Reisverhalen

Column Anna: Bring en braai

08:00

Column Anna
Bomvolle haven in Durban

“Hoe voel je je?” vraag ik aan Wietze. “Uh” is het antwoord. Zijn asgrauwe gezicht vertelt genoeg. Allebei zijn we in de kleffe armen van de zeeziekte gewandeld. Dat is uitzonderlijk, want meestal heb ik er geen last van. “Wat een rotzee” mopper ik. “Uh” lijkt Wietzes standaardtekst te zijn deze dag. Ik kijk lichtjes wanhopig om me heen. Grauwe lucht, grauwe zee met metershoge steile, vierkante golven die overal vandaan komen. De wind is net iets te voorlijk om lekker te kunnen zeilen, dus de motor staat bij om hoogte te houden. Links en rechts een parade van visserschepen en gigantische vrachtschepen, dus zoveel ruimte om te gaan kruisen is er niet. “Kijk eens” wijs ik. “Bijna 9 knopen”. Nu kan er wel een klein lachje van af. Het is miserabel, maar het schiet in elk geval op. “Nog tweehonderd mijl te gaan” zeg ik motiverend.

 

Column Anna

Het waait snoeihard

De gevarenzone

Na heerlijke weken in Richards Bay wordt een sluimerend probleem steeds dringender: het gebrek aan een weergat om naar het zuiden te komen. Praktisch gezien hebben we drie maanden in Zuid-Afrika en daar is er eentje al bijna van op. Om naar Kaapstad te komen hoeven we maar duizend mijl af te leggen. Dat kan in een dikke week. Maar het probleem is dat je enerzijds enorm veel stroom mee hebt door de Agulhas Current, maar aan de andere kant over het algemeen zuidenwind hebt. Wind tegen stroom is een slecht idee, zeker hier: torenhoge golven die echt gevaarlijk zijn voor elk schip, maar zeker voor een jacht. Het wordt door iedereen ‘de gevarenzone’ genoemd. Wachten dus op een gaatje na een front. Die gaatjes zijn dit jaar erg kort. We besluiten om een sprintje te trekken naar Durban, 90 mijl naar het zuiden. Het gaat precies goed: met een dikke bries achterop blèren we naar Durban. In het vroege ochtendlicht varen we tussen enorme hoeveelheden geankerde vrachtschepen door. “Anna Caroline what are your intentions?” roept de havendienst ons op. Wietze ligt plat van het lachen in de kuip: “Wat denkt die oen! Dat we met 25 knopen wind en 4 knoop stoom op de kont lekker in de rondte gaan koetelen hier?” Ik vertaal dat naar: “Sir, our intentions are to enter the port”. Dat mag gelukkig. Eenmaal binnen gaan de zeilen neer en weten we zowaar een plekje in de bomvolle jachthaven te krijgen.

Lijfwacht

Column Anna

De tuin van de Royal Natal YC in Durban

De Royal Natal Yacht Club is een baken van gastvrijheid. We worden uitgenodigd om tijdelijk lid te worden, mogen douchen en eten lekker in het clubrestaurant. Werkelijk overal worden we gewaarschuwd om toch vooral niet op straat te lopen, taxi’s te nemen, geen dure dingen of juwelen bij ons te hebben, et cetera. We worden er kriegel en zenuwachtig van, dus onze strategie is om eerst maar eens een stadstour te doen met zo’n dubbeldeksbus. Een klapper: we krijgen goed zicht op de buurten waar we wel en zeker niet willen zijn. De volgende dag wandelen we heerlijk langs de kilometerslange boulevard. Het wemelt er van de politiemensen, waarvan er eentje heel ontspannen achter ons blijft fietsen. “Wat attent” zeg ik tegen Wietze. Die kijkt er toch wat zuur bij.

Eenmaal terug bij de jachthaven eten we weer een hapje bij de jachtclub. “O verhip, het datakrediet is op” zeg ik met de telefoon in m´n hand. “Daar bij dat tankstation kun je wel wat bij kopen” wijst Wietze. Het tankstation is letterlijk tweehonderd meter van de jachtclub vandaan, gewoon aan de overkant van een brede weg. Als ik naar buiten stap, kijkt de bewaker me vragend aan. “Hi Junior” zeg ik met een grijns. “Waar ga je heen?” vraagt hij zoals altijd. “Naar dat tankstation”. Een grote hand landt op mijn schouder. “Wacht”. Z’n collega wordt van een andere plek geroepen, Junior trekt z’n jas aan en loopt met me mee. Ik lach een beetje: “Leuk hoor, zo’n lijfwacht”. Junior is een beer van een Zulu en hij kijkt me donker aan. “Mevrouw, geen grapjes. U bent hier niet veilig”. Stilletjes loop ik nog wat dichter naast hem. Eenmaal binnen is hij weer gewoon ontspannen als altijd. Ik koop data, hij een pakje kauwgom. Maar eenmaal buiten is hij weer geconcentreerd op alles om ons heen. Mijn stem schiet uit als ik een praatje over het weer wil beginnen. “Laat maar” zeggen zijn ogen. Veilig bereiken we de jachtclub weer en ben ik een lesje rijker.

Stap twee

“Het is wat het is: niet ideaal, maar we moeten het ermee doen” zucht Wietze als we voor de zoveelste keer over het computerscherm hangen. De regen gutst op het dek, de wind huilt door de verstaging. Het ideale moment om uit te klaren naar de volgende haven. De gebruikelijke rondgang naar kantoortjes is gelukkig vanwege Covid opgeheven: de jachthaven mailt scans van de papierwinkel naar de havenpolitie, immigratie, douane en ‘de toren’. Die toren is belangrijk: als zij niet weten dat je weg mag, kom je de haven niet uit. Op het staartje van het front motoren we langs de toren en krijgen groen licht voor de volgende 260 mijl naar East London. Of 400 mijl naar Port Elisabeth als we geluk hebben.

Eenmaal buiten staat er een hoge en verwarde zee. “Restant van het front” zegt Wietze rustig. Anna Caroline is als altijd een tijger die haar weg zoekt door deze wildernis. Zout water vliegt op oorhoogte voorbij, maar ze blijft doorploegen. Het wordt een zware tocht door een wirwar van stroom, scheepvaart en wind die maar niet naar de modellen wil luisteren. Na 250 mijl zien we East London als een baken op de kaart liggen. “Wat denk jij?” kijk ik Wietze aan. “Uh”. Mooi, East London wordt het dus. Op zich kunnen we doorvaren naar Port Elisabeth, maar dan krijgen we nog eens 20 uur dik 40 knopen wind over ons heen. Van achteren en met 4 knoop stroom mee. Een ideaal pakketje toch? Nee, we zijn kapot.

Voor- en achterboeitje

Column Anna

De Buffalo River Yacht Club

Met een zucht van opluchting draaien we aan het einde van de dag de Buffalo rivier op met het stadje East London op de oevers. Gigantische autoboten liggen aan de kade: er is hier een hele grote autofabriek. Na twee mijl doemt een grote brug op met net ervoor de Buffalo River Yacht Club. We worden al opgeroepen: “We hebben nog een voor- en achterboeitje vrij. Pak die maar”. We kijken en zien alle boten in vier keurige rijtjes liggen. Tussen elk boeitje hangen twee voorlijnen en twee achterlijnen, die weer met een touwtje aan elkaar zitten. Heel eenvoudig: je pikt het middentouwtje met je pikhaak op, belegt de lijnen op je vier bolders en klaar is Kees. Tot zover de theorie. Nu dezelfde actie met twee zwaar vermoeide zeilers die het in het tanende avondlicht niet goed zien. Laat ik het samenvatten en zeggen dat we uiteindelijk tussen de boeitjes liggen.

“Tot zo in de bar” horen we commodore Conrads stem uit de marifoon schallen. “Dacht het niet” zegt Wietze resoluut. We maken een makkelijke hap en tollen ons bed in.

Column Anna

Braai is een serieuze aangelegenheid in East London

De volgende dag blazen we de bijboot op en varen naar de jachtclub. Het is zondag en het is als een warm bad. Douches, wasmachine, ritjes naar de supermarkt of voor het vullen van gasflessen: niks is de leden te veel. We wentelen ons in de gulle gastvrijheid van deze kleine club. “Morgen hebben we ‘bring en braai’. Jullie komen toch?” zegt barman Ryno. Tuurlijk. Bring en braai betekent dat je je eigen vlees en groente meeneemt. De club zorgt voor de rest. Op groot vuur worden steaks en boerewors (zonder t) hartstochtelijk geroosterd. We zitten op het terras en kletsen wat af met de bijzondere mensen van de club.

In het donker roeien we terug naar de boot. “Hoe lang nog voor het volgende weergat?” vraagt Wietze grinnikend. “Nog zeker twee dagen” grijns ik terug.

East London, Zuid Afrika, december 2020

 

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten