Voor zeilers, door zeilers

Column Anna: Wat is dat?

Armen wijd, voeten iets uit elkaar. Rustig sta ik voor me uit te staren terwijl een beveiligster mi…

Ik haal adem en loop naar de bakken toe. “Is deze rugzak van u?” Als ik knik, klopt Bert op de onderkant. “Hier zit iets groots. Wat is dat?” “Oh, dat is een dynamo” zeg ik op een manier alsof het een nieuw type lipgloss is. Bert grijnst een beetje en is nu echt nieuwsgierig. Uitpakken dus. Ik vervloek mezelf omdat ik op het laatste moment nog wat wasgoed in die rugzak gepropt heb. Alles moet eruit. Als de dynamo even later uit de rugzak gewurmd is en open en bloot voor Bert ligt, kijkt hij me vragend aan. Met mijn stomme kop zeg ik ook nog: “Kijk, een dynamo. Ziet u de koperen draden lopen?”. Ik geloof niet dat Bert in koperdraden geïnteresseerd is. Een beetje geïrriteerd vraagt hij waarom ik met een dynamo in mijn rugzak reis. Ik ratel een verhaal over onze boot, reserveonderdelen en nog wat details. Wietze staat inmiddels naast me en maakt vriendelijke geluiden. “Hoort ze bij u?” vraagt Bert. Apparaten zijn mannendingen, daar maak ik me al niet meer druk over. Als Wietze instemmend knikt, mag de dynamo weer in de rugzak. En het wasgoed. Als we weglopen, komen de lachkriebels weer terug. Gauw een kop koffie scoren en even bijkomen. Schiphol op een hele vroege maandagmorgen. De eerste horde is genomen.

De tweede horde is iets spannender. Bij de tussenstop in Dublin doen ze een ‘pre-check in’ voor de Verenigde Staten. Goed nieuws, want de lange rijen in San Francisco zijn berucht. Minder goed nieuws is dat het heel rustig is op de luchthaven en dat de heren dus alle tijd hebben om de bagage te controleren. En daar gaan we dus weer. “Wat is dat?” “Een dynamo”. “Waar hebt u die voor nodig?” “Om elektriciteit op te wekken”. Dat is kennelijk iets te wijsneuzig. Eerst gaat hij met een soort snuffelapparaatje op zoek naar schadelijke stoffen. Die zitten er tot mijn opluchting niet op. Daarna moet alles tevoorschijn gehaald worden: de bootpapieren, onze cruisinglicense en het nummer waarmee we in het systeem van Homeland Security zitten. Al die papieren zitten in de rugzak die Wietze bij zich heeft. Na enig zweten mogen we samen bij de balie staan en alles overhandigen. Terwijl we vingerafdrukken afstaan en onze foto moeten laten nemen, verschijnt er tot mijn starre verbazing op het scherm een foto van onze koffer. “Is deze van u?” Ik knik. “En deze?” Wietze knikt en ik zie hem denken: ‘daar zit het raam in. Nu gaan ze echt vragen stellen’. Maar nee, hij zoekt in onze inmiddels half vol gestempelde paspoorten een mooi plekje en knalt er een stempel in. Ontspannen beantwoorden we daarna zijn vragen over onze reis. Toch wel een aardige man, blijkt nu. “Tweede horde genomen” bromt Wietze als we met de loodzware rugzakjes naar de koffiehoek strompelen.

Eenmaal op het vliegveld in San Francisco wachten we geduldig bij de bagageband. De reistas en koffer komen ongeschonden naar ons toegerold.

Beveiligingsmensen kijken geïnteresseerd naar ieders bewegingen. Ik verwacht elk moment een tikje op onze schouder met de ‘wilt u even meekomen?’-vraag. Met de mondhoeken streng in toom pakken we alles op en rijden in draf het bagagekarretje naar buiten. Buurman Marty staat ons op te wachten. “Welcome back!” roept hij als hij ons ziet. Gezamenlijk tillen we ons een breuk om alles in zijn kofferbak te krijgen. Opgelucht ploffen we daarna in zijn auto. Bijna thuis.

Emeryville, VS, december 2016