Reisverhalen

Column Anna: Wond

08:14

Ons zondagse vertrek uit Honolulu ging niet zonder slag of stoot.  Een roerend afscheidsfeestje van mensen die in korte tijd goede vrienden geworden waren. Het losmaken van de meerlijnen deed zeer. We waren nog niet eens buiten de havenpieren toen we al zaten te fantaseren: “wat als we hier nu eens een jaar blijven?”. De lei (bloemenslinger) die we gekregen hadden, legde ik voorzichtig te drogen tussen keukenpapier.

Na 18 mijl maakten we vast in Ko’Olina, een jachthaven als decoratief onderdeel van een Disney resort. Gek genoeg de enige haven waar je een beetje makkelijk rode scheepsdiesel kunt tanken. Na het vullen van de tanks kijken we elkaar vragend en met holle ogen aan. Nu doorvaren? “Zeg, heb je een box voor ons?” vraag ik aan de havenmeester. Die knikt en twintig minuten later liggen we tussen de sportvisboten. Het worden drie dagen van bezinken, wandelen en bijslapen. Stelletje feestbeesten die we zijn.

Op woensdag gooien we dan toch los. Drie keer slikken, want het stuk naar Alaska begint pittig. Achthonderd mijl aan de wind tegen de passaat in. Het leven beperkt zich tot de minimale handelingen: zeilen, navigatie, eten, slapen, overgeven. Langzaam wennen we aan het gebonk en aan de bakken water die overkomen. Reikhalzend kijken we uit naar het hogedrukgebied dat tussen 35 en 40 noord zou moeten liggen. Daar krijgen we even rust. Daarna brengen de mooie westenwinden ons wel naar Sitka.

Na een week is het zo ver. De barometer stijgt al dagen naar recordhoogte. De wind neemt langzaam af. Van gekkigheid weet ik niet wat ik eerst wil doen nu de boot weer rechtop ligt. Wietze start de motor ‘s nachts als we uiteindelijk bijna stilliggen. Bij het ontbijt kijken we verbaasd naar de snelheid. Een knoop lager dan normaal op de motor. We slaan hard achteruit om mogelijke troep uit de schroef weg te krijgen. Niks. Wietze bijt op z’n lip. We weten het antwoord wel: pokken. De Ala Wai haven in Honolulu staat bekend om de snelle aangroei van onderwaterschepen. Er ligt daar steeds een oliefilm op het water, dus Wietze had niet zo’n zin om daar de plomp in te gaan. Met een waterdichte camera op de bezemsteel filmden we de schroef. Zag er piekfijn uit. In Ko’Olina hadden we het er weer over. En hielden onszelf voor de gek met dat filmpje.

Onuitgesproken valt het besluit. Ik pad de duikbril, krabspatel en zijn korte pak. Wietze laat het grootzeil zakken en zet de motor uit. Midden in het grote blauwe vlak liggen we stil. Wietze springt erin en komt al snel proestend melden dat de schroef helemaal vol pokken zit. Geestdriftig duikt hij steeds weer onder terwijl ik vanaf het dek met een bezem de kwalletjes bij hem vandaan probeer te houden. Al dagen zijn we omringd door honderden kleine ‘portugese oorlogsscheepjes’. Na een half uur is het klaar. Als hij de zwemtrap op komt, zegt hij terloops “ik heb mijn voet gestoten”. Eenmaal op het dek vormt zich al gauw een plasje bloed bij zijn voet. Ik schrik ervan. Zo op het oog en flinke wond. Snel spoelt Wietze zich af met warm water. Als hij z’n kleren aan heeft, halen we het keukenpapier weg waarmee we de wond provisorisch dichtgehouden hebben. Een grote snijwond waar een rare reep los vel en vlees overheen hangt. Verdorie, dit geeft meteen een gevoel in de sfeer van ‘ver van alle hulp vandaan’. Vertwijfeld kijk ik in de verbanddoos. Wat moet je hier nou mee doen? Steriel gaasje, jodium en dan vastbinden met verband lijkt het beste. Wietze voelt nog niks vanwege de kou. Als het ingepakt is, zegt hij dat het volgens hem beter is om z’n voet hoog te houden. Ik trap er natuurlijk in en leg een kussentje op mijn schoot. Voet erop en ik masseer zachtjes zijn voet, enkel en kuit. Hij meldt dat het meer zeer gaat doen. Snel haal ik een ibruprofenpil. Pijnstillend, ontstekingsremmend: dat lijkt een goed plan. Op weg terug naar de kuip pak ik ook en soort boot-EHBOboekje dat we jaren geleden als grapje van vrienden kregen (‘hopen dat jullie het nooit nodig hebben’). Wietze legt z’n voet weer op mijn schoot en ik lees smakelijke details uit het boekje voor. Maar ook nuttigs: als de wond binnen zes uur niet ontsteekt, zitten we goed. Ook de verbandaanpak klopt gelukkig.

“Zes uur?” zegt Wietze. Net op tijd zie ik de twinkel in zijn ogen. Die zes uur gaat hij maximaal benutten. De rest van de dag is De Wond een dankbaar excuus voor van alles en nog wat. Lekkere dingen eten. Extra cola-rantsoen. Aanwijzen en uitleggen welke klusjes ik moet doen. Uitgebreide massages van rug (‘stijf van het zitten’) en been (‘beter voor de genezing’). Ik lach me rot en speel het spel naar hartenlust mee. Hij heeft het wel verdiend na die zwempartij.

Zes uur later halen we het verband eraf. Geen bloed, geen viezigheid. Mooi. Als ik de boel weer ingepakt heb, vraagt Wietze: “zou je even een trui voor me willen pakken?”. Ik grijns en zeg: “volgens mij kun je alweer prima op die voet staan”. Nog 1562 mijl te gaan naar Sitka.

Stille Oceaan op weg naar Alaska, juli 2016

 

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten