Reisverhalen

Column Anna: Raadsels in de nacht

15:45

Eén van de meest gestelde vragen is: “hoe doen jullie dat ’s nachts?” Met de veronderstelling dat we midden op de oceaan voor anker gaan, kunnen we over het algemeen snel korte metten maken. Maar ook het wachtlopen intrigeert veel vragenstelllers. Men veronderstelt al gauw dat we allebei een hekel aan de nachten hebben. Maar dat is niet zo. We vinden het tijdens langere zeiltochten prima om te genieten van de rust van een mooie nacht. Urenlang heb ik in de kuip met mijn hoofd in mijn nek zitten kijken aar de sterrenhemel.

En dat doe ik nu weer. We zijn aan het einde van onze tweede rugzakreis terechtgekomen in de Atacamawoestijn. Overdag lopen we met korte mouwen, ’s nachts slapen we in de vrieskou onder vier dekens en met het thermisch ondergoed aan. De temperatuurverschillen zijn enorm. Precies zoals het hoort in de woestijn. Als we op een avond rillend uit een restaurant terglopen naar het hostel, loop ik weer met mijn hoofd in mijn nek. “Kijk nou toch” wijs ik. Wietze bromt instemmend, terwijl hij oplet of ik niet in zeven sloten tegelijk loop.  De sterrenhemel is prachtig. We lazen dat het hier stikt van de observatoria. Over het hoe en waarom tasten we in het duister, dus we gaan de volgende dag op onderzoek uit.

Al snel hebben we beet. ’s Middags drinken we koffie met Caio Fraga, een jonge Braziliaanse astronoom. Hij ratelt in hoog tempo in een mix van Spaans, Engels en Portugees. “De Atacamawoestijn is de droogste plek op aarde. Daarom is er geen water dat kan verdampen en daardoor het zicht op de sterren kan belemmeren. Je kunt alles simpelweg beter zien”. Hij vertelt over de twee grootste observatoria: Alma en Paranal. Grote internationale samenwerkingsprojecten, veel geld en veel wetenschappelijk onderzoek.

Caio stopt zijn enthousiaste verhaal en krijgt een dromerige blik. “Al van kinds af aan ben ik met astronomie bezig. Maar ik heb nog nooit een nachtelijke hemel op het noordelijk halfrond gezien” zucht hij. Wij leggen uit dat we beide nachtelijke hemels vanaf onze eigen boot veel gezien hebben, maar de verschillen moeilijk kunnen duiden. Zeker mij frustreert dat enorm. Ik zou zó graag meer willen begrijpen van wat we zeilend ’s nachts zien, maar het lukt me niet om een begin te maken met het herkennen van sterren. “Weet je wat?” springt Caio op. “Ik kom jullie vanavond halen en dan gaan we kijken”.

Bibberend van de kou staan we uren later op een donkere plek in de grote woestijn. Eén van Caio’s telescopen wordt in stelling gebracht en we werpen een eerste verbijsterend heldere blik op de maan. “Saturnus wel eens gezien?” grijnst hij. Even later zit mijn oog bijna vastgeplakt aan het oculair van de telescoop. Saturnus plus de ringen er omheen zijn prachtig te zien. Ongelofelijk. Caio pakt een soort laserpen en schijnt in de lucht. “Kijk” wijst hij “zuiderkruis”. Ah, dat zijn vier sterren en niet eentje. Met een zelfspottende grijns denk ik aan de vele nachten dat ik naar één heldere ster op zoek ben geweest. In rap tempo volgen er meer sterren die een aha!-gevoel oproepen.

“Zeg Caio” probeer ik voorzichtig om niet al te onnozel te kijken “we lijken hier veel meer van die vegen van kleine sterretjes aan de hemel te zien dan ten noorden van de evenaar”. Zijn gezicht licht op. “Klopt, wat goed dat jullie dat opgevallen is”. Ik gloei toch een beetje van trots. Hij houdt zijn hand voor zicht met de vingers gespreid. “Kijk, elk van mijn vingers stelt een sterrenstelsel voor. De aarde is natuurlijk ook onderdeel van zo’n sterrenstelsel. Stel dat mijn middelvinger ons stelsel is. De aarde zit dan helemaal aan het uiteinde”. Hij wijst naar zijn vingertop. “De aarde draait om de zon, maar altijd in een bepaalde hoek tot de zon. Alsof er een as door de aarde steekt en onze planeet daar omheen draait. Dat betekent dat de noordelijke helft van de aarde altijd deze kant op kijkt”. Hij wijst in het verlengde van zijn vinger. “Je kijkt naar buiten, waardoor je geen sterren met het blote oog kunt zien”. Nu wijst hij langs zijn vinger in de richting van zijn handpalm. “Hier op de zuidelijke helft kijken we als het ware naar binnen, waardoor je de andere sterrenstelsels kunt zien. Dat zijn die vegen van kleine sterretjes die jullie gezien hebben”.

Enthousiast draait hij weer aan zijn telescoop en wijst nog veel meer aan. Wietze is al net zo gretig als ik. Het is ongelofelijk mooi. Nu snappen we eindelijk een beetje meer waarom Caio nog steeds in korte broek in de kou rondloopt. Je vergeet het gewoon. Tegen twee uur in de ochtend stappen we weer in zijn auto. Koud, moe en onder de indruk van de nieuwe wereld waarvan vandaag voor ons een tipje van de sluier opgelicht is. Smaakt naar meer.

San Pedro de Atacama, Chili, juli 2015

Tekst en foto’s: Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten