

Twee dagen later belt hij terug. “Hier heb je het nummer van David. ‘Da Raftman’ doet exotische vlotten. Ik heb hem gesproken en hij weet dat je hem gaat bellen”.  Opgetogen bedank ik hem. Het contact met de fabrikant in Engeland had ook niet zoveel opties opgeleverd, dus deze strohalm pak ik graag vast. David had zijn huiswerk al gedaan en meldt zakelijk dat hij het merk niet kent, maar er op het eerste oog wel enthousiast over is. Hij gaat zich als importeur melden bij de fabrikant. Daarmee krijgt hij dan ook de training en certificering om ons vlot te servicen. Ik geloof mijn oren niet. “Zeg, waar in San Francisco zitten jullie eigenlijk?”. En dan komt de aap uit de mouw. “Wij zitten in Los Angeles” zegt David rustig. Jeemig, dat is zes uur rijden hier vandaan! Vanwege de gasfles die er in zit, lijkt het me redelijk kansloos om te proberen het op te sturen. Ik schiet in de lach: “David, we komen naar je toe”. Het certificeren neemt uiteindelijk nogal wat tijd in beslag. Maar dan komt het verlossende mailtje: we kunnen op pad. Auto en logeerplek geregeld en daar gaan we. Het rijden in Californië is geen straf, we genieten van het mooie landschap.

“Mike, wat is er nou merkspecifiek aan zo’n vlot?” vraagt Wietze. “Meestal alleen die vacuumzak die het vocht eruit moet houden” zegt hij. “Daarnaast kunnen er lampjes op zitten die merkspecifiek zijn. Verder is alles generiek: ernstvuurwerken, eten, drinken, dat soort zaken”. Hij wringt zijn forse gestalte in het vlot en stelt ondertussen allerlei vragen aan ons. Of we weten hoe we een vlot om moeten draaien? En in welke volgorde we erin moeten klimmen? We dreunen alles op. De veiligheidstraining die we járen geleden in Rotterdam deden heeft enorme indruk gemaakt. Tevreden bromt Mike vanuit het binnenste van ons vlot. Een tel later: “Hmmm. Dit klopt niet”. En hij maakt een oranje kastje los. Mopperend rommelt hij verder en klimt dan naar buiten. “Kijk. Dit is de batterij voor het stroboscooplicht dat bovenop jullie vlot hoort te zitten”. Ik zie Chinese tekens op het kastje. Daar worden ze dus gemaakt. “De een of andere slimmerik heeft het kastje niet goed gemonteerd en het licht zit op z’n kop. Het schijnt naar binnen. Daar zouden jullie dus helemaal gek van geworden zijn”. Ik kan zien dat hij nijdig is. Maar hij vermant zich en neemt alles in het vlot met ons door. “Peddels. Zijn meestal niet geschikt om te peddelen. Wel goed om iemand een lel mee te verkopen”. De twinkels zijn terug in zijn stem en wij grinniken mee. De zeeziektepillen, het mes, sponsjes, hoosemmertje, kotszakken, notitieblokje, ernstvuurwerken, stoppers om lekkages te repareren: alles hebben we in onze handen. Ik noteer wat zaken die we eigenlijk nog extra in de noodton moeten stoppen. Babydoekjes, mueslirepen.

Het vlot moet een nachtje onder druk blijven staan. Wij praten nog wat na en vertrekken naar ons logeeradres. Vlak bij de deur realiseer ik me dat het gesis dat ik de hele tijd hoorde, nu minder is. Zou er een lek in die persluchtinstallatie zitten? De volgende ochtend krijgen we het antwoord. Mike en David melden ons dat een overdrukventiel in ons vlot verkeerd geassembleerd was. “Jongens, als jullie het vlot hadden moeten gebruiken, hadden jullie de hele tijd moeten pompen. Eén van de drijvers liep gewoon leeg”. Daar schrikken we van. Hoe is het mogelijk dat zoiets zo afgeleverd wordt? Ik denk terug aan alle gesprekken met collega-zeilers die ons voor gek verklaarden dat we zoveel moeite deden om het vlot te servicen. ‘Kun je best vijf jaar mee wachten’ was de teneur. Blij dat we toch doorgepakt hebben.

Mike en David voelen met ons mee. “Hebben jullie nog meer ernstvuurwerken nodig?” vragen ze. Daar kun je nooit genoeg van hebben, dus we knikken. Het blijkt dat ze op de vlotten voor de grote vaart steeds alles moeten vervangen, ook al is het nog niet over de houdbaarheidsdatum. Er komt een doos aan te pas die in razend tempo gevuld wordt met van alles en nog wat. “Zouttabletjes voor jullie zwemvesten?” “Batterijen?” Het lijkt wel of we jarig zijn. Mike staat een beetje schattend naar ons te kijken en loopt weg. Als er ook nog twee blitse T-shirts in de doos geschoven worden wordt het tijd om te gaan.

Als we in de auto uitgelachen zijn, start Wietze de motor. “Met de vlam in de pijp”… galmen we als we de Interstate weer opdraaien. Nog zes uur te gaan.

Los Angeles, Verenigde Staten, maart 2017

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten