Reisverhalen

Column Anna: Inslingeren

13:30

 Bonk. Ik probeer het geluid te negeren. Rinkel. Die negeer ik ook. Bonk bonk. Nu gaat het niet meer. Chagrijnig klim ik mijn bed uit en struikel in het donker naar het kastje toe waar het geluid vandaan komt. Een ovenwant tussen de rammelende deksels moet voorlopig maar even soelaas bieden. De rol keukenpapier prop ik tussen de glazen. Als ik terug naar bed probeer te komen en bijna een flinke schuiver maak in de kajuit, ziet Wietze me lopen. “Hee, slaap je nog niet?” roept hij van buiten. Ik brom iets over rammeltjes en ga weer naar bed. Die kostbare uurtjes slaap wil ik optimaal benutten.

Na een hartverscheurend afscheid van Sevilla begon ons overtochtje paradijselijk. Ruim 20 graden voorjaarswarmte en stroom mee. Een groot deel van de 55 mijl lange tocht over de Qualdalquivir rivier loopt door een natuurgebied. Ook dat deed zijn best om ons goed uitgeleide te doen: alle mogelijke flora en fauna konden we met de verrekijker bewonderen. Eenmaal op de Golf van Cadiz bleek dat de verwachte oostenwind (Levanter) ons inderdaad richting Portugal zou gaan duwen. In de luwte van de landtong van Cadiz begonnen we weer met inslingeren: een mooie rustige avond.

De heersende westenwinden worden in het voorjaar zelden onderbroken door de Levanter, dus we prezen onszelf gelukkig. Het seizoen starten met zo’n 100 mijl opkruisen tegen stroom en wind is niet lekker. Zodra de nacht viel en we met ons wachtsysteem begonnen waren, bleek echter dat de Levanter nog wel een verrassing voor ons in petto had. De 20 knopen wind die wij kregen, waren goed te doen. Bij Gibraltar stond echter veel meer. En dat kwam in de vorm van golfslag onze kant op. Die golven ketsten en buitelden vervolgens op de onderzeese hoogteverschillen. Op tientallen mijlen uit de kust voeren we in een soort steile branding. Wietze meende op een gegeven moment een trein te horen: bleek een grote breker te zijn die achter ons aan kwam rollen. Het contrast met de fenomenale sterrenhemel was enorm.

De klotsbak zorgde voor een potje ‘turbo-inslingeren’. De boot schoot als een steigerend paard over de golven. Vaak tot de gangboorden in het water! Als maanmannetjes kropen we in de rondte, controlerend of alles na zo’n winterslaap nog op z’n plek bleef liggen, heel bleef of gewoon ophield met lawaai maken. Van slapen kwam niet veel. Wel lagen we om de beurt in bed mentale lijstjes te maken van de dingen die anders of beter vastgezet moesten worden.

Zo brak als een aap zie ik de volgende ochtend tijdens mijn wacht het daglicht winnen van de nacht. Dolfijnen spelen rond de boot, meeuwen krijsen naar elkaar waar vis te vinden is. De enorme deining slaat stuk op de rotsen. Met enige zorg kijk ik nog eens naar de haveningang waar we heen willen. De wind trekt ook nog eens flink aan. Zodra Wietze’s wacht erop zit, buigen we ons er samen nog eens over. Haalbaar, besluiten we.

Een uur later roep ik het havenkantoor op met de vraag of ze ons meteen een boxnummer kunnen geven. Op het verzoek om eerst maar naar de receptiesteiger te komen, reageer ik een beetje nijdig. Met dit weer en deze deining? De havenmedewerkster kijkt uit het raam en besluit ons meteen door te sturen. Niet lang daarna liggen we vast. Rust. Tevreden kijken we elkaar aan: we zijn weer op pad! Met weer een nieuwe werklijst op de kaartentafel. Ach.

Portimao, maart 2014

Tekst en foto’s: Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten