Reisverhalen

Column Anna: Afspraken en regeltjes

08:08

‘O wat een ellende’ denk ik bij mezelf. Zoals bij de start van elke grote oversteek vraag ik me weer af waarom we onszelf dit aandoen. “Hoe voel je je?” vraag ik aan Wietze die tegenover me in de kuip zit. Dapper zegt hij “oh goed hoor”. Maar ook bij hem zit het niet lekker. We zijn allebei gespannen voor deze oversteek. Dat komt een ontspannen vertrek ook niet echt ten goede. Het wordt immers een lange ruk van ruim 3000 mijl naar Hawaii. Op z’n best ruime wind, maar we moeten rekening houden met halve wind of zelfs fors aan de wind zeilen. Na bijna vierduizend mijl ‘plat voor de lap’ is dat even wennen. Ook omdat we de laatste paar weken op Gambier heerlijk beschut hebben kunnen ankeren en de boot nauwelijks bewogen heeft. De watertank aan de hoge kant zit propvol, dus die 500 kilo helpt een beetje mee om de boot wat rechter te houden. Vanochtend zijn we begonnen, omdat er na lang speuren een weergaatje aankwam waarmee we de eerste 200 mijl oostenwind hebben. Die kwam al weken uit het noorden, dus nu grijpen we onze kans. Samen zitten we appelig in de kuip en kijken naar de ondergaande zon. De bergen van Gambier zijn nog net te zien. Het is een prachtige avond met een matige wind en nog weinig zeegang.

“Hup, naar bed jij” zegt Wietze dapper. Hij heeft gelijk, het is mijn beurt om te gaan slapen. Ik stap voorzichtig naar binnen omdat de bewegingen van de boot nog niet helemaal in mijn systeem zitten.  Uitkleden is een uitdaging, een paar blauwe plekken zijn zo gescoord. Net voordat ik de loodskooi in stap, klim ik nog even half de kajuittrap op om Wietze een kus te geven. Ik controleer of hij aangelijnd zit. Alles OK, ik kan gaan slapen. Als ik mijn hoofd op het kussen leg, hoor ik dat Wietze in de kuip wat zit te stommelen. Moe van de warmte en de drukte voor vertrek val ik toch nog redelijk snel in slaap. De loodskooi zit aan bakboord, dus met deze koers lig je lekker stevig tegen de scheepshuid aan. De eerste nacht is begonnen.

Als we andere zeilers tegenkomen, vragen we vaak welk systeem zij hanteren voor het wachtlopen. In de loop der jaren hebben we zo ongelofelijk veel varianten gehoord dat we wel kunnen concluderen dat het een soort nautische vingerafdruk is. Wij hanteren een ritme van vier wachten gedurende de nacht: ieder eerst vier uur slapen of wacht houden en daarna nog eens drie uur. Overdag hanteren we geen wachtssysteem, we zitten bijna altijd in de kuip en kijken dus automatisch om ons heen. De dag heeft een vast ritme. Om 19.00 ga ik naar bed. Wietze houdt de wacht tot 23.00, dan neem ik het over. Om 03.00 uur draaien de rollen weer om. Vanaf 06.00 hou ik weer de wacht. ‘Officieel’ moet ik Wietze er dan om 09.00 weer uit halen, maar vaak ligt hij dan in het verse daglicht zo heerlijk te slapen, dat ik hem nog wat langer laat liggen. In de tussentijd haal ik een nieuw weerbericht en de mail binnen via de korte golf radio. Rond 10.00 ontbijten we, daarna ga ik brood bakken. Om 12.00 bepalen we de gezeilde afstand en zetten we onze positie op de papieren kaart. Om 14.00 lunch. Happy hour rond 17.00, dan drinken we elk een blikje van onze favoriete frisdrank. Rond 17.30 ga ik koken en haalt Wietze een weerbericht en de mail binnen. Om 18.00 eten we en maken we de boot klaar voor de nacht. En om 19.00 begint alles weer van voren af aan.

Dat ritme geeft ons houvast. We hebben het gevoel dat we hierdoor zo economisch mogelijk met onze energie om gaan en het daardoor langer vol kunnen houden. Ook als het slecht weer is en je er ’s nachts om de haverklap met z’n tweetjes tegenaan moet. Soms lopen we al te groot slaapgebrek met een middagdutje in. Maar meestal is dat niet nodig. Nog belangrijker dan dat strakke ritme zijn de afspraken en regeltjes die we met elkaar gemaakt hebben om te zorgen dat je goed slaapt. Die gaan voornamelijk over veiligheid. Regel nummer 1 is: als de ander slaapt, zit je altijd aangelijnd in de kuip. En die kuip ga je ook niet (nooit!) uit zonder de ander wakker gemaakt te hebben. Een andere belangrijke regel is de overdracht van de wacht. Als de ander nog suf zit bij te komen in de kuip, sprint je dus niet naar het warme bed toe. Nee, eerst netjes overdragen wat de stand van zaken is. Dan vraag je poeslief: “heb jij de boot?” Als de ander dan knikt, is dat meestal in een vorm van ‘ik lag net zo lekker te slapen’-chagrijn. Maar toch, het moment is gemarkeerd en de ander kan met een gerust hart naar bed.

Nog zo eentje: als je tijdens je wacht naar binnen gaat, leg je de lijflijn op de vloer van de kuip in de richting van de kajuit. Die regel is ontstaan omdat Wietze zich een keer lam geschrokken is. Die werd wakker, keek naar buiten en zag niemand. Hij riep me, maar ik hoorde hem niet omdat ik op de WC zat. Hij riep vervolgens heel hard mijn naam, al in de eerste fase van wanhoop dat ik over boord gevallen was. Toen ik dus heel prozaïsch uit het toilet kwam, leverde dat een leerpunt op. Zullen we maar zeggen.

Ik lig heerlijk te dromen als ik ineens een kus op mijn voorhoofd voel. En nog eentje. Zachtjes praat Wietze tegen me. ‘Néé! Ik lig net te slapen’ gilt mijn hele lichaam. Maar ik weet hoe laat het is. Want dat is namelijk regel 3: als het enigszins mogelijk is, de ander zo lief mogelijk wakker maken. Terwijl Wietze romantisch vertelt over de maan en de sterren buiten, hoor ik de vermoeidheid in zijn stem. Opschieten dus. Even later zit ik in de kuip en steek zo´n melige mueslireep in mijn mond. Nog maar 54 wachten te gaan.

Stille Oceaan op weg naar Hawaii, april 2016.

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten