Reisverhalen

Column Anna: Geen droom zonder offer

08:04

‘O meid, wat heerlijk voor jullie!’, lees ik op mijn telefoon. Een lief berichtje van een zeilvriendin die nu ergens bij Noorwegen vaart. Ik zit met mijn rug tegen een koele tegelmuur op het vliegveld van Willemstad, Curaçao. Wietze staat in de menigte bij het aankomsthekje. Straks is het weer mijn beurt en kan hij even afkoelen. Ik kijk naar mijn telefoon en zie de andere berichtjes die we de afgelopen week kregen. ‘Geen droom zonder offer’, schreef een vriendin. We mailden elkaar over een onderwerp dat bij veel zeilers speelt. Ons heerlijke leven als zeilende reizigers heeft immers ook een keerzijde. Het gemis van familie en vrienden. Het gemist worden bij belangrijke gebeurtenissen in Nederland. Ieder gaat daar weer anders mee om. De één gaat elk jaar minstens een maand terug naar het thuisland. De ander vraagt regelmatig vrienden of familie mee aan boord. Bij gezellige etentjes en borrels is het missen van familie, vrienden en gebeurtenissen vaak onderwerp van gesprek. Maar het feit dát we die gesprekken hebben, betekent dat onze medezeilers ook nog steeds bereid zijn om dit offer te brengen om hun dromen waar te maken.

“Kijk, daar is ze!” roept Wietze. Ik spint naar het hekje, we rekken onze nekken en zien in de verte een zo vertrouwde gestalte een knalblauwe koffer van de bagageband trekken. Na een vriendelijk knikje naar de douanemannen huppelt mijn moeder ons met al haar 77 lentes tegemoet. Nog voordat ze het gebouw van het vliegveld uit is, slaan we vier armen om haar heen. Heerlijk weerzien. En heerlijk vooruitzicht: een week lang bijpraten en genieten van elkaars aanwezigheid.

Het plannetje ontstond een paar weken geleden. We zochten de vluchten vanuit Chili naar Suriname uit en kwamen tot de ontdekking dat vliegen in Zuid-Amerika een soort hink-stap-sprong is. Directe vluchten zijn een zeldzaamheid, je moet dingen aan elkaar puzzelen om ergens te komen. Om van Valdivia in Chili naar Paramaribo te komen, zijn vier verschillende vluchten nodig. En je stopt hoe dan ook een keer op de Antillen. Toen begon het lampje te branden. Naar de Antillen gaan immers directe vluchten uit Nederland. “Zeg mam, we hebben een idee” was het telefoontje dat er al snel op volgde.

Als we uit ons vliegtuig van Paramaribo naar Curaçao stappen, weten we dat het nog een halve dag gaat duren voordat ze aankomt. We pikken de huurauto op en brengen het gehuurde appartementje op orde. Boodschappen doen bij een supermarkt die net zo goed in Nederland had kunnen staan; het is voor ons een hele belevenis. Drop, speculaas, pindasaus: een sensatie om het zo maar uit het schap te kunnen pakken en met een Nederlandse pinpas af te kunnen rekenen. Het duurt niet lang voordat de eerste zak drop al gesneuveld is.

Voordat we naar het vliegveld gaan, kúnnen we niet anders dan even naar het Spaanse Water rijden. Bootjes kijken. Er liggen heel wat jachten voor anker. Witte koppen op het water, dinghies liggen te klotsen tegen het steigertje. Zien we nog bekenden? Wel wat Nederlandse vlaggen, maar geen bekende boten. Later deze week nog maar eens kijken.

En natuurlijk vliegt die week voorbij. We toeren het eiland rond, bekijken musea, markten, stranden en mensen. Wietze en ik halen herinneringen op aan ons Rondje Atlantic dat we in 1999/2000 maakten. Mijn moeder valt uit haar stoel van veel nieuwe indrukken en wij vieren het kijkfeest met haar mee. Na alle walvissen, dolfijnen, albatrossen en ander moois dat we in de afgelopen jaren gezien hebben, kunnen we ons nog steeds verheugen over nieuw moois dat voorbij zwemt, kruipt en vliegt. En eerlijk is eerlijk, Moeder Natuur trekt deze week ook alle registers open. Nét als wij voorbijrijden, staan er tientallen flamingo’s klaar voor een ererondje over een lagune. Onvergetelijke beelden. Nét als we zitten te ontbijten, landen er papegaaien op het terrashekje. Nét als we met een kopje koffie neergeploft zijn op een strandje, klapwiekt een pelikaan voorbij en gaat vlakbij ons een maaltje vis bij elkaar sprokkelen.

De volgende dag zitten we weer aan zo’n pareltje van een strandje. Wietze snorkelt, mijn moeder struint wat langs de waterlijn. Ik kijk op mijn telefoon en zie dat we wifi hebben. De foto van ons drietjes die we een paar dagen geleden op Facebook zetten, levert heel wat reacties op. Zeker van medezeilers die begrijpen hoe het is om zo’n ontmoeting halverwege Chili en Nederland te hebben. Ik realiseer me dat je je ergens altijd wel bewust bent van de afstand. Maar pas in zo’n week als deze word je je er sterker van bewust. Weegt het op? Voor ons vooralsnog wel. Zeker ook omdat de mogelijkheden om contact te houden talrijk zijn. En die gebruiken we dan ook intensief.

Met het zout nog in ons haar staan we een paar dagen later weer op het vliegveld van Curaçao. Onze vluchten vertrekken tegelijk. Terwijl ik uit het vliegtuigraam naar haar toestel op de startbaan kijk, prikken de tranen in mijn ogen. Geen droom zonder offer. “Zodra we aan boord zijn, moet je maar even Skypen” zegt Wietze zachtjes. Ik geef hem een kus en knik dapper.

Willemstad, Curaçao, september 2015

 

Lees hier meer zeilcolumns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten