Je hebt nodig: geduld, een geschikte boot, de juiste informatie en een gezonde dosis zenuwen. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan staat niets je meer in de weg voor een heerlijk verblijf buiten de gebaande paden. Met een gerust hart ankeren is een kwestie van vaak doen, van vertrouwen kweken en weten wat je doet. Ook vertrouwen op het materiaal hoort daar bij. Maar hoe bouw je een vertrouwensband met je anker op? In de vorige weken lieten we in deel I, deel II, deel III en deel IV havenontlopers aan het woord en gaven we tips voor havenontlopers en vertelden we hoe je je anker goed leert kennen.
Platbodems, multihulls, zwaardjachten en kimkielers zijn bij uitstek geschikt om droog te vallen. Steekt je boot niet zo diep, maar steekt er wel iets uit aan de onder kant, dan wordt het iets moeilijker. Zeil je met een diepstekende boot met vinkiel, dan wordt droogvallen ronduit lastig of risicovol.
Plaats
Hoeveel diepte heb je nodig om droog te vallen? De standaardregel is dat het verval – dus het verschil in waterpeil tussen hoog en laagwater – groter moet zijn dan de minimale diepgang van de boot. Op het oostelijke Wad kan het verval rond de 2,5 meter zijn, terwijl je op het westelijke Wad bij Texel op een maximum van 1,5 meter moet rekenen. Wil je keus hebben in droog valplek, dan is voor het westwad 1,20 meter diepgang wel ongeveer het maximum.
Tijdstip
Met de getijdentafels in de HP33 stroom atlas of via getij.nl kun je uitrekenen wanneer er hoeveel water staat op de door jou gekozen droogvalplek. Meer informatie over varen op de Waddenzee is verkrijg baar de vorm van Vaarwijzer De Wadden- zee van Jan Heuff (37,99 euro) en Handboek varen op de Waddenzee van Marianne van
der Linden (36,99 euro). Ook op Nautin.nl en op Wadvaarders.nl staat veel informatie.
Twaalfdenregel
Het verval tussen eb en vloed verloopt niet lineair. De grootste hoeveelheid water komt ergens midden tussen hoog en laagwater binnenstromen. Daarna vullen de geulen zich steeds langzamer, totdat het tij keert en het water steeds sneller wegstroomt. Zie het als een schommel die steeds langzamer gaat tot aan het hoogste punt, keert en steeds sneller valt, totdat hij weer aan de klim begint. Om te rekenen gebruik je de twaalfdenregel, waarbij je het verval (of de rijzing) door twaalf deelt: de tijd tussen hoog en laagwater verdeel je in zes perioden; de eerste periode valt of rijst het water 1/12e deel, de tweede periode 2/12e, de derde en de vierde periode 3/12e, de vijfde periode weer 2/12e en de laatste en zesde periode 1/12e deel.
Ankerketting
Vergeet je anker en ketting niet uit te lopen in de richting van waar je de opkomende vloed weer verwacht. Ook al duurt het nog lang voordat de vloed komt, je zult niet de eerste zijn die z’n anker vergeet uit te lopen. Denk ook aan de ankerbol: de kans dat er boten langskomen is klein, maar het
is wel verplicht. Vooral op het Duitse Wad willen ze nog wel eens boetes uitdelen.
Puts water
Tap voordat het water weg, is een puts vol, zodat je je voeten of laarzen kunt spoelen als je over de plaat hebt gewandeld. Je kunt ook de bijboot halfvol hozen; dan heb je zeker ruim voldoende watervoorraad.
Erecode
Om met z’n allen te kunnen blijven genieten van de Waddenzee dien je je aan de erecode te houden: verstoor geen zee honden en wadvogels, houd rekening met elkaar en laat geen afval achter. En ook: ga niet vliegeren, want voor wadvogels lijkt zo’n vlieger net een roofvogel.
Scheef
Voorkom dat je scheef komt te liggen door rondom de boot te peilen. Zo weet je of het overal even diep is (en dus vlak). Bij een (diepe) geul met snelstromend water zijn de buitenbochten erg steil en de binnen bochten vaak hobbelig. Over het algemeen geldt: hoe verder weg van stromend water, hoe glooiender de plaat. Maar ook: hoe dichter bij het wantij, hoe minder de stroming, dus hoe modderiger de plaat. Zoek een plaats aan hogerwal, aan een rustige of doodlopende geul. Zo heb je geen last van hekgolven van passerende boten.
Roer kwijt?
Val je droog met een platbodem? Een platbodemroer is niet gemaakt om op te staan en kan zelfs uit z’n vingerlingen worden getild. Blaas daarom vlak na het vastlopen een kleine kuil voor je roer met schroefwater: gewoon even met de motor in z’n vooruit je roer langzaam heen en weer duwen.
Omslagfoto: © Klaas Wiersma
Tekst: Bertine van Dijk en Marinus van Sijdenborgh de Jong