Reisverhalen

Column Anna: Kan uw boot varen?

08:03

Na een heerlijke week in Hilo gaan we weer op pad. De lokroep van de stadse genoegens van hoofdstad Honolulu op het eiland Oahu is groot. Om daar te komen, hebben we twee keuzes. Ofwel vanuit Hilo zuidwaarts om ‘the Big Island’ heen en met eventueel een paar tussenstops de bijna 300 mijl overbruggen. De andere route is korter: aan de noordzijde om het eiland heen en tussen Maui en Molokini door richting Oahu. Die tweede optie lijkt aantrekkelijker, maar heeft één ingebouwde hindernis: het Alenuihaha kanaal. De eilanden liggen redelijk ver uit elkaar, maar wel in de baan van de sterke passaatwind. Big Island en Maui zijn allebei hoge eilanden. De wind in het Alenuihaha kanaal perst zich tussen beide eilanden door. De waterdiepte neemt flink af in het kanaal, dus je krijgt een leuke combi van steile golven en snoeiharde wind.

We houden het weer in de gaten en gaan er op een rustige dag maar eens een kijkje nemen. Omdat de Coast Guard aangeklaagd is door zeilers vanwege de weersverwachtingen (‘niet conservatief genoeg’) gaan ze nu aan de veilige kant zitten. Kortom: we zitten klaar voor dik 25 knopen wind in het kanaal en varen er uiteindelijk motorzeilend doorheen om nog een beetje vaart te houden. De golfslag is echter een ander verhaal. Zeker als we steeds dichter bij Maui komen, staan we te kijken van de enorme krullers die we achterop krijgen. Dat is toch wel even andere koek dan de oceaangolven die we in de afgelopen maanden gewend waren geraakt. Eenmaal ‘om de hoek’ aan de lijzijde van Maui wordt alles weer rustig en zeilen we lekker verder.

Honolulu heeft meerdere jachthavens. Er is er echter eentje die op handige afstand van het centrum ligt: de enorme Ala Wai jachthaven. De locatie is perfect: aan de ene kant het toeristische Waikiki en aan de andere kant het centrum van Honolulu. Opgetogen varen we naar binnen. De gastvrije Hawaii Yacht Club heeft voor twee nachten een plekje voor ons aan hun steiger. Schitterend uitzicht en alle geneugten van de club op valafstand. Maar we liggen aan de steiger die de jeugdzeilers graag gebruiken om hun bootjes te water te laten. En dus een beetje in de weg. De gemeentejachthaven om de hoek heeft wel plaats, dus verhuizen we daar naar toe. We kiezen een mooie plek uit en lopen naar het havenkantoor. “De mensen daar hebben geen enkele binding met boten” waren we al gewaarschuwd. Met een grijns lopen we naar binnen. Of het goed is dat we langszij de X-steiger liggen?

Met veel gezucht en gesteun wordt gekeken. Ja, het kan. Maar we moeten eerst door de inspectie komen om daar te mogen blijven liggen. Inspectie? Ja. We krijgen een lijst mee van zaken waaraan we moeten voldoen. “Vaart uw boot?” vraagt beambte Cory bloedserieus. Ik zie bij Wietze een grapje borrelen en weet nog net op tijd te vragen: “hoezo?”. Terwijl we het beiden bijna in onze broek doen van het ingehouden lachen legt hij uit dat we moeten bewijzen dat onze boot kan varen door de haven uit te varen, een boei buitengaats te ronden en weer terug te varen. “Ja maar, we zijn vanaf Frans Polynesië gekomen” piep ik nog. “Mevrouw, ik heb u niet binnen zien komen. Voor hetzelfde geld werd u gesleept”.  Ja, daar heeft hij gelijk in. We krijgen een ontheffing voor zeven dagen en moeten in die tijd alles in orde hebben. Over vijf dagen is de inspectie, het opmeten van de boot en de boeironding. We krijgen een enorm papier mee dat onze tijdelijke status vermeldt. Dat moet zichtbaar op de opbouw geplakt worden.

Eenmaal aan boord lezen we de vereisten door. Oei, dat lijstje is helemaal op de Coast Guard regels gebaseerd. We moeten van die harde zwemvesten hebben met de bootnaam in grote letters erop. Ook moeten we specifieke brandblussers hebben waar een Coast Guard codering op staat. Verder moeten we grote stickers hebben die op allerlei plekken in de boot geplakt moeten worden. Eén zo’n sticker verkondigt dat we een ‘waste management plan’ operationeel hebben. O ja, en een ander inspectiepuntje is de ‘algehele netheid van de boot’.  We praten wat met buurboten. Allemaal Amerikanen die onze Nederlandse vlag erg exotisch vinden. En dus graag bereid zijn om te helpen. Onze eigen zwemvesten vullen we dus tijdelijk aan met knaloranje blokvesten die van de buurboot komen. Een paar brandblussers lenen we ook. Onze vuurpijlen zijn helemaal up to date. De stickers regelen we bij een watersportzaak waar we ze gratis meekrijgen.  Meer hoofdbrekens kost het aanpassen van de verzekeringspolis. Ook zo’n vereiste. De staat Hawaii moet specifiek op de polis staan. Op het kantoor van onze Duitse verzekeraar gaan de wenkbrauwen omhoog bij ons verzoek om het (rap!) aan te passen. “Maar jullie kunnen toch gewoon de polis laten zien? Jullie zijn daar gedekt hoor”. Eind van het liedje is dat de polis aangepast wordt om ook dat vinkje te kunnen zetten.

De dag voor de inspectie zetten we nog een tandje bij en schrobben de hele boot van binnen en van buiten. Je mag geen algen van buiten de Hawaiiaanse wateren mee naar binnen nemen. Er zit een klein beetje aangroei aan de boot. Maar die hebben geen naamkaartjes bij zich, dus Wietze neemt het zekere voor het onzekere en borstelt het meeste aan de ‘zichtkant’ eraf.

Op de ochtend van de inspectiedag varen we naar de speciale inspectiesteiger voor het havenkantoor. Ken, de beambte van dienst, stapt heen en weer op de steiger. Het is een stralende ochtend. “Doe de navigatieverlichting aan” zegt hij. Wietze staat binnen en ik brul het verzoek naar hem toe. Ik krijg een blik terug uit de categorie ‘is hij gek geworden op klaarlichte dag?’ Voor de show brult Wietze “yes on!” en Ken kijkt tevreden naar boven. Met veel moeite klimt hij aan boord en gaat lekker in de schaduw in de kuip zitten, vinklijst op schoot. Hij kijkt naar binnen waar Wietze tussen een enorme uitstalling van brandblussers, vuurpijlen en reddingsvesten staat. Vink na vink verschijnt op zijn lijstje. Hij vindt het kennelijk toch te warm om naar binnen te gaan. Dus vaak volstaat “ja” op de vragen. Met elk vinkje worden we meliger. Ken merkt kennelijk de vrolijke stemming en geeft zelfs een compliment over hoe de boot eruit ziet. Onze grijnzen worden nog breder als hij begint te vragen hoe we hier gekomen zijn. Als we dat uitleggen, zien we ineens een vinkje verschijnen bij de boeironding. Hij gelooft het wel. We hoeven die suffe vaartocht niet te ondernemen. Het meten laat hij ook zitten. Onze officiële zeebrief maakt kennelijk indruk.

Met een volgevinkte lijst gaan we naar het havenkantoor. Daar mogen we een nieuwe tijdelijke vergunning in ontvangst nemen voor de komende 14 dagen. Een prachtplek voor maar 17 dollar per nacht! Na 14 dagen moeten we een nieuwe halen. Maar dat is geen probleem, verzekeren ze ons. We zouden zelfs tot maximaal 120 dagen mogen blijven. Maar elke keer als we dat kantoor binnenstappen om iets te regelen, moet Wietze een papier ondertekenen waarin hij verklaart de havenreglementen te kennen, te respecteren en aan zijn bemanning uit te leggen. Terwijl stapels papieren ingevuld, gekopieerd en gearchiveerd worden in het ‘Anna Caroline-dossier’ dat we inmiddels geworden zijn, zie ik de medewerkster schuin naar ons kijken. “Jullie vinden dit erg grappig hè?” vraagt ze. Betrapt grijnzen we terug.

Honolulu, Oahu, mei 2016

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten