Reisverhalen

Column Anna: Slow motion

11:42

“Dáár” roep ik en wijs naar het noordwesten. Wietze ziet het meteen ook. De bulten van de Gambier archipel steken al een stukje uit de zee. En precies op de plek waar we ze verwachtten. Ook altijd een prettige bijkomstigheid. We loeven op en sjezen er met een heerlijke vaart naar toe. De oversteek vanaf Paaseiland is soepel gegaan, we hadden er een mooie twaalf dagen voor nodig om de 1400 mijl te overbruggen. Maar in totaal zijn we nu bijna zeven weken op zee en hebben behoefte aan een plek waar de boot even stil ligt, niet rolt en waar we een paar hele nachten kunnen slapen.

Nou, Gambier belooft dat allemaal te bieden. We zeilen door de zuidelijke opening in een ruitvormig rif. Vanuit een kilometers diepe oceaan rijst dit rif op van de zeebodem. De rand van een oude vulkaankrater. Op die rand zitten aan de noordzijde van die fotogenieke eilandjes (motu’s). In de krater liggen eilanden van vulkanische steen. Ze zien er prachtig uit: spits, steil en weelderig met groen begroeid. Fregatvogels cirkelen boven ons. Je komt ogen te kort. “Net het Markermeer” zegt Wietze. Ik grijns en pak de passer. Inderdaad, het is ongeveer even groot als het Markermeer. Enkhuizen heet hier Aukena, Lelystad is Akamaru, Muiden is dan Taravai en het hoofdeiland Mangareva ligt op de plek van de Gouwzee. Het kleine vliegveld ligt bij Hoorn. We fantaseren er allebei op los en hebben de grootste lol.

De uitstekende betonning brengt ons veilig door wat riffen die binnen het omringende rif liggen en we tuffen langzaam naar Rikitea toe. De hoofdstad van de archipel en meteen ook de woonplaats van met merendeel van de 1.500 inwoners. Ons anker valt voor het plaatsje. Meteen op de drukste ankerplek die we in lange tijd meegemaakt hebben. Er liggen wel 9 jachten. Nieuwsgierig kijken we naar de kant en kijken we naar de andere boten. Aan de verrekijker-ogen die naar ons terugkijken, maken we op dat men belangstellend naar de nieuwkomers kijkt. Aan de uitrusting op die boten te zien, zijn het vaste gasten in tropische gebieden. Met onze donkere boot zonder zonnetenten en met vaste buiskap vallen we wat uit de toon.

We feliciteren elkaar met weer een geslaagde oversteek, ruimen wat op en drinken een glaasje prik. Het zweet gutst van mijn lijf. Opvlieger? Wietze ziet er ook wat oververhit uit, dus ik wijt het maar aan de drukte van het aankomen. Een Franse bootbuurman tuft langzij in zijn bijboot met o la la een baguette onder zijn arm. Ik zwaai naar hem en maak duidelijk dat ik hem wat wil vragen. Pascal is een aardige man die gisteren aangekomen is. Ze zijn hier vaste gasten en hij weet ons veel informatie te geven. Onder andere dat de Gendarmerie nog open is. Mooi, we pakken de papieren, doen nette kleren aan en blazen de bijboot op.

Het plaatsje Rikitea bestaat uit één lange kustweg met daaraan links en rechts huizen. Alles ziet er goed verzorgd uit. De tuinen puilen uit van de fruitbomen en prachtige bloemen. Het ruikt heerlijk zoet. Onderweg naar de Gendarmerie tel ik maar liefst vier kleine supermarktjes. Als we het kantoor van de Gendarmerie binnenstappen, gaan we bijna tegen de grond van de kou. Zo, die hebben airco. Opgelucht wapperen we onszelf extra koelte toe. Twee agenten gaan met onze papieren aan de slag. De chef staat op het punt om buiten even een sigaretje te roken. Hij maakt bij de deur een praatje. Achter hem, op een prikbord, zien we een kopietje van een krantenartikel hangen.  Op de foto staat een zeiljacht dat we net voor anker hebben zien liggen. Het zag er een beetje verlaten uit. Nou, de chef gaat er even goed voor staan om het te vertellen. Met twinkels in zijn ogen vertelt hij over de grootste drugsvangst in Frans-Polynesie: 680 kilo cocaïne in een 10-meterjacht. En het is pas een dikke week geleden gebeurd! Ze zijn er duidelijk nog helemaal vol van.

Als het papierwerk achter de rug is, maken we nog een rondje door het dorp. Iedereen groet vriendelijk en ons Spaanse ‘Ola!’ slijt langzaam naar ‘Bonjour!’. Terug aan boord zie ik dat Wietze’s shirt van achteren drijfnat is van het zweet. En ik maar denken dat ik van de ene opvlieger naar de andere ging. Een paar grote glazen water later zijn we weer wat opgeknapt. De thermometer binnen geeft 35 graden aan. De rest van de dag doen we niet veel meer.

Na een zweterige nacht komen we er achter dat de hitte hier uitzonderlijk is. Maar dat die voorlopig niet weg gaat. Het openbare leven komt rond 06.00 op gang. Rond half twaalf wordt er gelunchd. Daarna rust en schuilt men. Pas na vier uur ’s  middags gebeurt er weer wat. Dus niks lekker uitslapen. Onze wekker staat ook op zes uur ’s ochtends. De kluslijst hakken we in kleine porties en we proberen er elke dag minstens drie te doen. Na elf uur lijkt het kansloos. We tuigen onze zonnetent op. Zitten in de schaduw te lezen en drinken liters water. Om half vijf gaan we de kant op voor een lekkere wandeling aan de schaduwkant van het eiland. ‘Bonsoir!’. Na het wandelen zwemmen we even rond de boot en spoelen dan onze lijven af met zoet water uit de tanks.

Na een week komen we voor mijn gevoel in een soort trance. De dagen gaan in slow motion voorbij met een vast ritme. We liggen op een middag op het dek onder de zonnetent naar muziek te luisteren. Wietze heeft zich in het afgelopen half uur al twee keer omgedraaid. “Wat ben je druk jôh” zeg ik loom. “Ja, ik heb meer energie, merk ik” zegt Wietze blij. O jee. Op zijn rug liggend wijst hij naar Mount Duff, de hoogste berg van het eiland. “Volgens mij kun je van daar af prachtige foto’s maken”. Ik geef hem een zweterige kus en zeg: “volgende week maar doen?”.

Mangareva, Gambier archipel, maart 2016.

 

 

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten