“Hier, spoel je mond even.” Zachtjes tik ik Wietze’s arm aan. Een kreun en weer een golf braaksel ‘over de muur.’ Hij pakt het glas aan en schenkt me een flauwe glimlach. Een steek in mijn hart. Ik vind het verschrikkelijk als hij zo zeeziek is. Even later draait hij zich om en zit flauwtjes in de kuip. Nog een slok water en dan komt de onvermijdelijke vraag: “Heb je iets te eten voor me?”
In de vele jaren dat we samen varen is de zeeziekte van Wietze altijd iets geweest dat tot opgetrokken wenkbrauwen heeft geleid. Veel mensen vragen zich af hoe je zóveel plezier kunt beleven aan het zeilen dat het de ongemakken van zeeziekte overstemt? Voor Wietze slaat de balans nog altijd positief door. Het zeilen en reizen geeft veel voldoening en de zeeziekte lijkt in de loop der jaren minder te worden. Het patroon wordt ook grilliger: de ene keer is het erger dan de andere keer. En iedere keer is het iets anders dat het proces in gang zet.
Dat maakt boodschappen doen en koken voor langere oversteken tot een ingewikkeld proces. Want als het bijvoorbeeld op één soort fruit misgegaan is, dan is dat fruit voorlopig even ‘verboden fruit’. Alleen al de lucht ervan als ik het zou eten, zou al voldoende zijn om hem weer aan het braken te krijgen. Bananen zijn lange tijd foute boel geweest. Nu is hij er weer vrienden mee. Een ander voorbeeld is tomatensoep. Dat leidde tot zulke spectaculaire resultaten dat ik er uit mezelf jarenlang niet aan begonnen ben om hem dat voor te zetten.
Omdat Wietze het liefst zo kort mogelijk binnen is, hebben we in de loop der jaren een taakverdeling ontwikkeld: hij doet alles buiten en zeilt de boot terwijl ik zoveel mogelijk binnen doe. Dat betekent dat ik lekker kan goochelen met het eten. Veel afwisseling en steeds proberen welke hapjes wél goed gaan. Soms wonderlijke combinaties, meestal met goede resultaten.
“Tuurlijk” zeg ik en kijk eens rond in de kastjes. Zelfgebakken havermoutmuffins gaan er altijd wel in. Als ik er eentje omhoog hou, krijg ik de liefste glimlach van de wereld. “Lekker!” In een mum van tijd zit er weer meer leven in hem en snort ons bootje rustig verder.
Op zee richting Cabo Verde, mei 2014.
Tekst en foto’s: Wietze van der Laan en Janneke Kuysters
Tags: column Anna, Column Janneke Kuysters Last modified: 17 maart 2021
Janneke,
Dit is zo herkenbaar voor onze (lees mijn) situatie dat ik gewoon moest glimlachen toen ik deze column las. Wij varen op eigen schip sinds 1993 en ook ik ben om de haverklap zeeziek en vrijwel altijd als we een oversteek moeten maken (Engeland, Noorwegen, Denemarken of gewoon buitenom van zeeland naar IJmuiden). Ik onderschrijf je idee dat het in de loop der jaren minder is geworden. Bij mij bleek dat eerst uit het feit dat ik steeds beter kon door-functioneren, ook al was ik zeeziek en hing ik regelmatig met het hoofd tussen de hekstoel stangen door overboord. Bij mij gaat het ook lang goed totdat ik (uiteindelijk) een keer naar binnen moet, dan is het meestal snel gedaan met de rust in mijn maag. De laatste tijd probeer ik om af en toe flink te boeren (klinkt misschien gek maar dat geeft veel rust in de maag) Ik gebruik daarvoor koolzuur houdende drankjes als cola oid. Dit werkt met wisselend succes maar toch goed genoeg om het in het ritme te houden.
Behouden vaart gewenst.
Paul
te weinig aan boord.
Op mijn eerste zeereis naar Cork in Ierland was ik lichtmatroos (dat was ik toen)1965 voeren we de nieuwe waterweg af naar zee op een kleine kustvaarder. Ik nam uit het kombuis een hapje gebakken uien die de kok in een hoekje had gezet voor volgende dag .Ik werd buiten zo zeeziek zag het groen voor mijn ogen.Nu 70 en gepensioneerde zeeman,gevaren op subs,zeil en vrachtschepen word ik alleen zeeziek bij het zien van donker gebakken uien.Dus steel nooit eten uit de keuken./galey .