“Hoe ver zou je met dit heldere weer kunnen zien?” vraag ik als ik de laatste hap van mijn ontbijt neem. Wietze kijkt op de gps en grijnst. “Nou, ik denk zo’n 35,7 mijl.” Verwonderd kijk ik hem aan. “Kijk,” wijst hij. “Land.” En nu zie ik het ook. Een dikke wolk en daaronder een donkere bult: Hiva Oa. Al snel zien we de buureilanden Tahuata en Fatu Hiva ook liggen. Na alle regen en bewolking van de doldrums is het heerlijk om op een heldere dag als vandaag al zo vroeg ons doel te zien. Even later kruisen we onze koerslijn van vorig jaar en is ons ‘rondje noord-Pacific’ compleet. Tevreden kijken we elkaar aan en gunnen onszelf weer een half uurtje herinneringen ophalen.
Kopgroep
Maar dan begint onherroepelijk de onrust voorafgaand aan de aankomst na zo’n lange reis. Meer frunniken met de windvaan om de koers nog preciezer te krijgen. Voor de zoveelste keer bekijken we de kaartjes van het havenkommetje van Atuona, de grootste plaats op Hiva Oa. Gastenvlag en Q-vlag hijsen. Nogmaals berekenen hoe laat we bij deze koers en vaart aan gaan komen. Gaat met een uur speling voor zonsondergang lukken. Hebben we alternatieven? Ja. Enfin, de wind zet nog wat door en ruim voor zonsondergang draaien we de havenkom in. De vaarwijzer had gezegd: “in het seizoen kan het er vol zijn.” Wietzes broer Jan-Willem had een paar dagen geleden nog een mailtje gestuurd: “jullie lijken in een soort kopgroep te zitten. Er zitten veel boten achter jullie.” We waren daar verbaasd over, omdat we dachten dat wij juist achterin het veld zouden zitten.
Groen
Als we de bocht omgaan en het havenkommetje zien, slaan we steil achterover. Ruim 30 geankerde jachten liggen op de deining te rollen. Er is een havendam, waarachter de deining minder is. Daarachter liggen de meeste boten. Maar zeker tien jachten liggen aan de zeekant van de havendam: catamarans en erg grote zeilboten. Die blijken een World Rally te varen. We varen door het geankerde veld om een kijkje achter de dam te nemen. De Q-vlag vertelt dat we van ver komen en wordt begroet met opgestoken duimen of applaus. “Het lijkt Via Gladiola wel,” lach ik naar Wietze. Die zwaait enthousiast terug naar dit vrolijke welkom. Vlak naast de havendam haalt een zeiler net z’n anker op. “Ik ga weg, neem mijn plaatsje maar.” Dankbaar gooien we de spijker ervoor en brengen we de lange oversteek tot een mooi einde in de ondergaande zon; drankje erbij, even uitblazen op het kajuitdak. Het eiland is overdonderend groen. Steile hellingen, oude vulkaankraterranden, struiken met geurende bloemen. Hier en daar een huis, een kraaiende haan en een blaffende hond. “We zijn er,” knipogen we naar elkaar. Net voor het donker wordt, komt een knalrood Frans bootje binnen. Nu zijn wij het die onze duimen opsteken en applaudisseren. Blij zwaaien ze terug.
Schades
De volgende dag zijn we bijgeslapen en zitten we al vroeg te ontbijten in de kuip. Het bekijken van aankomende jachten is heerlijk. De ene bemanning staat joelend, high-fivend en selfies makend op het dek. De andere is het tegenovergestelde. Een solozeiler komt binnen en schopt bijna letterlijk zijn anker het water in. Blaast z’n bijboot op en roeit linea recta naar de kant. De eerste de beste kroeg in, vermoed ik. De marifoon stond nog aan op kanaal 16 en daar horen we in de loop van de dag zorgelijke berichten. Hiva Oa heeft een actieve en professionele reddingsdienst en die is volop in touw. Een schokkend aantal boten komt met serieuze problemen binnen: verstaging gebroken, motorproblemen, vastzittend roer, schroef en schroefas verloren: ga zo maar door. Er is een boothelling, een werfje en een zware kar om boten meteen de kant op te kunnen trekken. Dat is in sommige gevallen hard nodig. Dan vaart een catamaran door het geankerde veld met het grootzeil nog omhoog. De wanhopige zeiler brult op 16: “Ik ben alleen en krijg mijn grootzeil niet naar beneden. Wie wil me helpen?” Al snel ligt er een tros bijbootjes langszij en komt het zeil naar beneden.
We blazen de bijboot op en gaan naar de kant. Bij de bijbootsteiger is een soort ontmoetingspunt. We horen de verhalen over heel weinig wind en hele lage daggemiddelden. Grofweg zijn er drie groepen: de groep die via Panama en de Galapagoseilanden hier gekomen is, de groep die vanuit Mexico gekomen is en als laatste een kleine groep die vanuit San Diego of noordelijker vertrok. Wij blijken de meest noordelijke vertrekhaven te hebben gekozen en daarmee nog het langst wind gehad te hebben. Veel jachten hebben weken in Mexico liggen wachten op meer wind en zijn ten langen leste maar vertrokken. Met alle gevolgen van dien. Terwijl we staan te praten, komt de solozeiler van gisteren langsgelopen. Kakelverse tattoo op zijn arm. “Mooi,” zeg ik. “Ja, om het te vieren,” grijnst hij.
Bloemen
Het dorpje Atuona ligt drie kwartier lopen van de ankerplek. Goed om de benen te strekken. De inwoners kennen de jaarlijkse trek van zeilers en spelen er soepel op in. Taxi’s rijden af en aan, de winkel en enkele restaurantjes zijn wat langer open, de gendarmerie klaart rap in en overal zitten mensen te proberen om toegang tot internet te krijgen. Het is warm, hectisch en veel te veel. We zoeken de rust op van de Calvaire begraafplaats. Op het graf van Jacques Brel leggen we bloemen neer. De muziek van deze grote chansonnier is een klassieker bij ons aan boord. Even verderop ligt Paul Gauguin, die met zijn schilderijen het beeld dat velen hebben van Polynesië beïnvloed heeft. Het romantische Polynesië dat hij schetste ligt ver van de beleving die we hier hebben. De tijd schrijdt voort, ook hier in Atuona.
Ruimte maken
We storten ons twee dagen in het geweld en maken frustrerend weinig voortgang. Op de ochtend van dag drie staan we weer klaar om vroeg het wereldwijde web op te gaan. Dan ligt ineens de reddingsdienst langszij. “Jullie moeten hier weg, er komt een bevoorradingsschip aan. Komende nacht moet hij de draai naar de loswal maken. Als jullie dieper naar binnen gaan, moet je met een hekanker je zwaairuimte inperken”. We diepen een tweede anker en een lange lijn op en gaan aan de slag. Een uurtje later liggen we prima en gaan alsnog op pad. We verheugen ons op de komst van Aranui, de vrachtboot die elke drie weken de eilanden van de Markiezen bevoorraadt. Een mooie kans op verse groente. Het klassieke vrachtschip is de enige manier om als niet-zeiler per schip de eilanden te bezoeken. Een romantische gedachte.
’s Nachts begint het te storten van de regen. Het houdt maar niet op, de ene bui na de andere komt met loeiende wind over. En dan ineens horen we een anker ratelen. We vliegen naar buiten en in het donker komt op nog geen 15 meter van onze boot vandaan een kolos van een cruiseboot langs. Met open mond staan we te kijken. “Ha ha, jij met je romantische Aranui,” lacht Wietze. Alles gaat goed en we kruipen er weer in. De volgende ochtend is de hele havenkom bruin van de modder die van de hellingen afgespoeld is. Onvoorstelbare hoeveelheden kokosnoten, takken en halve palmen komen voorbij gedreven. Aranui laadt met een kraan vracht uit en de passagiers worden met toeterende taxi’s richting Atuona afgevoerd. Wat een kabaal. En ondertussen blijven de jachten binnenkomen. Er is veel te vieren. Zeker voor die kale catamaran die voor anker ligt: uit de buik van Aranui komt een complete mast.
Rust
Twaalf uur na aankomst is Aranui vertrokken en keert de rust weer. We lopen naar een prachtige hoge landpunt waar de reddingsdienst zijn uitkijkpunt heeft. Een onderneemster heeft er een klein cafeetje ingericht met wifi. Met uitzicht op weer een boot die binnengesleept wordt, beantwoorden we de laatste e-mails. Wietze kijkt peinzend naar het buureiland. “Weet je wat, volgens mij zijn de ankerbaaien daar een stuk rustiger,” zegt hij. Ik grijns: “Volgens mij gaan wij rap Via Gladiola in tegengestelde richting afleggen.” Wietze staat op. “Kom!”
Atuona, Hiva Oa, Frans-Polynesië, mei 2017
Tags: column Anna, Column Janneke Kuysters Last modified: 17 maart 2021