Reisverhalen

Column Anna: stug doorgaan

08:00

Column Anna
Diepgereefd in de harde wind

Van de redactie: deze column is een paar weken geleden geschreven, nog voor de COVID19 crisis uitbrak.

“Wat zeg je?” Wietze kijkt me vragend aan. “Champagne zeilen” zeg ik peinzend. Het is zo’n term die je de laatste jaren wel eens leest. “Nou, dit zou wel passen bij die beschrijving” grijnst Wietze. We zijn twee dagen geleden vertrokken uit Thailand en een mooie bries van zo’n 15 knopen duwt ons naar Sri Lanka. Een dikke knoop stroom duwt lekker mee. We gaan hard; een knalblauwe lucht boven ons, bruisende zee om ons heen. “Veel beter dan dit krijg je het niet” zeg Wietze genietend. Alleen de eerste dag moesten we nog slalommen om vistuig en vissersbootjes, nu ligt een vrijwel lege zee voor ons. Nachtwachten zijn heerlijk ontspannen. In een T-shirt en korte broek lekker zitten mijmeren. Geen stress meer over onverlichte vissers en troep in het water. Oceaanzeilen zoals we het graag doen.

Spanning op het net

Column Anna

Eindeloos formulieren invullen en stempelen

Elke middag hebben we een gezellig radionetje via de korte golf radio. Iedereen geniet van het vliegende tapijt waar we op lijken te zeilen. Maar op de vierde is het ineens gedaan met de ontspannen kletspraatjes. Om in Sri Lanka binnen te komen met je bootje, moet je verplicht een agent inhuren. Die agent heeft van de overheid ineens de opdracht gekregen om extra formulieren aan te leveren in verband met de corona-virus situatie. Die formulieren moeten geprint, ingevuld, gescand en weer teruggestuurd worden. Natuurlijk zijn die papieren naar ons land-emailadres gestuurd; daar hebben we niks aan nu we onderweg zijn. Hoe gaan we dit oplossen? Geen printer aan boord, maar dat is nog maar het minste probleem. Hoe krijg je een bestand via de satellietverbinding verzonden? Iedereen zit te tobben. Wij leggen contact met zeilvriend Ricard die nog in Thailand zit. Hij heeft de formulieren ook gekregen en wil ons wel helpen. Wietze zet zijn handtekening op een papiertje en ik knal er een bootstempel naast. Zo’n bootstempel is ook verplicht. Dat werkstukje scannen we in en verkleinen het vervolgens op de laptop. Dat is precies klein genoeg om via de satellietverbinding te versturen. Ricard in Thailand is handig met plak- en knipwerk en hij maakt de formulieren voor ons in orde en verzend ze. Opgelucht halen we adem. De wind is inmiddels aangetrokken en we krijgen een rare, holle zee achter ons aan.

Of je vis lust?

“Veel plezier” zegt Wietze grimmig als ik hem ’s nachts aflos. Hij ziet er moe uit. “Geen champagne zeilen?” vraag ik. “Nee, het stikt van de vissers om ons heen. Gelukkig heeft het merendeel AIS” zegt hij knorrig. Ik zet de computer aan en schrik van de clusters vissers die op het scherm verschijnen. “Driehonderd mijl van Sri Lanka vandaan?” zeg ik verbaasd. Gauw de computer maar weer uit. Als ik me buiten geïnstalleerd heb, zie ik allemaal lichtjes om ons heen. Dat gaat inderdaad lekker druk worden om die allemaal te ontwijken. De nacht vliegt in elk geval om.

Column Anna

In een onrustige zee komt de vissersboot steeds dichterbij

De volgende ochtend zien we in het eerste ochtendlicht de vissersscheepjes om ons heen varen. Ze lijken een soort staak in het water te leggen en blijven dan daar dicht bij liggen. “Wat zouden ze vissen?” vraag ik me af. “Ik ben al lang blij dat ze geen lange netten achter zich aan trekken” zegt Wietze. Terwijl ik binnen het ontbijt maak, merk ik dat Wietze onrustig wordt. “Kom eens kijken” zegt hij. “Wat denk jij dat hij wil?” Een vissersboot heeft vol gas de achtervolging ingezet. Wij lopen een kleine zes knopen met een tweemaal gereefd grootzeil, maar de visser haalt ons langzaam maar zeker in. “Wat willen ze?” spreek ik de gedachte uit die we allebei in ons hoofd hebben. De vissers maken gebaren dat we moeten afremmen en het zeil moeten laten zakken. De golven zijn inmiddels zo rond de vier meter hoog en in de harde wind is het niet makkelijk om te zien wat hun plannen zijn. Ik pak binnen de spuitbus met ‘pepperspray’. Niet dat het enig nut heeft in deze wind, maar ik stel mezelf ermee gerust. Na een half uur blijkt dat ze van plan zijn om langszij te komen. Een beer van een kerel staat voorop de vissersboot te zwaaien met een flinke tonijn en maakt met zijn andere hand het gebaar alsof hij een sigaret rookt. Ze komen steeds dichterbij. Wietze gaat in het gangboord staan, zwaait vriendelijk terug en brult: “No smoke”. Na een paar keer herhalen is hij hees, maar de boodschap komt wel over. Langzaam draait de vissersboot weg; we waren nog een kleine veertig meter van elkaar verwijderd.

Wij kennen u niet

Na nog een paar van dit soort achtervolgingen weten we dat vissers niet van vis houden en liever sigaretten of drank hebben. We zijn er maar druk mee. In de vroege ochtend van de achtste dag verschijnt Sri Lanka op de horizon. We geven elkaar een zoen. Gelukt! “Nu nog binnenkomen” zeg ik hoopvol als ik de zendsleutel van de marifoon inknijp. De havenautoriteiten reageren onmiddellijk. “Anna Caroline, we weten niets van jullie, ga 10 mijl buitengaats en wacht daar”.  We kijken elkaar aan en zuchten. In die zee 10 mijl terugvaren? “Dacht het niet” zegt Wietze. We draaien om en steken een beetje tegen de golven in. Ondertussen roep ik Mark op: een medezeiler uit het radionetje die gisteren aangekomen is. Hij is wakker en belt meteen met de agent. Na allerlei telefoontjes mogen we een half uur later de haven in varen.

Column Anna

De marine houdt ons tegen

Het is een spannend gebied voor jachten. Tot vijf jaar geleden mochten jachten alleen naar Galle in Sri Lanka. De situatie is daar niet optimaal om je bootje af te meren, dus het was erg goed nieuws dat Trincomalee ook opengesteld werd. Een enorme natuurlijke haven, erg beschut. De afschuwelijke burgeroorlog die Sri Lanka dertig jaar lang in z’n greep gehouden heeft, woedde hier ook. Men is dus extreem voorzichtig. Tel daar bij op dat er een marinebasis is en je hebt het gevoel dat er duizend ogen op je gericht zijn. De havenautoriteiten geven ons via de marifoon de opdracht om door te varen naar het hoekje waar jachten mogen ankeren. Terwijl ik binnen het antwoord geef, zegt Wietze buiten: “nou dat gaat een beetje lastig”. Maar liefst drie snelle patrouilleboten met grote mitrailleurs erop liggen om ons heen. Slik. Een man in uniform kruist zijn onderarmen ter hoogte van zijn gezicht. Stop. Wietze brult: “wat is het probleem?”. “Jullie hebben geen toestemming om verder te varen. Ga terug”. Ik vlieg naar binnen en roep de havenautoriteiten weer op. “OK, we bellen wel even”. Terwijl de binnenliggende jachten via de marifoon gespannen de ontwikkelingen volgen, draaien wij nog maar een rondje. De marinemannen grijnzen een beetje suf naar ons en vragen waar we vandaan komen. Eentje trekt een doek over zo’n grote proppenschieter op het voordek van z’n boot. Dat ziet er al beter uit. “Anna Caroline, doorvaren naar de quarantainepier” schalt het uit de marifoon. De marineboten spuiten er vandoor en wij halen opgelucht adem.

Sandeep

Eenmaal vast aan de pier, stapt Sandeep het dek op. Hij is onze agent en heeft een onvoorstelbare stapel papier bij zich. De volgende drie uur zijn we druk met invullen, handtekeningen zetten en stempelen. Een enorme parade aan geüniformeerde mensen stapt aan boord, kijkt rond, neemt een stapeltje papier in ontvangst en vertrekt weer. Als de laatste weg is, grijnst Sandeep: “Welkom in Sri Lanka. Jullie kunnen nu voor anker gaan in de baai”. Een half uur later liggen we als een huis. Ik grijp een fles uit de koelkast en laat de kurk knallen. “Champagne zeilen” grijnst Wietze.

Column Anna

De ankerplek in Trincomalee

Trincomalee, Sri Lanka, maart 2020

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten