Net als we op de boerenmarkt zware rugzakken vol groenten en fruit op onze ruggen willen hijsen, hoor ik iemand onze namen roepen. We draaien ons om en kijken in het altijd stralende gezicht van Dušan. Of liever: ‘Dokter Dušan’, zoals de charmante Servische geneesheer door iedereen wordt genoemd. “Wat leuk om jullie te zien! Hoe gaat het met jullie?” Goedkeurend glijdt zijn blik over alle vitamientjes in de rugzakken. Wietze laat als een soort Popeye z’n spierballen rollen en we barsten alle drie in lachen uit. “Jullie zien er erg goed uit” zegt hij. “Zijn jullie weer op je oude krachtniveau?” “Ja, het gaat goed” zegt Wietze, “We zijn bijna klaar met de krachtpillen (weer een schaterlach van de dokter) en we hebben alle wandelingen uit het boekje nu gedaan”. “En geen spierpijn meer!” meld ik er nog bij. Tevreden kijkt hij ons aan en vraagt dan: “wanneer gaan jullie nu verder?” “We wachten tot de zuidelijke passaatwind wat in kracht afneemt” zegt Wietze. We kletsen nog wat verder tot hij op z’n horloge kijkt. Lunchpauze over, op een holletje terug naar zijn praktijk.
Watjes
“Wat een verschil met drie maanden geleden” zeg ik tegen Wietze als we de fietsen van het slot halen. Hij knikt. De maandenlange strenge isolatie aan boord in de Malediven, het tekort aan vers voedsel, het tekort aan beweging en de bloedhitte daar hadden veel meer hun tol geëist dan we verwacht hadden. We schrokken tijdens de overtocht naar de Seychellen van het gemis aan kracht in onze armen en de valpartijen door het gebrek aan energie en stabiliteit. Het was griezelig, omdat de Indische Oceaan nogal een klotsbak is en we dus alle kanten op gesmeten werden. Nóg een reden dat we erg blij waren toen we hier twee maanden geleden aan kwamen.
Meteen na aankomst besloten we om een stukje te gaan wandelen. Twee kilometer naar een rotonde en dan weer terug. Vlak stuk, moet kunnen. Niet dus: we hadden blaren op onze voeten, pijn in heupen en knieën en tot overmaat van ramp de volgende dag spierpijn! “Stelletje watjes zijn we” mopperde Wietze. In een telefoongesprek met Irina, de honorair consul hier, krijg ik het telefoonnummer van een leuke dokterspraktijk. “Laat je gewoon even checken. Na al die tekorten is er wellicht meer aan de hand” is haar verstandige advies. En zo zaten we een dag later bij Dokter Dušan. We werden gewogen, gemeten en geprikt. Bingo: Wietze was zeven kilo afgevallen en ik vijf. En allebei bloedarmoede. We krijgen een heftig voedingssupplement voorgeschreven en het commando om het rustig aan te doen met het opbouwen van de conditie. Een beetje stilletjes fietsten we weer naar de boot.
Personal trainer
“Joep, we hebben je hulp nodig” bel ik ’s avonds naar een goede vriend in Nederland. Joep is fysiotherapeut en grinnikt wat als hij ons verhaal hoort. “Ik maak wel een programmaatje voor jullie” zegt hij serieus. “Nou, we stellen je aan als personal trainer hoor” lach ik wat mee. Een paar dagen later ligt er een professioneel schema in de inbox. Nu zijn we allebei niet zulke liefhebbers van binnen sporten, maar het lijkt er nu op dat we niet ontkomen aan het bezoeken van een sportschool. ’s Middags lopen we langs één van de havengebouwen en horen dreunende muziek. Als we opkijken, blijkt naast het zaaltje waar kennelijk Zumba-les gegeven wordt, op een balkon een mini-sportschooltje te zijn. We steken er ons licht op en mogen de apparaten gebruiken. Buiten, in de zon en in de wind. Perfect.
Plank
We diepen onze oude hardloopspullen op en lopen naar de sportschool. Joeps lijstjes bij de hand, samen met een beker water en de keukenwekker. Na enig studeren hebben we door hoe het werkt met de gewichten. “Kijk” zegt Wietze, “ga hier zitten en dan moet je aan die stang trekken om dat gewicht op te hijsen”. Hij checkt het lijstje nog even: “ja, 25 kilo hangt er aan. Drie sets van 25 keer trekken”. Dapper begin ik te trekken. “Harder trekken” zegt Wietze met een lachrimpel om zijn mond. “Harder”. Met veel gezwoeg krijg ik het gewicht van z’n plek. “Zo, nu nog 74 keer” zegt hij grijnzend. Het lachen vergaat hem snel als hij een halter flitsend denkt op te tillen en hem even flitsend weer neer moet leggen.
En zo gaat het bij alles: we worstelen ons door het lijstje heen. Niks lukt of gaat super moeizaam. Na een uur zitten we elkaar verhit aan te staren. “Kom op, dit moeten we toch kunnen?” roept Wietze gefrustreerd. Op dat moment begint de Zumba-les en stort de donderende muziek zich over ons heen. Terwijl we tandenknarsend drie keer een minuut als een plank op tenen en ellebogen proberen te hangen, kijken we bewonderend naar de Seychellois dames die staan te dansen alsof het ’t beste feest van hun leven is.
Als in de film
Als we terugstrompelen na ons eerste bezoekje aan het sportschooltje, zeg ik zo bemoedigend mogelijk: “het is net als in de film: je ziet ze de eerste keer worstelen en dan spoelt de tijd snel vooruit en kunnen ze het ineens supergoed”. Wietze grimlacht: “maar dat vooruitspoelen van de tijd moeten we hier zelf doen”. De volgende dag gaan we weer aan de bak. En weer en weer. Elke keer een klein stapje beter. Helaas horen we na een paar weken dat het sportschooltje gaat verhuizen naar een zaaltje in de stad.
“Nu niet loslaten hoor!” waarschuwt Joep. Zijn lijstje met oefeningen kunnen we inmiddels dromen, dus Wietze begint wat te zoeken in de gereedschapskist en vist dingen uit de bakskist die we kunnen gebruiken. Vervolgens leggen we in elk geval het mannelijk deel van de medezeilers plat van het lachen als Wietze met yogamatjes onder zijn arm de steiger op loopt. “Steigersportschool” zegt hij zelfverzekerd. En het werkt: drie keer per week rollen we onze matjes uit, pakken emmers water, gereedschap en de keukenwekker en werken zo ons programmaatje af. Elke keer weer een stapje verder, totdat ik de grote steeksleutel zonder aarzelen wel zestig keer op en neer kan zwaaien. De gevreesde ‘plank’ oefening gaat nu fluitend vijf minuten door. De grappen verstommen om ons heen en we zien anderen ook serieus aan de slag gaan om wat kracht op te bouwen voor het komende stuk.
Berggeiten
Wat enorm helpt, is het bergwandelen. De Seychelse variant van Staatsbosbeheer heeft een serie uitdagende wandelpaden uitgezet. Al gauw loop je drie uur te klimmen op steile bergpaden terwijl allerlei gave uitzichten zich voor je ontvouwen. We raken er compleet verslingerd aan. Na de eerste hijgerige avonturen klauteren we al snel als twee berggeiten naar boven. Maar ook lange strandwandelingen staan op het repertoire, vaak samen met andere zeilers die er net zo van genieten als wij.
Als we aan het einde van zo’n wandeling op een mooi strandje staan, kijken we samen naar het zuiden. Naar Madagaskar en Zuid-Afrika. “De zuidoostpassaat blaast nog hard, maar de ergste agressie lijkt eruit te zijn” zegt Wietze mijmerend. “Ja het wordt tijd om te gaan” denk ik mee, huiverend bij de gedachte aan het pittige stuk aan de wind zeilen dat voor ons ligt. Wietze leest m’n gedachten en knijpt in mijn bovenarm: “dat kun je hoor, Popeye”. Grijnzend daag ik hem uit voor een wedstrijdje opdrukken. Dom natuurlijk.
Victoria, Seychellen, oktober 2020
Bekijk HIER de vorige columns
Tags: column Anna, Column Janneke Kuysters Last modified: 17 maart 2021
Dat is nu net de redenen om geen grote zeilreizen te maken ,je komt terug met een conditie van een natte krant ,je zit veel te lang op een te kleine ruimte ,als je jong bent kun je dat misschien weer snel opbouwen ,maar ben je ouder dan moet je heel gedisciplineerd je langdurig op de pijnbank leggen om je conditie weer enigszins op te bouwen