Reisverhalen

Column Anna: op stootgaren voor Madagaskar

08:00

Column Anna
Zonsondergang in de haven. Credit J. Sundin

“Ik word hier heel zenuwachtig van” zeg ik kribbig. Wietze knikt. “Ik ook”. De bootklussenlijst is klaar, de kasten puilen uit van het eten en de watertanks zitten vol. Op de weg naar buiten moeten we nog een paar honderd liter diesel tanken en dan kunnen we weg. Weg? Waarheen? Dat is de grote vraag. Feit is dat als we volgend jaar op de Atlantische oceaan willen varen, we eigenlijk nu naar het zuiden moeten: naar Madagaskar of naar Zuid-Afrika. Zuid-Afrika laat mondjesmaat jachten toe, dus dat is geen probleem. Maar Madagaskar is een lastiger verhaal. Potdicht, met de deur op een heel klein kiertje voor vliegtuigtoeristen. Al meteen toen we hier aankwamen zijn we gaan nadenken over een oplossing.

Moeten we naar Madagaskar?

Column Anna

Wanneer kunnen we weg…

“Wat is nu het probleem?” vraagt mijn moeder in een telefoongesprek. “Nou, het lastigste stuk van de Indische Oceaan ligt voor ons” leg ik uit. “Het zeilen over de evenaar vonden we al niet zo’n pretje met al die onweersbuien en harde tegenstroom, maar nu gaan we naar een gebied waar we eerst 600 mijl harde tegenwind moeten overwinnen. Net ten noorden van Madagaskar zit een compressie zone van zo’n 80 mijl waar het over het algemeen snoeihard waait en een forse tegenstroom staat; we moeten daar doorheen. Dan zou het fijn zijn als we even kunnen uitblazen op een ankerplek in het noordwesten van Madagaskar. Daarna moeten we, om uit de baan van de ergste depressies te blijven, dicht bij de kust van Madagaskar blijven, ongeveer tot we op een derde van de lengte van het eiland zijn. Daar zouden we dan weer willen ankeren en willen wachten op een weergat voor de laatste sprint van 1200 mijl naar Richards Bay in Zuid-Afrika. Als ze ons die ankerplekken niet toestaan, is het een stuk van ruim 2000 mijl met nogal wat onzekerheden erin”. “En langs de oostkust van Afrika dan?” vraagt ze, zoals gewoonlijk met de atlas voor zich. “Kan, Tanzania is open, maar daar zit een erg groot COVID19 risico. Ten zuiden daarvan ligt Mozambique waar heel hard gevochten wordt tussen rebellen en het leger. Je kunt daar met een wijde boog omheen varen, maar als er dus zo’n gevreesde depressie komt, zit je met twee knopen stroom in de rug en harde tegenwind in een zee die echt gevaarlijk kan worden. En je kunt nergens schuilen. Voor ons geen optie dus”. “Dus Madagaskar zou fijn zijn” concludeert ze. Ik knik. Nog los van het feit dat het leuk zou zijn om het land te bezoeken, denk ik er achter aan. Maar in deze tijd ben je met heel andere dingen al blij.

We hebben een plan

Column Anna

Eindeloos bellen, mailen en schrijven

“Meneer Verheul, kunt u ons helpen?” schrijven we kort na onze aankomst hier in de Seychellen naar de ambassadeur in Dar es Salaam. Madagaskar heeft geen Nederlandse ambassade, maar valt onder Dar es Salaam. “We hebben een plan” voegen we er aan toe. Het plan is ontstaan in lange gesprekken met een paar invloedrijke zeilfanaten uit Zuid-Afrika. Zij willen de wereldzeilers die elk jaar langs hun kusten trekken graag helpen. En ze snappen dat Madagaskar een handige stopplek zou kunnen zijn. Gezamenlijk stellen we een ronkende brief op waarin we om toegang tot een lijstje ankerplekken vragen. De brief wordt ondertekend door de Royal Capetown Yacht Club en SABBEX, de Zuid-Afrikaanse variant van de Hiswa. “Het mooist zou zijn als we van de ambassade een aanbevelingsbrief bij deze brief zouden kunnen krijgen” vragen we. Ambassadeur Verheul komt met een goede suggestie: de VS, Duitsland, Zwitserland en Frankrijk hebben ambassades in Antananarivo, de hoofdstad van Madagaskar. Het maakt nog meer indruk als die zo’n aanbevelingsbrief afgeven. Al snel hebben we ‘Team Madagaskar’ opgericht met zeilers uit die vier landen. Zij benaderen hun ambassades voor hulp; helaas krijgen ze overal nul op het rekest. “Ik kan daar met m’n pet niet bij” mopper ik. “En weer zijn het de Nederlanders die ons helpen” wijst Wietze naar het scherm van de laptop. Een mailtje van Mireille Bersia, de honorair consul in Madagaskar: “Ik heb de contactgegevens van de top van het APMF weten te achterhalen” schrijft ze. Deze kustwacht- en havenorganisatie beslist over dergelijke verzoeken. “Perfect! Daar gaat onze brief naar toe” reageren we enthousiast.

In het Frans

“Het is handig om alles in het Frans te doen” horen we even later van een wereldzeilster die in Nosy Be ligt. Dat is één van de ankerplaatsen die we graag zouden willen gebruiken. Oeps, alles is tot nu toe in het Engels gegaan want een officiële brief in het Frans schrijven ligt buiten onze competenties. We vragen Yves, een charmante Franse wereldzeiler of hij wil helpen. Dat wil hij. Ik kook een overtuigende pan boeuf bourguigon waar hij heerlijk van zit te smikkelen tussen zijn uitgebreide uitleg door. Hij heeft jarenlang als vertegenwoordiger van de Franse marine op het buureiland van Madagaskar gewoond en kan ons goed uitleggen hoe het werkt tussen de eilanden van de Comoren groep, Mayotte en Madagaskar. Alle drie die landen hebben een lage welvaart en zijn hard geraakt door de economische crisis. “Er zijn vluchtelingenstromen tussen de eilanden en die gaan met illegale schepen. Daarom zijn ze zo fanatiek in het afsluiten van hun kusten”.  We knikken en snappen het probleem. “Maar ik zal jullie helpen met de vertaling”. Nog die avond ligt er een schitterende brief en begeleidende email in de inbox. Meteen knallen we hem op de bus naar de APMF-top en beginnen te duimen.

Heeft u een foto?

Na een week gaan we naar stap 2: we sturen specifieke aanvraag in voor onze Anna Caroline en voor twee specifieke ankerplekken. Mireille stuurt daar een korte aanbevelingsmail overheen. En bingo: binnen 24 uur krijgen we een reactie. Of we de coördinaten van de ankerplekken willen bevestigen? Natuurlijk! Yves maakt weer een welluidende mail en wéér krijgen we binnen 24 uur een reactie. Of we een foto van de boot op willen sturen? Tuurlijk! Dat gebeurt natuurlijk op een vrijdag; dus we moeten weer wachten.

Column Anna

Bijpraten tijdens de steigerborrel

Het piepkleine groepje boten dat dit jaar die kant op gaat, volgt alles op de voet. Want zodra wij erdoor zijn, hebben we een protocol te pakken dat iedereen kan gebruiken om dan razendsnel ook een aanvraag te doen. Die vrijdagavond borrelen we met een groepje zeilers op de steiger. Ik krijg een mep op m’n schouder van een Amerikaanse medezeiler. “Goed gedaan jongens, echt gaaf dat jullie dit voor de groep doen” zegt hij. Een ander valt hem bij: “als Covid-zeilers moet je eigenlijk allemaal Nederlanders zijn”. Ik denk dat hij een grapje maakt. “Jullie krijgen tenminste hulp van jullie ambassadeurs en consuls” legt hij uit.

Stootgaren

De dagen tikken voorbij en we wachten op een reactie. Iedereen speurt naar weergaten waarin de compressiezone ten noorden van Madagaskar wat kleiner wordt, zodat we er sneller doorheen kunnen. De tijd tikt; we moeten uiterlijk eind november in Zuid-Afrika zijn om het orkaanseizoen te vermijden. Het gaatje waarin de moesson draait moeten we benutten, maar vooralsnog tettert de zuidoostpassaat nog op volle kracht door. Dat is in elk geval een geruststelling voor mijn gespannen zenuwen: al zouden we willen, we kúnnen simpelweg niet weg. Het piepkleine groepje wordt nog kleiner als zeilers afhaken en besluiten om dan maar een jaar in de Seychellen te blijven. Wij blijven hoop houden.

“Ja, we liggen nog steeds op stootgaren” schrijf ik naar een vriendin die zich afvraagt of er dit jaar nog gevaren gaat worden. “Stootgaren?” “Ja, vroeger bonden ze de zeilen met heel dun touw aan de ra’s vast, zodat ze ze heel snel konden hijsen als de wind gunstig was. Het touw brak dan. Stootgaren heette dat touw” leg ik uit. “Doen jullie dat ook?” vraagt ze. “Nee, we halen gewoon de huik eraf” zeg ik zuur, terwijl ik verlangend naar het blauwe doek kijk en nog maar eens op ‘verversen’ van de inbox klik. Nog niks.

Victoria, Seychellen, oktober 2020.

Credit hoofdfoto: J. Sundin

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten