“Anna Caroline, here Rebak Marina. Please go to berth B13. Bow in, port tie” galmt de marifoon. Ik bedank hartelijk en meld dat we standby blijven op kanaal 69. Een enthousiaste havenmedewerker in een blauw shirt staat te zwaaien naar ons. Wat een gemak. Ik moest in het begin erg lachen om de instructies die je krijgt als je in dit deel van de wereld een haven in vaart. Maar het is heel handig: ze gaan er van uit dat je vooruit een box in vaart en melden dan alvast aan welke kant de stootwillen moeten hangen. De man in het blauw vangt handig de voorlijn op en ik stap op de kant om de achterlijn vast te maken. We liggen een paar minuten later voorbeeldig in de box en kijken eens om ons heen. Het eilandje Rebak zal de komende maand onze thuishaven zijn. We gaan hier wat onderhoud doen, onze plannen voor het komende zeiljaar maken en een beetje ‘vakantie houden’ zoals we dat noemen.
Bootparkeerplaats?
Rebak is een klein eilandje voor de kust van het hoofdeiland Langkawi in het noorden van Maleisië. Een heel populaire plek voor zeilers, omdat het strategisch dicht bij de grens met Thailand ligt. De moeilijke Straat van Malacca ligt achter je en het is een goede plek om op te laden en te klussen. Langkawi is eigenlijk de naam voor een archipel van 99 eilandjes. We vermoeden dat ze daarvoor werkelijk elke steen meegeteld hebben, maar het is een leuk getal. Het hoofdeiland is een schatkist van ‘mannetjes’. Je kunt erg veel oplossingen vinden voor reparaties. Maar dan moet je de ‘mannetjes’ wel weten te vinden. Daar is dan weer een handige Facebookgroep voor. De gekste vragen zien we daar voorbij komen. De populariteit van Langkawi wordt nog eens vergroot omdat het een belastingvrij eiland is: je kunt onderdelen dus zonder importheffing naar je toe laten sturen.
De jachthaven op Rebak is erg populair, dus we hadden al een tijdje geleden een reservering gemaakt. Maar nu we er dan eindelijk zijn, valt het een beetje tegen. Alle 90 ligplaatsen liggen vol, maar we zien geen levende ziel. De meeste boten zijn ingepakt met dekkleden en het lijkt erop dat we onszelf gaan vermaken op een ‘bootparkeerplaats’. Vreemd. We gaan naar het havenkantoor om ons in te schrijven. Onderweg zien we op sommige boten was hangen. Ik wijs ernaar. “Er zijn dus meer mensen hier” mompel ik. Wietze knikt.
In het havenkantoor worden we hartelijk ontvangen en krijgen een uitgebreide toelichting over hoe het hier werkt. Het eilandje bestaat namelijk uit een jachthaven en een vakantieoord. En wat blijkt? We zijn welkom op het vakantieoord. “Echt?” We kunnen onze oren niet geloven; meestal word je als zeiler weggejaagd van dat soort bedrijven. “Jullie treffen het, om zes uur vanavond is het ‘happy hour’ in de strandbar” zegt havenmeester Abby. We verlaten het havenkantoor grinnikend: “Zag je die stapel pakjes daar staan?” lach ik. “Zal wel komen vanwege het belastingvoordeel hier” raadt Wietze.
Verborgen zeilers
We pakken een slang en spuiten de moddersporen van het dek. De hougrond is hier uitstekend, maar een weekje rond Langkawi ankeren heeft een kledderboel op het dek opgeleverd. Nou we toch bezig zijn, spuiten we onszelf meteen ook maar af. Het is bloedheet: zo aan het einde van de middag tikt de thermometer al gauw 35 graden aan. Nu we aan de walstroom liggen, kan de grote ventilator ook weer aan. Die blaast de ergste hitte wel uit de kajuit.
Om een uur of zes besluiten we om toch maar eens bij die strandbar te gaan kijken of er iemand is. Tot onze stomme verbazing staan daar tientallen mensen met hun tenen in het zand te genieten van een koel drankje. “Hoi! Jullie zijn van de Anna Caroline hè?” worden we vriendelijk begroet door een medezeiler. “We dachten dat er niemand was?” stamelen we verbaasd. “Dat lijkt maar zo” lacht hij. “De meesten zijn hier een paar maanden en hebben airconditioning. Dan zit je binnen met de deur dicht en de dektent strak erover”. Nu snappen we het: zodra het koeler wordt, komt iedereen tevoorschijn. Een gelegenheidsbandje van zeilers gaat in een kringetje zitten en speelt lekker swingende muziek. “Meedoen?” vraagt iemand en houdt een tamboerijn omhoog. Welja. Wietze zit even later te stikken van het lachen terwijl ik rinkelend de maat sla.
Mister Sin
We slingeren een vraag in de Facebookgroep: “We hebben een kapotte dynamo en zoeken een reparatiebedrijf”. Unaniem is het antwoord: Mister Sin. We stoppen de dynamo in de rugzak en gaan speuren naar het opgegeven adres in Kuah, de hoofdstad van Langkawi. Nou, zo’n zaakje vind je dus nooit als je niet weet dat Mister Sin de dynamogoeroe van het eiland is. Tussen de hopen onderdelen die op de grond liggen, loopt een klein paadje naar achteren. Daar zitten ernstige jonge kerels met hele vette brillen op achter houtblokken waarop een startmotor of dynamo rust. Alles is er zwart en vet. De oudste van hen staat op, we gokken dat hij Mister Sin Junior is. Met zijn kin maakt hij een gebaar naar Wietze, zo van ‘laat zien’. Wietze haalt de dynamo tevoorschijn en vakkundig wordt er gedraaid en gevoeld terwijl Wietze uitlegt dat hij denkt dat het lager kapot is. Sin Junior reageert daar niet op, maar pakt een visitekaartje en geeft dat, keurig met twee handen, aan Wietze. ‘Woensdag terugkomen’ mompelt hij. En dan gaan we weer.
Postduiven
Eenmaal aan boord maken we een lijstje van dingen die aangeschaft moeten worden en die we hier online kunnen bestellen. Ik ben er een ochtend druk mee; daarna is het een kwestie van het volgen van de tracking-nummers om te weten wanneer we een pakketje kunnen verwachten.
Keurig op tijd krijgen we een whatsapp berichtje van Sin Junior dat de dynamo gerepareerd is voor het astronomische bedrag van 30 ringgit. Dat is ongeveer 6 euro. We besluiten om er een dagje Kuah van te maken en ons wat te verdiepen in de toeristische uitstapjes die we hier kunnen maken. De grote trekpleister is een enorme betonnen adelaar die op een havenhoofd staat. Langkawi wordt ook wel ‘adelaarseiland’ genoemd. Waar je ook omhoog kijkt, je ziet altijd wel een roofvogel cirkelen. De grote visarenden vind ik het mooist. We gaan aan de voet van het adelaarsbeeld zitten en drinken een frisje. Kijken naar mensen die selfies maken blijf ik eindeloos grappig vinden. Ook zitten we te lachen om het grote verbodsbord voor PDA’s: public displays of affection. Niet zoenen in het openbaar dus.
M’n telefoon pingt en ik kijk naar de melding op het scherm. “De nieuwe camera wordt morgen bezorgd” lees ik hardop. Wietze kijkt door zijn oogharen naar de grote adelaar. “Eigenlijk zouden ze daar een enorme betonnen postduif neer moeten zetten” zegt hij. Ik snap er geen barst van en Wietze schatert: “Adelaars brengen geen pakketjes!”.
Rebak, Langkawi, januari 2019
Bekijk HIER de vorige columns
Tags: column Anna, Column Janneke Kuijsters Last modified: 17 maart 2021