Reisverhalen

Column Anna: Verradelijke pracht

09:40

Column Anna
Bathurst Harbour met Anna Caroline piepklein in de baai

“Wat denk jij, George?” zegt Matthew, terwijl hij zijn verrekijker laat zakken. “Het lijkt of daar een opening zit, maar het is alsof er een muur voor staat” zegt George. Ze kijken naar de lucht en zien dat het niet lang meer gaat duren voordat er een storm over ze heen zal razen. De eeuwige hoge zuidwestelijke deining slaat kapot op de rotsen die overal om hen heen uit het water steken. Voorzichtig zoeken ze een veilige baai op waar het anker van hun kleine verkenningsscheepje Norfolk in het water valt. Terwijl de wind door het want giert, schrijft Matthew Flinders in zijn logboek: “We hebben een baai gevonden die veel potentie lijkt te hebben, maar die nader onderzocht moet worden vanwege de vele rotsen en riffen. Dieper in de baai lijkt een doorgang te zijn naar een waterweg. We noemen deze baai Port Davey. Onze ankerbaai is veilig en deze noemen we Spain Bay. 15 februari 1798”.

Eiland of niet?

Die George Bass (naamgever van Bass Strait) en Matthew Flinders (naamgever van de Flinders Islands) waren een stelletje bikkels. Zij zeilden als eersten rond Tasmanië om een nijpend vraagstuk op te lossen: is Tasmanië een eiland of niet? Dit raadsel speelde al een tijdje. Abel Tasman kwam hier als eerste in 1624, 174 jaar eerder dus, met de Zeehaen en de Heemskerck. Hij dacht dat de kustlijn doorliep en voer er dus in zuidoostelijke richting omheen. Hij noemde het Van Diemen Land, naar de gouverneur van Nederlands Oost Indië in die tijd. Het duurde nog tot 1856 tot die naam veranderd werd naar Tasmanië.

Daarna gebeurde er een tijdlang niks. Vanaf 1770 kwam het verkennings- en koloniseerverkeer echt op gang: beroemde kapiteins als James Cook, Tobias Furneaux en William Bligh voeren met Abels kaarten in de hand langs de zuidkust van Australië en om Tasmanië heen. Ze ankerden in het zuiden van Tasmanië, denkend dat het bij het vasteland van Australië hoorde. Het werd een beetje en wedstrijd tussen de Fransen en de Engelsen: de Engelsen hadden het vasteland al ingenomen, maar als Tasmanië een eiland was dan hadden de Fransen daar nog een kansje om het in te pikken. George Bass en zijn vriend Matthew Flinders werden er op uitgestuurd om het te onderzoeken. In vaak barre omstandigheden zeilden ze het hele eiland rond en verkenden alle baaien en kusten. Het was een eiland en de Britten wisten niet hoe snel ze er een stadje moesten bouwen. Dat werd Hobart, de tweede Britse plaats in Australië na Sydney.

Breaksea Island

Column Anna

De hoge deining breekt op Breaksea Island

Terug naar George en Matthew in Spain Bay. Als de storm is gaan liggen gaan ze voorzichtig op pad om te kijken of er inderdaad een waterweg is achter die rotsmuur. “Ik heb toch zo’n bewondering voor die lui die daar met een scheepje, al lodingen doend, op af zeilden” zeg ik tegen Wietze als we op precies diezelfde plek varen. Motor aan, zeil al naar beneden. De zuidwestelijke deining is hoog en in elk golfdal zie je wel ergens de tanden van een scherp rotsblok net door het wateroppervlak breken. Met de kaart op schoot en continue een oog op de dieptemeter zoeken we onze weg naar binnen. De rotsmuur blijkt een heel langwerpig eiland te zijn, door George en Matthew heel toepasselijk Breaksea Island genoemd. Het lawaai van de golven is meteen weg en er opent zich ineens een waterweg tussen steile bergen. Onze monden vallen open: het is prachtig om te zien hoe die steile hoge bergwanden zich weerspiegelen in het water. Dat water heeft een eigenaardige bruine kleur. We pakken een mooi ankerbaaitje meteen bij de ingang. In Wombat Cove valt het anker en geven we elkaar een kus: we zijn de zuidpunt van Tasmanië gepasseerd en zijn nu in Port Davey. Een mijlpaal van formaat. Voor ons dan.

Binnenmeer

Column Anna

Reflecties van de bergen in Bathurst Channel

George en Matthew moeten zich evenzeer verwonderd en verheugd hebben. Eenmaal achter Breaksea Island strekt zich Bathurst Channel uit: een rivier tussen twee bergketens. Links en rechts zien we tientallen leuke ankerbaaitjes. Na negen mijl verandert het uitzicht drastisch: een groot ondiep binnenmeer ontvouwt zich: Bathurst Harbour. “Hier maar?” zegt Wietze. Ik knik; de ankerbaai waar we ingedraaid zijn ziet er verleidelijk uit met kleine strandjes en perfecte beschutting. Het anker plonst erin en zuigt zich meteen vast in de vette modder die hier overal op de bodem ligt. “Weet jij waarom dat water zo bruin is?” vraagt Wietze. Ik pak de gids erbij en lees dat de rivieren die op dit binnenmeer uitkomen zoet water en sediment van een soort mos meenemen. Dat zoete water drijft op het zoute water. De bruine laag zorgt dat het daaronder nogal donker is. Dat levert weer hele bijzondere natuurwaarden op. Het is dan ook niet zo vreemd dat vrijwel het hele zuidwesten van Tasmanië beschermd natuurgebied is. En wij liggen daar middenin. In het hele gebied liggen, nu in het hoogseizoen, nog drie andere boten. Elke dag snort er een klein vliegtuigje over onze hoofden: die brengt en haalt gasten vanuit Hobart. Er is vrijwel niks: geen haven, geen wegen, geen permante bewoners. Voor de wandelaars en duikers zijn er wat blokhutjes bij het grasveld dat als landingsbaan fungeert. Wat wandelpaden en dat is het wel. Die wandelpaden zijn helemaal geweldig: de grootste attractie is om zo’n berg op te lopen en dan foto’s van je boot te maken. “Een drone is toch zoveel makkelijker” moppert Wietze terwijl we hijgend op weer zo’n top staan en foto’s maken. Ik grijns: “klopt, maar hoe onderhoud je anders je atletische lichaam?”

Omslag

Column Anna

‘Lusten jullie vis’

Als we in de bijboot terugtuffen naar onze Anna Caroline die daar als een volleerd fotomodel mooi ligt te wezen in een baai, knip ik er nog steeds op los met de camera. Dit hele gebied is een feest voor het oog. Nog voor we aan boord zijn, zien we de Huntress om de hoek komen. Een joekel van een motorboot met een zusterschip dat bedoeld is om op grote vissen te jagen. De schipper komt even later met z’n bijboot langszij. Of we vis lusten? Voor we het weten hebben we een enorme zak kakelverse tonijnfilets in onze handen. “Eh, wauw! Bedankt!” roepen we nog. Maar dan zijn ze er alweer vandoor.

We maken er sashimi van en zitten heerlijk te smikkelen bij de borrel. “Wat een fantastische dag” zeg ik mijmerend. Wietze knikt en wijst: “maar dat duurt niet lang meer. Kijk maar naar die wolken”. Eén blik is voldoende: de wijnglazen, tonijn en alles verdwijnt naar binnen. De wind is ineens gedraaid naar die ene kant waarvoor deze baai geen beschutting biedt. Snel trekken we het anker uit de vette klei en verhuizen een naar een baai verderop. Het anker heeft daar de bodem nog niet geraakt of het giert met dertig knopen om onze oren. Inmiddels hebben we geleerd dat je hier voortdurend alert moet zijn op het weer. Van prachtig bladstil weer kan het ineens omslaan naar snoeiharde wind. Gelukkig is een beschutte ankerbaai in dit natuurgebied nooit ver weg. Met een detailkaart bij de hand vind je makkelijk je weg. Dankzij George en Matthew.

Port Davey, Tasmanië, Australië, februari 2019

 

Bekijk hier de vorige column

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten