Reisverhalen

Column Anna: Snoepwinkel

07:58

BakkerIn de bomvolle bakkerij ben ik aan de beurt. Als m’n broodje op de toonbank ligt, ziet de verkoopster me naar de uitstalling van lekkers in de gebakvitrine kijken. “Anders nog iets?”, vraagt ze grijnzend. Ik zucht. “Het is net als Fiji”, zeg ik. “Er is zoveel moois dat ik niet kan kiezen.” Achter me hoor ik gegrinnik en langgerekt “iooo (ja).” Als toerist val je hier nogal op, dus ik ben blij met de instemming van de Fijianen achter me. Op een haast samenzweerderige toon zegt ze vervolgens: “Het is hier een paradijs.” “Ioooo”, klinkt het weer. Ik grijns en ga voor kaneelbroodjes. Als we de winkel uitlopen, schudden mensen ons de hand en roepen vrolijk “Bula! (hallo).” Met een “vinaka (bedankt)” nemen we afscheid. “Och wat is dit toch een heerlijk land” zeggen we voor de zoveelste keer tegen elkaar.

Inmiddels liggen we al twee dagen in Savusavu op het eiland Vanua Levu. De overtocht vanuit Tonga ging volgens het boekje. We hadden onszelf deze keer tot doel gesteld om niet weg te gaan voordat we zeker zouden zijn dat we niet weer in allerlei noodweer terecht zouden komen. Het wachten werd beloond. Puur genieten en een lekker snelle tocht. Toen we nog in Tonga waren, hadden we al zitten puzzelen op een mooie tocht door Fiji. Want het is een enorm groot land met honderden eilanden. De twee grootste, Viti Levu en Vanua Levu zijn omringd door riffen. Maar ook tussen die eilanden zit van allerlei hards vlak onder water. Het is geen gemakkelijke bestemming: je moet goed opletten en zorgen dat je de moeilijke passages bij daglicht doet. Buiten Viti Levu en Vanua Levu zijn er allerlei groepen kleinere eilanden die stuk voor stuk aantrekkelijk zijn. Velen zijn afgelegen en authentiek. Zeker nadat orkaan Winston vorig jaar grote schade aanrichtte is er op veel van de eilanden nog nauwelijks elektriciteit. Je ankert daar letterlijk in de achtertuin en het viswater van een dorpje. Daar moet je toestemming voor vragen aan de chief en er ook een vergoeding voor geven. Die procedure heet sevusevu; de vergoeding bestaat uit het aanbieden van de gedroogde wortels van de kava-plant. Daar wordt een populair drankje van gemaakt dat kava of yaquona heet. Het heeft een mild verdovend effect, las ik. Op plaatjes die ik ervan gezien heb, lijkt het vooral op modderwater.

Inklaren

Maar voordat je al dat leuks kunt gaan ontdekken, moet je inklaren. En dat kan maar op vijf plaatsen in het hele land. De regels zijn streng en er wordt intensief gecontroleerd of je niet ergens ankert voordat je ingeklaard bent. Wij besloten om eerst naar Savusavu te gaan. Een romantisch plaatsje, omringd door dichte bossen. De bevolking is een mix van Indiërs en Melanesiërs. De Indiërs zijn generaties geleden gekomen als gastarbeiders op de suikerrietplantages. De oorspronkelijke inwoners van Fiji zijn heel anders dan de Polynesiërs die we tot nu toe ontmoet hebben. Het ingetogene van de Polynesiërs heeft plaatsgemaakt voor goedlachse gastvrijheid en nieuwsgierigheid naar ons als toeristen. Het is een heerlijke plek, erg verleidelijk om nog langer te blijven. Elke dag wordt op de jachtclub met een gezellige borrelsessie afgesloten. Alle zeilers komen bij elkaar om het nieuws van de dag door te nemen (‘weer een boot op een rif’) en de plannen te bespreken. Voor de meesten geldt dat ze westwaarts willen. Dat is immers het goede vertrekpunt naar Nieuw Zeeland of Australië. Er zijn grofweg drie manieren om daar te komen. Allereerst kun je tegen de klok in rond het noorden van Vanua Levu. Een route die weinig zeilers kiezen. Verder kun je tussen de twee hoofdeilanden door slingerend je weg zoeken tussen de vele riffen. En tot slot de langste route, die onderlangs Viti Levu voert. Die lijkt ons het meest aantrekkelijke omdat je de hoofdstad Suva kunt bezoeken en nog een mooi eiland vlak voor de kust. Tot slot kom je aan de toeristische kant van Viti Levu uit, waar de witte stranden en de vakantieparadijzen zijn.

Ankeren“Hoe heet dat eiland ook alweer?”, vraagt Wietze. Ik zit aan de kajuittafel met de vaargidsen, reisgids en laptop. Wietze staat bij de kaartentafel te proberen om een route op de digitale kaart uit te zetten. Het grote probleem is dat de naam van elke plek hier op verschillende manieren geschreven kan worden: in het Engels of fonetisch Fijis. Een eiland dat als Beqa op de kaart staat, kan ergens anders Mbengga heten. Na een paar uurtjes puzzelen staat de route erin en komt er een weergaatje met wat noordenwind. Met een brok in onze kelen laten we het lieflijke Savusavu achter.

Winston heeft vrijwel alle vaarwegmarkeringen op zijn pad meegenomen, dus we moeten flink aan de bak om de riffen te omzeilen. Radar, elektronische kaart, papieren kaarten en op de spannende stukken steeds met z’n tweeën op de uitkijk. Zonder kleerscheuren komen we 24 uur later in Suva aan. Het is de grootste stad van de zuidelijke Stille Oceaan en een verzamelpunt van opleidingen, culturen en zakelijke belangen. De enorme baai ligt vol met grote meerboeien waar hele clusters Chinese visserschepen aan liggen. Het zijn verbijsterende roestbakken, maar toch varen ze continue de haven in en uit. De Babylonische spraakverwarringen op de VHF zijn haast lachwekkend. “Pishing pessel!” brult een gefrustreerde schipper elke keer maar weer.

Stadse drukte

Suva is een mengelmoes van van alles. Het haastige van de grote stad is een groot contrast met Savusavu. Hier en daar nog wat oude koloniale gebouwen uit de Engelse tijd, maar ook veel nieuwbouw. Je kunt geen stap zetten voordat je weer lekkere geuren opsnuift. Indiaase curries strijden om voorrang met de geuren van de traditionele Fijiaanse keuken: geroosterd vlees, kokosmelk en verse vis. We lopen het Fiji Museum binnen en vergapen ons aan een originele drua: een zeilende catamaran waarmee ze vroeger enorme afstanden aflegden. Maar er ligt ook een bamboevlot met een huisje erop. Die worden nog steeds op de rivieren gebruikt om waren naar de markt te brengen. Maar het allerleukste vind ik de schoen die in een vitrine ligt. Toen hier nog uitgebreid aan kannibalisme gedaan werd, was een Engelse missionaris op een dag de klos. Men peuzelde hem op tot en met de schoenen. Althans, dat probeerden ze. Na lang kauwen bleken de rubberzolen toch niet kapot te krijgen. Dat was een bezienswaardigheid en de schoenen zijn dus bewaard gebleven.

Modderwater

MarktDe luchtvervuiling, olie op het water, slechte hougrond en het uitzicht op allerlei scheepswrakken jagen ons eerder dan verwacht de haven van Suva uit. Voordat we gaan, lopen we nog even de markt op voor verse groenten. Het is weer een feest van kleuren en geuren, zeker nu het mangoseizoen net begonnen is. Als we peinzend naar een voor ons onbekende groente staan te kijken, krijgen we uitleg en mogen we een stukje proeven. Bij de volgende kraam staan ze grijnzend iets anders omhoog te houden: een enorme vrucht met stekeltjes. ‘Soursop’ blijkt ongelofelijk lekker te zijn. Lachend, kopend en proevend lopen we rond. Een tengere Indiër zwaait naar ons. “Toeristen komen hier niet zo vaak”, legt hij uit. “Dus daarom heb ik iets voor jullie”.  O jee, ik zie een bak kavawater staan. Breed lachend dompelt hij er een stuk kokosnootschil in en schept een flinke scheut op. Wietze is als eerste de klos en neemt een slokje. “Nee”, zegt de man, “je moet het in één keer opdrinken.” Dapper slaat Wietze het achterover. Tussen zijn tanden door meldt hij dat het als modderwater smaakt. Dan ben ik aan de beurt. Dapper sla ik het achterover. Vrijwel meteen voel je dat je mond gevoelloos wordt. De schil gaat met een gastvrije grijns alweer richting de kom, dus we besluiten dat dit een goed moment is om vriendelijk te bedanken. Uitgebreid handen schudden volgt. Bij het weglopen roepen we “vinaka!”. Dat is nog best lastig met zo’n lamme lip.

Suva, Fiji, oktober 2017

 

 

 

 

 

 

 

Bekijk hier de vorige column

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten