Reisverhalen

Column Anna: Kwatsi Bay

08:06

Inmiddels hebben we de tweede horde genomen en zijn de Queen Charlotte Sound overgestoken. Net zo’n klotsbak als Dixon Entrance een ruime week geleden, zeker omdat er een gemene noordwesterstorm overheen stond. Typisch gevalletje van ‘dat zal wel meevallen-denken’ en dus een boot die op z’n kop stond. Uiteindelijk hebben we alles weer teruggevonden. Stelletje sukkels die we zijn. We vonden een mooie ankerbaai om op adem te komen. De volgende ochtend natuurlijk weer vlak water. Nieuwsgierig gaan we op pad. De eilandengroep die voor ons ligt heet de Broughtons. Populair bij pensionado’s uit het gebied rond Vancouver en Seattle.Het is te ver voor een zomervakantie, dus dit zijn watersporters die wat ruimer in hun tijd zitten. Ook zie je de boten die de hele reis naar Alaska gemaakt hebben en nu op de terugweg zijn.

De Broughtons bestaat uit grotere en kleine eilanden die hoog, van graniet en bebost zijn. Donker en mysterieus, zeker in de ochtendmist. Het stikt van de ankerbaaitjes. Als de zon rond lunchtijd doorbreekt, is het helemaal een lust voor het oog. Ik blader me een ongeluk in de vaargids. Waar zullen we heen gaan? De afgelopen dagen hadden we de ene mooie ankerbaai na de andere, dus ik heb wel weer zin in een haventje. Op ons aanbevelingen-lijstje staat Sullivan Bay. We besluiten er eens te gaan kijken.

Als we de wijde baai invaren, krabben we in eerste instantie op ons hoofd. Huizen? Aan steigers? We roepen ze op en ze hebben een plekje voor ons. Steiger vier. Voorzichtig varen we erheen. Wat blijkt? We moeten afmeren tussen een riante woning met een helikopter op het dak en een forse motorboot. Aan de overkant van de steiger ligt een leuk zeiljacht. We kijken onze ogen uit en bestoken de lijnhelpers met vragen zodra we vastliggen. Ze leggen uit dat welvarende inwoners van Vancouver en Seattle een drijvend zomerhuis laten bouwen. Net zoals vroeger de houthakkers hun hutjes op drijvende boomstammen bouwden. Maar dan nu met jacuzzi, zullen we maar zeggen. Die huizen worden naar mooie baaien gesleept en afgemeerd aan steigers. Dus het is een gecombineerd vakantiepark en jachthaven. Je kijkt je ogen uit. Alles drijft op grote boomstammen van wel een meter doorsnede. We slenteren over de brede steigers (die straatnamen hebben) naar het havenkantoor annex winkeltje. “Niet vergeten hoor, om vijf uur is het happy hour in de witte tent”. Happy hour? “Ja, je neemt je eigen drankje en hapjes mee. Is leuk” zegt de havenmeesteres.

We genieten van de zon en kijken onze ogen uit als er een helikopter landt op een klein drijvend plateau achter de boot. Met een klein bootje worden de passagiers naar hun woning gevaren. Even later een watervliegtuig bij de steiger die ‘Airport’ heet. Veel gekker moet het niet worden. Voor we het weten is het vijf uur. We graaien wat chips en drankjes bij elkaar en gaan er naar toe. Alle bootjesmensen zitten aan lange tafels geanimeerd met elkaar te praten. De hapjes staan op een soort buffetje en men snaait naar hartenlust. Mike, de ‘caretaker’ neemt het woord. We gaan een ‘roll call’ doen: iedereen moet zich voorstellen en een kort praatje houden: waarvandaan en waarnaartoe. De Amerikaanse en Canadese watersporters weten zich met de nodige humor van hun taak te kwijten. Het is wel duidelijk dat wij een buitenbeentje zijn, dus als het onze beurt is wordt het wat stiller. Gelukkig gaat het goed en krijgen we zelfs een applausje als het achter de rug is. Het gros vertrekt naar de ‘golfbaan’ voor een wedstrijdje ‘boei met vlag raken’. Een bootje pikt de ballen weer uit het water op. Wij doen niet mee omdat we bestormd worden door mensen die nog wat vragen hebben.

Al napratend wordt duidelijk dat er op allerlei plekken in de Broughtons dit soort haventjes zijn. En allemaal hebben ze hun eigen signatuur, vaak gevoed door de activiteiten die ze organiseren. Daarmee ontstaat een heel eigen sfeer die kennelijk bij de gasten en eigenaren goed valt. Veel watersporters komen hier al jaren en kennen de kenmerken en activiteiten van elke haventje.  Als we een zeiler vragen om advies voor een volgende stop is hij resoluut. ”Jullie moeten naar Kwatsi Bay. Jullie zeker”. Dat laatste snappen we niet, maar we lezen in de vaargids dat Kwatsi Bay erg mooi is, dus we gooien de volgende dag los en kachelen erheen. Als ik even doorlees, zie ik dat één van de eigenaars een Nederlandse is. Ah. Op zo’n tien mijl van de baai vandaan roep ik ze op om te vragen of ze plek hebben. Op mijn “Kwatsi Bay, this is sailboat Anna Caroline, do you copy?” komt een heel vrolijk antwoord. Tuurlijk, voor ons is er plek. Even later draaien we de baai in. Onze monden vallen open. Steile granieten wanden, torenhoog. Van een onwerkelijke schoonheid. Een diepe fjord en helemaal aan het einde zien we wat gebouwtjes en een steiger. Voorzichtig naderen we. Breed zwaaiend staat Anca klaar. “Wat leuk, Nederlanders!” zegt ze in vlekkeloos Nederlands. Breed lachend kwekken we ons de afmeermanoeuvre door. Een heerlijke sprankelende vrouw die enthousiast vertelt over de prachtplek waar ze woont en werkt. “Is Anca de Canadese versie van jouw naam?” vraag ik. “Nee, het komt van Anna Caroline” zegt ze lachend. Ik sta paf. “Ik ben geboren in Zoetermeer, maar toen ik 18 was zijn we als gezin naar Canada geëmigreerd” legt ze uit. Dan sprint ze weg om een andere boot te helpen. Haar man Max komt even later kennismaken. “Daar achter dat bosje is een leuke waterval. Pak maar even een van die kano’s en ga maar kijken” biedt hij aan. Als we verder staan te praten over het varen in de Broughtons, komt er ineens een groep van wel dertig dolfijnen op topsnelheid de baai in. Hoop gespetter. “Mooi hè?” zegt hij. “Ze zitten achter de zalmen aan”. Waar is de camera als je er een nodig hebt?

Om vijf uur is er ook hier een happy hour. Anca en Max doen gelukkig niet aan ‘roll calls’. Het is een gezellige borrel met senioren van diverse pluimage. Gelukkig komen we ook wat leeftijdgenoten tegen. “Sommige mensen komen hier al vijftien jaar” legt Anca later uit. Zij streken hier dertig jaar geleden neer omdat ze graag in zo’n mooie omgeving wilden wonen. Het haventje voor tien boten ondersteunt hun levensstijl. Het is nogal afgelegen, maar dat deert ze niet. Hun kinderen Marieke en Russell zijn inmiddels het huis uit. “Weet je wat ik nou niet snap?” zegt Anca terwijl het laatste zonlicht over de boten strijkt. “Dat we hier niet meer Europeanen zien. Het is hier zó mooi, maar zo onbekend”. Ik ben het volkomen met haar eens.

Kwatsi Bay, British Columbia, augustus 2016

 

 

 

 

 

 

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten