Reisverhalen

Column Anna: Mooie parels, fijne parels

08:17

Na een dikke week in Rikitea is onze kluslijst voldoende geslonken en gaan we op expeditie in de archipel. We moeten hier immers een paar weken wachten tot het orkaanseizoen voorbij is. Die weken willen we goed gebruiken. Aan de noordzijde van de archipel steekt het rif boven water uit en daarop zijn kleine eilandjes gevormd. Het vliegveld van de archipel ligt op het eiland Totegegie. Het eilandje ernaast is veel kleiner en schaars bebouwd. Na een tochtje van zeven mijl gaan we voor anker bij Totegegie, helemaal aan de oostelijke kant ervan. Als het anker houdt, kijken we goed om ons heen. Dit is het typische beeld dat je bij Frans Polynesië verwacht: witte zandstrandjes en blauw in alle mogelijke schakeringen. Het is prachtig.

We pakken de snorkelspullen en gaan met de bijboot naar de kant. Vlak voor het strand ligt een rif. Al vanaf de bijboot zien we prachtig koraal en visjes in allerlei kleuren. We varen naar het einde van het eiland en gaan dan het water in. Wietze heeft het touw van de bijboot om zijn middel geknoopt. Zo laten we ons langzaam met de stroom mee terug drijven naar onze Anna Caroline. Het is schitterend. We blijven elkaar porren om weer te wijzen op iets anders moois. Ineens wordt de stilte verscheurd door het geluid van een grote buitenboordmotor. We steken onze hoofden boven water en zien Eric aan komen stuiven.

“Hallo! Komen jullie morgen op bezoek?” roept hij. Afgelopen zondag ontmoetten we hem op het kerkplein en hij nodigde ons uit om zijn parelboerderij te komen bekijken. Dat lieten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen. We spreken af dat we morgenochtend om acht uur komen. Hij stuift weer weg. En wij drijven rustig verder.

De Gambier archipel en de Tuamotus staan bekend om de productie van zwarte parels. Ze worden verhandeld in Tahiti, vandaar dat het vaak Tahiti parels worden genoemd. Zeldzaam en daardoor erg prijzig. Het heeft te maken met een bepaalde oester die alleen hier voorkomt. De Gambier parels zouden dan ook nog van een betere kwaliteit zijn dan die van de Tuamotus. Alleen al in de Gambier archipel zijn 80 parelkwekerijen. Eric bezit één van de grotere daarvan. De volgende ochtend tuffen we met de bijboot over een rif naar het buureiland. Hij staat ons al grijnzend op te wachten. Wij knopen onze kleine bijboot naast zijn werkboten en moeten lachen om het verschil.

Eenmaal binnen zien we het hele proces van het kweken van de oesters tot het plaatsen van het kernmateriaal tot en met het ‘oogsten’ van de parels. En die zijn niet zwart. Ze zijn grijs, groen, blauwig, aubergine. Allerlei vormen komen uit de oesters tevoorschijn. Een oester die een mooie parel geproduceerd heeft, krijgt meteen weer een balletje kernmateriaal naar binnen geschoven. Die mag het kunstje nog eens vertonen. In totaal heeft Eric zo’n 400.000 oesters voor zich aan het werk. Die hangen aan boeitjes vlak bij ‘zijn’ eiland. Geen wonder dat hij liever had dat we wat verderop ankerden. De parelhandel biedt veel werk en welvaart. Dat hadden we in Rikitea al gezien: dikke terreinauto’s, goed verzorgde huizen, mooie kleding. Er zijn niet voldoende handen om het werk te doen in de archipel. De medewerkers van Eric komen uit Tahiti. Ze wonen het hele jaar op het eiland. Met gezin en al gaan ze eenmaal per jaar terug. Wat opvalt is dat ze dit werk allemaal erg leuk vinden. Iedereen kwebbelt er graag over en laat zien wat hij doet.

Oh, wat zijn ze mooi. Eric ziet mijn hebberige blik. “Vanavond kom ik wel even langs. Drinken we wat en ik neem wat parels mee” zegt hij geruststellend. Als het werk gedaan is, stapt hij in een typische Polynesische kano en peddelt naar ons toe. Uit de kano komt een witte doek en een zakje parels. Het uur daarna zitten we heerlijk uit te zoeken. Net zo lang tot we de perfecte parel gevonden hebben. Hij mag eigenlijk niet rechtstreeks aan particulieren verkopen, maar voor zeilers maakt hij graag een uitzondering. Dat vieren we met een goed glas whisky. Ik zie hem genieten, wetende dat dat spul hier niet te betalen is. “Zeg, we hebben nog een extra fles aan boord. Wil je die hebben?” vraag ik. Wietze lacht als de zak parels weer tevoorschijn komt. Eric zoekt twee prachtexemplaren uit en neemt de fles dankbaar in ontvangst. In de ondergaande zon peddelt hij weer terug naar huis. Terwijl we hem in de verte zien verdwijnen citeert Wietze Snuf en Snuitje uit een oude Pipo de Clown film: “mooie parels, fijne parels”.

De volgende dag klopt Pascal op de romp. De Zénon is gisteren ook deze kant op gekomen vanuit Rikitea. “Valérie, Luna en ik gaan snorkelen in het aquarium. Gaan jullie mee?” Tuurlijk. In no-time staan we opgesteld in zwemkleding en met de snorkelspullen in de aanslag. We varen in hun bijboot naar het gat in het rif tussen de twee eilanden. Slik, de oceaan op. Dochter Luna gaat overboord met het bijbootankertje en parkeert dat achter een rotspunt. Het is inkomend tij, dus we moeten flink trappen met de flippers om verder de oceaan op te komen. Het rif dat we vlak onder ons zien is bezaaid met prachtig fijn koraal. En ineens wordt het een stuk dieper. Een gat met wit zand op de bodem. Langs de randen wemelt het van de prachtige visjes. Ik hang zielsgelukkig maar wat aan de oppervlakte te kijken. Hoeveel mooier kan het worden? Ineens tikt Valérie me op de arm en wijst. Haaien. Drie stuks komen langzaam onze kant op. Ze zijn erg groot. Ik denk razendsnel na. Een vis van dat formaat zal wel geen trek hebben in iets dat toch nog iets groter is. Wietze komt dichterbij me zwemmen, ik zie hem ook zenuwachtig kijken. Maar dan draaien ze zich om en gaan ergens anders heen. Oef.

We blijven kijken, kijken en genieten. Totdat het tij keert en we naar buiten getrokken worden. Snel naar de bijboot en volgas terug naar Zénon. We blijven kwetteren over alles wat we gezien hebben. Eenmaal terug op onze Anna Caroline spoelen we onszelf af met zoet water en gaan zitten om alles nog eens de revue te laten passeren. “Hoe groot schat jij die haaien?” vraag ik aan Wietze. “O, zeker wel een dikke meter” zegt hij. “Het leek me wat groter” antwoord ik met een grijns. “Ja” zegt Wietze lachend. “Ze waren zeker twee meter”. Nagrinnikend over ons visserslatijn kijken we tevreden terug. Weer zo’n dag om in te lijsten.

Totegegie, Gambier, april 2016

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten