Reisverhalen

Column Anna: de seriemoordenaar

08:00

Column Anna
Dicht op elkaar gepakt aan meerboeien

Port Jackson, de haven van Sydney, is een wondere wereld in het hart van een metropool. Het is een gigantisch vaarwater met allerlei zijtakken, rivieren en baaien. Delen van de oever zijn beschermd natuurgebied en andere delen zijn bomvol gebouwd met huizen, flats of kantoren. De mix blijft boeien. En het leuke is: je mag op heel veel plaatsen ankeren. Natuurlijk liggen ook hier enorm veel boten op meerboeien, maar dan blijft er nog genoeg ruimte over om je anker uit te gooien. Er wordt een indrukwekkende wedstrijdkalender afgewerkt, dus er flitst bij tijd en wijle weer een vloot carbon en kevlar langs. We scharrelen een weekje rond en kijken onze ogen uit. Er zijn weinig plekken waar je met je bijboot makkelijk de kant op kunt, dus na een weekje gaan we een ligplaats opzoeken waar we onze Anna Caroline met een gerust hart achter kunnen laten.

Familiebedrijf

Ook in Sydney zijn ligplaatsen schaars en peperduur. Via Australische zeilvrienden hadden we maanden geleden al de tip gekregen om tijdig te reserveren bij Cammeray Marina. “Daar zijn ze aan wereldzeilers gewend” zei Margaret nog. Het bleek de gouden tip te zijn. Voor een spotprijs kunnen we een ‘fore and aftmooring’ huren. Als we aan komen varen, vaart Brett met het havenbootje naar ons toe. “Balletje oppikken. Zitten twee touwen aan. Eentje naar voren en eentje naar achteren meenemen. Daar vastzetten. Succes.” Brett is een man van weinig woorden, weten we inmiddels. Maar met een gouden hart. Na een half uurtje worstelen zit alles goed vast en kunnen we om ons heen kijken. Het is een plek die we zonder deze lokale kennis nooit gevonden zouden hebben: op het oog heel ingewikkeld te vinden achter een grote zandplaat en een brug. Maar op nog geen vijf kilometer van het centrum. Het haventje ligt in een smalle kreek met rondom steile heuvels. Daar staan heel riante woningen zij aan zij te genieten van het uitzicht. Dat uitzicht bestaat uit water en afgemeerde boten. Een paar geluksvogels liggen aan het mini-steigertje van de jachthaven; de rest van de boten ligt op meerboeien. Witte papegaaien en lachvogels (kookaburra) vliegen boven ons hoofd. De stad lijkt ver weg.

Column Anna

Riante villa’s op de helling

De jachthaven is een oud familiebedrijf. Tussen de luxe villa’s houdt het kleine havenkantoortje dapper stand. Er is zelfs een werfje waar twee boten tegelijk uit het water gereden kunnen worden met een kar op rails. Nu in de lente gaat dat achter elkaar door: hier in Sydney zijn weinig plekken waar aan boten gewerkt kan worden. We ontmoeten de eigenaar Kelvin, een vrolijke veertiger die de wereld rondgezeild heeft en graag met wereldzeilers optrekt. Hij en zijn maat Brett runnen de jachthaven en aangezien wij de eerste buitenlanders van het jaar zijn, kunnen we op hun bijzondere belangstelling rekenen. Ze helpen ons met van alles. Van een gasfles die gevuld moet worden tot toeristische informatie. En die leuke wandeling die we willen maken? Met het havenbootje varen ze ons naar het startpunt, zodat we alleen maar terug hoeven te lopen. Onze bijboot blijft onder de hoes: we worden steeds keurig met het havenbootje naar de kant gehaald en gebracht. “Ik voel me wel een prinsesje” zeg ik op een ochtend tegen Brett. Die grijnst. “Wat gaan jullie vandaag weer doen?” vraagt hij. Ik ratel enthousiast het plan van vandaag naar hem. Hij grijnst met zijn ‘man van weinig woorden’-blik.

Zeker van een boot?

Column Anna

Kelvin brengt ons overal naar toe

We kopen buskaarten en snorren zo’n beetje elke dag de stad in. Natuurlijk bekijken we de stad, lopen musea plat, gaan naar een concert in het Opera House en proeven van de wereldkeuken die in Sydney de norm is. Maar we moeten ook nog wat dingen regelen. Een kapotte navigatiecomputer bijvoorbeeld. Het lukt om een bedrijf te pakken te krijgen dat ons kan helpen. Op een snikhete dag, waarin het kwik al vroeg in de ochtend boven de 35 graden komt, zitten we een uur te wachten bij de bushalte. “Er zal wel iets mis zijn” concludeert Wietze als de bus gewoon niet op komt dagen. “We pakken die!” schiet ik overeind. Er komt een onbekende bus aan, maar we springen er in. “Heerlijk koel” zeg ik nog als we op de laatste twee zitplaatsen neerploffen. “Jullie zijn zeker van een boot?” zegt mijn buurvrouw. Ik kijk stomverbaasd. “Jullie zijn te bruin om van hier te zijn” wijst ze. Ah. Het gesprek gaat al snel over haar boot en de onze, over varen en genieten. “Waar gaan jullie eigenlijk heen?” vraagt ze. Als we uitleggen dat we zo maar in deze bus gesprongen zijn, zoekt ze driftig mee waar we er uit moeten. Blijkt bij haar halte te zijn. We kleppen gezellig door, totdat ze haar telefoonnummer op een papiertje schrijft. Zoals zoveel Australiërs geeft ook zij haar telefoonnummer: “Bel me als jullie hulp nodig hebben”. We geven ons bootkaartje en wensen haar een prettige werkdag. “Leuke vrouw!” zeg ik nog als we richting de computerzaak lopen. Die avond rolt er een mailtje van haar in de bus. “Ik ga jullie Sydney laten zien. Maandag om 9.30 pik ik jullie op, want dan ben ik vrij. Groet, Celia”. “Tuurlijk! Tot maandag” schrijf ik terug.

Verrassingsdag

Column Anna

Spelen met Celia’s hond Scooter op het strand

Maandagmorgen brengt Kelvin ons naar de kant. “Wat gaan jullie doen?” We leggen uit dat we een dagje met Celia op pad gaan. “Wacht even. Jullie weten zeker dat ze oké is?” Verbaasd kijken we hem aan. “Voor je het weet is het een seriemoordenaar” zegt Kelvin bezorgd. We lachen en zeggen dat het oké is. “In zo’n veilig land als Australië verwacht je geen seriemoordenaar” voegt Wietze toe. Kelvin denkt er anders over, blijkt wel. Celia staat al te wachten als we de straat op lopen. We springen in de auto, aaien de hond en beginnen een gesprek met haar dat bijna de hele dag duurt. Ze rijdt ons naar verborgen stadsstrandjes, mooie uitzichtpunten en historische plekken. We lunchen op het strand en leren veel over het leven in zo’n wereldstad. “Celia, wat een verwennerij!” zeg ik wel tien keer tegen haar. Ze geniet er zelf ook van om ons op sleeptouw te nemen.

Met tuitende oren stappen we aan het einde van de middag weer het havenkantoortje binnen. Kelvin kijkt meteen op. “We zijn er nog! De seriemoordenaar heeft ons niet te pakken gekregen” grap ik. Als we weer terug aan boord zijn, zegt Wietze: “dat is echt iets dat ik deze reis heb geleerd: dit soort contacten zijn goud waard. Als we weer terug zijn in Nederland, ga ik me meer bekommeren om buitenlandse jachten die ik zie. Al is het alleen maar even helpen met een rondje boodschappen”. Goed voornemen.

De volgende ochtend gaat de telefoon. Kelvin: “er is hier een kistje voor jullie bezorgd. Kom je het halen?” Ik roei naar de kant, nieuwsgierig wat dat kan zijn. Het kistje zit vol met verse kruiden en een briefje van Celia: “ik dacht dat jullie dit soort dingen wel missen op een boot. Daarom heb ik ze vanochtend in mijn tuin geplukt. Geniet ervan”. Terwijl ik de lekkere kruidenluchtjes opsnuif, vraagt Kelvin: “van wie kreeg je dat nou?” Ik grijns: “van de seriemoordenaar”.

Sydney, Australië, december 2018

Bekijk hier de vorige column

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten