De laatste meerlijn gaat om de bolder op de quarantaine steiger en we kijken elkaar aan. Doodmoe, blij, opgelucht, voldaan: genoeg reden om elkaar een flinke zoen te geven. “Hi guys!” horen we achter ons. Een flinke vloot aan snelle wedstrijdbootjes motort de jachthaven uit, klaar voor een potje raggen rond de tonnen. “Welcome to Australia!”, roept de stuurman van het dichtstbijzijnde bootje. Verbijsterd staan we hem aan te staren. Australië?! “You took the wrong turn!”, brult hij vervolgens. Snel zoeken mijn ogen naar een bevestiging dat we toch echt in Nieuw-Zeeland zijn. Iets, maakt niet uit wat. Ik zie een vlag wapperen met vier sterren er op. Nieuw-Zeeland heeft er vier en Australië vijf. Toch? Het bootje is inmiddels voorbij met de totale bemanning platliggend op het dek van het lachen. Oké, de toon is gezet. Humor is wat telt hier in Nieuw-Zeeland.
Drijvend toilethokje
Twee struise dames staan tien minuten later op de steiger naast de boot. De eerste is voor Biosecurity. De controle op ongewenste beestjes doorstaan we met vlag en wimpel. In de grote vuilniszak verdwijnen alleen wat kiemzaden en de laatste verse groente. De douane-mevrouw is zo mogelijk nog sneller klaar. De paspoorten krijgen knallend een stempel en ze reikt het felbegeerde TIE-formulier uit. Dat is een formulier waarmee we een BTW-vrijstelling krijgen op alles dat we voor de boot nodig hebben. Als de dames vertrokken zijn, staat er een medewerker van de jachthaven op de stoep. Er is een ligplaats beschikbaar voor ons en we krijgen een tas met allerlei brochures en lekkers. “Maar nu nog niet naar de box gaan”, waarschuwt ze. “Er staat een sterke ebstroom. Wacht nog drie uur.” Heerlijk, even tijd om op te ruimen en te ontbijten. Als alles op orde is, wandelen we wat heen en weer op de quarantaine steiger. Kletsen met andere jachten over hun oversteek. En grote lol hebben om het drijvende toilet. Je mag hier alleen je holding tank gebruiken of, als je die niet hebt, de faciliteiten op de wal. Als je aan de quarantaine steiger ligt, gaat dat natuurlijk niet. Dus is er een drijvend toilethokje. Te grappig.
Klushemel
Tegen lunchtijd liggen we vast in een box en gaan naar het havenkantoor. De gebruikelijke golf van informatie. Volgepropt stuiteren we weer naar buiten en gaan maar eens een rondje op het haventerrein lopen. Opua is een heel klein plaatsje met weinig faciliteiten zoals een bank of een supermarkt. Het eerstvolgende dorp is Paihia, maar dat is zeven kilometer verderop. Bussen kennen ze hier niet, dus of de schilderachtige kustwandeling van twee uur, een taxi of liften. Dat alles is te complex voor onze vermoeide koppen. Op het haventerrein zit een gezellig cafeetje waar we lekker lunchen. Opgeknapt lopen we langs alle bedrijven die hier zitten. “Jeetje, het is wel een soort klushemel”, zegt Wietze bewonderend. Op de gevels van de bedrijven zien we borden die zo’n beetje alles wat je nodig hebt rond een boot beloven. Omdat het zondag is, zijn de meesten dicht. We lopen de bootspullenwinkel binnen om te kijken wat ze zoal hebben. Meteen staat Glen voor onze neus. “Hoe was jullie oversteek?” Kennelijk is het van onze gezichten te lezen. We vertellen hem ons verhaal. Hij schiet meteen in de actie-stand en somt van alles op. Te veel ineens, maar zijn energie springt op ons over. We lopen terug naar de boot en gaan meten hoeveel ruimte er is voor de nieuwe accu’s. Ik pak onze ‘kooplijst’ van de te vervangen dingen erbij en we lopen terug naar de winkel.
Apparaten-tovenaar
Het is de start van een wervelwind die twee weken duurt. Glen zet van alles in gang. Op maandagmorgen staat er een forse man met lange vuurrode dreadlocks naast de boot. De accu’s die we willen hebben, zijn meteen te leveren. Hij bekijkt de situatie met Wietze en samen concluderen ze dat de dynamo nog OK is. Wietze is helemaal weg van Mike. “Heb je die tatoeage gezien?”, vraagt hij enthousiast. Mike heeft op zijn onderarm een enorme bougie getatoeëerd. Techneutengrapje. Meteen als hij weg is, staat boomlange Hans Klomp op de stoep. Dertig jaar geleden zeilde hij hier binnen en is nooit meer weggegaan. Hollandse Hans is de lokale apparaten-tovenaar. Maar als hij ons stuurautomaat-verhaal hoort, schudt hij zijn hoofd. Niet te repareren; we zijn de sigaar voor een nieuwe. In de dagen erna levert hij het ding en helpt op de cruciale momenten. Omdat er allemaal nieuwe draden getrokken moeten worden, moeten veel kastjes leeg. Mijn ‘schoonmaak-opruim-en-evalueer-moment’ dat ik graag nog even uitgesteld had, dient zich onverbiddelijk aan.
Buffelen
Ik loop de werkplaats van de lokale kappenmaker binnen en informeer luchtig wat nieuwe huiken zouden kosten en hoe snel die geleverd zouden kunnen worden. Twee dagen later zitten ze er op. En zo gaat het maar door. We besluiten om veel klussen die voor de laatste maanden in Nieuw-Zeeland op de planning stonden naar voren te halen. Het gaat zo makkelijk hier, waardoor we tijd besparen die we liever aan rondreizen besteden. De lange dagen vliegen voorbij. We buffelen hard en plannen alles strak. Tussendoor bezoeken we wat prachtige plekken in de omgeving en lopen de schitterende kustwandeling naar Paihia. Bijna alles lukt. Na twee weken loopt de nieuwe ankerketting vanaf de steiger de kettingbak in. We zijn doodmoe, maar enorm blij met alle nieuwe en werkende dingen. Wietze kijkt me aan en veegt zijn handen aan zijn broek af. “Wat hebben wij een hoop werk verzet”, zegt hij tevreden. “Tof land, dat Australië”, antwoord ik met een grijns.
Opua. Nieuw-Zeeland, december 2017
Bekijk hier de vorige column
Tags: column Anna, Column Janneke Kuysters Last modified: 17 maart 2021
Wat een prachtige en vermakelijke verhalen. Hier kan ik in stilte van genieten.
Dank je wel Marianne. We maken de columns met veel plezier. Hartelijke groet, Wietze en Janneke