“Janneke, nú komen!” scheurt Wietzes stem me uit een diepe slaap. Ik vlieg de loodskooi uit en de kuip in. Op dat moment lijkt het alsof de zon uiteengebarsten is en in stukken op ons neervalt. Het donkere zwart van de nacht maakt plaats voor zulk fel licht dat we allebei totaal verblind zijn. “Shit!” brult Wietze. “Ik zie niet wat het is. Start de motor!” Ik druk snel de startknop in en kijk naar voren. De kluiver staat uitgeboomd, het grootzeil staat vast met een bulletalie. Zoveel snelle manoeuvreerruimte hebben we niet. En wat is dat voor schip dat zo’n felle schijnwerper op ons richt? Langzaam stuurt Wietze naar stuurboord, weg van het onbekende vaartuig. We horen geschreeuw en de schijnwerper draait van ons weg. In die draaiende lichtbundel zien we de bron van het licht. Een kustvaarder van zeker 50 meter lang. Op vijftien meter naast ons. We zijn door het oog van de naald gekropen; hij was voor hetzelfde geld tegen ons opgeklapt en dat was een strijd die wij sowieso verloren zouden hebben. Stalen boot of niet.
Trillend zitten we allebei in de kuip. Het monster vaart voor ons langs, wij gaan weer naar onze oude koers en leggen de motor het zwijgen op. De windvaan stuurt onverstoorbaar door. “Wat gebeurde er nou?” vraag ik, terwijl ik een arm om Wietze heen sla. Na een hoop gefoeter besluit Wietze met een zucht: “ik haat het om hier ’s nachts te varen”. En ik kan hem alleen maar gelijk geven. De vrachtboot die nu een stuk verder op vaart, voer min of meer gelijk met ons op. Hij voert geen verlichting die bij dat soort schepen hoort, maar ziet er uit als een kleine vissersboot. Daarnaast heeft hij geen AIS. Wietze veronderstelde dat het een visser was en probeerde bij hem weg te blijven. Maar het schip bleef maar op ons in sturen. Dus Wietze schijnt met een sterke schijnwerper in de zeilen om kenbaar te maken waar we zijn. Dat is de gebruikelijke methode in deze wateren. Geen reactie. Nog meer uitwijken, nog meer schijnen. Toen richtte hij de schijnwerper op ‘de visser’. En daar is kennelijk op de brug iemand wakker geworden en geschrokken. Ik hoop dat die nu ook nog steeds met kloppend hart zijn wacht loopt.
Visaasdragers
Het varen in de nacht in Indonesië hebben we zo lang mogelijk uitgesteld. Maar soms ontkom je er niet aan. Normaal kun je tijdens je nachtwacht lekker ontspannen een beetje uitkijk houden, naar een muziekje luisteren en wat voor je uit denken. Elke tien minuten goed rondom kijken volstaat. Hier zit je urenlang op de toppen van je alertheid echt te werken om de boel heel te houden. De uitdagingen zijn talrijk. Allereerst zijn daar de FADs: Fish Attracting Devices. Dit zijn visaasdragers die overal en nergens liggen, vaak op grote diepte zie je ze nog steeds liggen. Het record staat volgens ons op 740 meter: op die diepte hebben we er nog eentje zien liggen. Dichter aan de kust zie je ze nog veel meer. Ze zijn gemaakt van piepschuim, maar het kunnen ook bamboevlotten zijn. Het enige kenmerk is een vlag. En die zie je dus niet ’s nachts. Je radar pikt ze ook niet op natuurlijk. Dus of je zo’n ding al of niet raakt, is gewoon een kwestie van geluk hebben.
Kerstlampjes
De tropische nacht duurt twaalf uur, dus dat is voor veel kleine vissersbootjes een lange tijd om navigatieverlichting aan te hebben. Om accutijd te sparen, doen ze hun verlichting gewoon uit. Alleen als ze een andere boot zien, gaat er een schijnwerpertje aan en bewegen ze die eerst in jouw richting en dan in de vaarrichting van hun bootje. Sommigen hebben knipperende kerstlampjes opgehangen. Dat helpt gek genoeg wel om ze in elk geval te zien. Die bootjes zijn laag, dus ons driekleurenlicht in de mast valt voor hen weg tegen de sterren. Veel in het zeil schijnen dus om te laten zien waar we zijn.
Buitenlandse boten moeten AIS hebben, voor Indonesische schepen is die verplichting er niet. Je merkt dan pas hoe verwend je bent met dat AIS-schermpje: je vertrouwt er bijna blindelings op dat je ‘de grote jongens’ altijd wel ziet. Niet hier: je moet scherp uitkijk houden, want er kan er steeds wel eentje opduiken. Ten aanzien van de verlichting is de interpretatie van de regels ook een beetje losjes. Vissersboten zien er meestal uit als een kerstboom, maar het interessantst zijn de grote sleepboten die met een onverlichte sleep varen. En een sleeplijn van een halve mijl. Veel vrachtschepen zijn schitterende traditionele houten schepen. Het probleem is dat je ze nauwelijks op de radar ziet. De manier waarop er hier gevist wordt is wel overzichtelijk: de grotere vissersschepen hebben geen hele lange lijnen of netten achter zich aan. Ze werken met onverlichte drijfnetten, waar ze meestal bij in de buurt blijven. Ook zijn er ‘spiderboats’: die hebben hele brede rekken aan weerszijden van de romp.
Aan die rekken zitten felle lampen, waarmee inktvissen naar de oppervlakte getrokken worden. Een net hangt eronder en zo halen ze de vangst binnen. Die felle lampen zorgen ervoor dat zij in elk geval niks meer zien, maar ook dat wij hen wél goed kunnen zien. Gemiddeld zie je ’s nachts al gauw zo’n dertig van die spiderboats om je heen.
We zijn inmiddels bekomen van de schrik en zitten aan een rustgevend kopje thee. Wietze zit alweer op zijn post: turend naar lichtjes of beweging voor ons. We kletsen nog even wat voordat ik weer terug de loodskooi in duik. Dan horen we stemmen in de verte en er knippert een klein blauw lichtje. Wietze zet de schijnwerper erop en we zien twee vissers in een piepkleine kano. Enthousiast beginnen ze te zwaaien: “hello mister!” We grijnzen allebei; ondanks alles blijven de Indonesiërs hartverwarmend.
Zuid Chinese zee, Indonesië, November 2019
Bekijk HIER de vorige columns
Tags: column Anna, Column Janneke Kuijsters Last modified: 17 maart 2021
A very apt description of sailing through SE Asia in Nachtzweet!
Vreemde stemmen op zee in het donker.Ik zou me rot schrikken.pfff