Reisverhalen

Column Anna: Niet hier. Niet nu.

08:00

Column Anna
Hulp is ver te zoeken. Credit Judy Sundin

“Wat lekker dat de buien weer voorbij zijn” zegt Wietze, terwijl hij de lunchspullen bij elkaar pakt en naar binnen brengt. Ik knik. Het seizoen is onstuimig met felle buien, maar af en toe ook mooie dagen. We liggen nog steeds op de afgelegen ankerplek en genieten op mooie dagen van ‘ons’ kleine onbewoonde eilandje. De sfeer onder de zeilers is nog steeds goed, al merk je wel dat iedereen na ruim twee maanden dit rondhangen een beetje zat begint te worden. “Oh shit” hoor ik binnen. Wietze staat stokstijf stil en kijkt naar zijn hand. Ik hou mijn adem in als ik naar de tandenstoker in zijn hand kijk en een klein zwart dingetje ernaast zie liggen. “M’n vulling is eruit gebroken” zegt Wietze gealarmeerd. Ik krijg het koud van de ellende. Niet hier. Niet nu. Alsjeblieft. “Doet het zeer?” vraag ik zo rustig mogelijk. “Nee.” Oef, dat valt weer mee. Wietze voelt met z’n tong wat er aan de hand is. “Het lijkt wel of de hele kies weg is” zegt hij. Ik steek de telefoon een stukje in z’n wijd geopende mond en maak een foto. Ja, een groot stuk vulling is weg, maar stukjes kies staan nog fier overeind.

Stilletjes zitten we in de kuip en kijken elkaar aan. Het is streng verboden om de kant op te gaan en de COVID19-infecties lijken hier in de Malediven alles behalve in de hand te zijn. We willen de kant ook niet op. Te veel risico. We zullen onszelf moeten redden. Wietze’s ogen lichten op: “De Radio Medische Dienst” zegt hij. “Laten we dat proberen.” “Dat is toch alleen voor de koopvaardij?” zeg ik aarzelend, maar ik heb de telefoon al in m’n hand voor een korte zoekslag. We besluiten om het te proberen.

Goeie club

In een wip hebben we dokter Fulco van der Leer aan de lijn. “We zijn zeilers en zitten vast in quarantaine in de Malediven,” is een beetje een exotische opening van een gesprek, maar hij heeft kennelijk wel gekkere dingen gehoord. Ik leg het probleem uit en zit met gekruiste vingers te luisteren naar het antwoord. Hij weet zich bewonderenswaardig goed in te leven in onze situatie en komt met hele praktische antwoorden. “Zie je iets rozig sponzigs in de kies? Dat is een soort merg.” Slik. Gelukkig niet. We nemen alles door dat er kan gebeuren: van abcessen (‘die ontlasten zich vaak vanzelf’) tot ontstekingen. “Zal ik een noodvulling erin stoppen?” vraag ik. “Beter van niet, je kunt er een ontsteking mee insluiten”. Ah, natuurlijk. “Vooralsnog gewoon goed schoonhouden, bij een ontsteking mét koorts kun je wat antibiotica gebruiken”. Ik bedank hem hartelijk. “Het zal niet makkelijk zijn voor jullie daar. Sterkte” zegt hij aan het einde van het gesprek. Ik pink bijna een traantje weg van de stress.

“Goeie club, die RMD” zegt Wietze terwijl ik op zoek ga naar iets om zijn mond mee te ontsmetten. Dat hebben we nou net niet aan boord. Ik zet een berichtje op de Whatsappgroep en het uur daarna krijgen we mondwater in alle kleuren van de regenboog aangeboden, noodvulling-spul en allerhande gereedschap. Het is het nieuws van de dag, de grappen en grollen vliegen over en weer.

Tandarts spelen

Column Anna

Een vulling maken is een heel gepriegel

Wietze probeert het mondwater meteen. Dat is echt iets dat je moet willen: hij gaat bijna over z’n nek na de eerste keer spoelen. Langzaam maar zeker ontwikkelt hij een manier om de walgelijke lucht en smaak van dat spul te negeren. Het helpt waarschijnlijk wel, maar echt lekker gaat het niet: er blijft van alles hangen in die kies. Na een week is er geen ontsteking, dus we besluiten om er een noodvulling in te leggen. Wietze gaat braaf op z’n rug liggen en ik probeer zo kalm mogelijk te kijken. Het spul dat er in moet is natuurlijk al járen aan boord en ruim over de datum, maar ik krijg het uit het tubetje en in het gat gefrunnikt. Mijn bewondering voor tandartsen is enorm: wat een gepriegel is dit. Met veel rommelen heb ik iets geproduceerd waar ik wel tevreden over ben. “Even de kiezen op elkaar zetten meneer” grap ik. Wietze klakt wat met z’n kaak en is tevreden. Opgelucht ruim ik alles op.

Hoe zit dat?

Column Anna

Medische assistentie op zee. Credit KNRM Arie van Dijk

Bij weer een gezellige zeilersborrel op het strand vertelt Wietze uitgebreid over z’n noodvulling. “Jullie kunnen dus gewoon gratis bellen naar zo’n arts?” vraagt een Amerikaanse medezeiler. “Ja, dat is een dienst die de KNRM verleent” legt Wietze uit. “Wij zijn nog steeds donateur van de KNRM omdat we denken dat als iedere wereldzeiler dat in z’n eigen land blijft doen, we met z’n allen wereldwijd dit soort clubs blijven ondersteunen” gaat hij verder.

’s Avonds lees ik in een blog van een Nederlandse wereldzeilster die in Panama in quarantaine zit, dat ze ook via de RMD goed geholpen is. “Zouden die lui nou veel meer vragen krijgen van zeilers omdat de weg naar lokale medische hulp afgesneden is?” vraag ik me af. “Dan vraag je ze dat toch” grinnikt Wietze. “Kun je dat een keer in een column vertellen”. Ik knik en ga e-mailen. Janneke Stokroos van de KNRM is verrast met onze vraag. “Natuurlijk vertel ik er graag meer over” zegt ze. Het blijkt dat ‘onze’ dokter Fulco van der Leer één van vijf huisartsen is die dit werk doen. Ze hebben een week lang, 24 uur per dag dienst. Gemiddeld krijgen ze 15 tot 20 hulpaanvragen per week. “Maar nu met COVID19 is dat opgelopen tot 30” legt Janneke uit. “Dat komt omdat er toch sneller getwijfeld wordt of iemand besmet is. Dat is op een zeegaand koopvaardijschip of jacht natuurlijk meteen een groot probleem”. Het is onduidelijk of die stijging nu te maken heeft met meer hulpvragen vanuit jachten.

“We werken samen met de Kustwacht. Daar komen de aanvragen telefonisch, via de radio of via email binnen. Zij verzamelen de eerste informatie en schakelen dan een arts in” vertelt Janneke. “Het is voor de artsen een hele toer om, zonder dat ze de patiënt zien, uit te vinden wat er aan de hand is. Op een koopvaardijschip is één van de officieren getraind om medische zaken aan te pakken. Maar op een jacht is dat natuurlijk andere koek. Door COVID19 zien we hele nieuwe uitdagingen die er eerder niet waren. Om een voorbeeld te geven: hoe krijg je een gewond bemanningslid van een schip af en naar een ziekenhuis als een land zijn grenzen gesloten heeft?” Stilletjes knik ik. “En jullie kunnen dat allemaal doen op basis van de donateursbijdragen?” vraag ik. “Ja, en natuurlijk met de inzet van heel veel vrijwilligers” zegt ze trots.

Nog een laagje

We eten zoveel mogelijk zachte dingen, maar na twee weken besluit ik eens om een lekkere salade met nootjes te maken. En ja hoor, Wietze houdt midden in het wegkauwen van een hap ineens op. “Stukje van de noodvulling af” zegt hij met schrik in zijn ogen. Ik lach zelfverzekerd: “ga maar liggen. Ik smeer er nog wel een laagje op. Ik draai daar m’n hand niet meer voor om”. Wietze blij, terwijl ik in gedachten een bedankje naar de RMD stuur.

Uligan, Malediven, 3 juni 2020.

Omslagfoto (c) Judy Sundin

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten