Stilletjes zitten we in de kuip. Onze Anna Caroline deint zachtjes op de laatste golfjes na de straffe wind van vanmiddag. Die wind is gaan liggen en het wordt langzaam donker. Er stijgt een mist op boven de bomen op de wal: de rook van vele vuurtjes. De moskeeën zingen hun oproep voor het gebed door elkaar heen; vogels krijsen hun laatste avondgroet naar elkaar. Vanmiddag zijn we aangekomen op Lombok en we nemen gretig alle nieuwe indrukken in ons op. De boot is aan kant na de korte oversteek vanuit Australië, het mini-kluslijstje is te overzien en dus zijn we klaar voor Indonesië.
Als je begint te lezen over dat enorme land, dan weet je één ding zeker: in de drie maanden die we hier hebben, gaat het nooit lukken om alles te zien. Keuzes maken dus. En dat is lastig; maar het weer helpt een handje mee. De moessons bepalen nu eenmaal wat leuk varen is en wat niet. De harde zuidoostenwind maakt de zuidkant van de eilanden iets te uitdagend naar onze smaak. Maar er blijft nog heel veel over om uit te kiezen.
Quarantaine
De volgende dag komt Eron naar ons toe gevaren: samen met zijn baas Nawir runt hij een mini-jachthaventje op het eiland Gili Gede. We trekken het anker uit de klei en varen achter hem aan. Na wat gesjor liggen we bij een steiger en kan het inklaren beginnen. Het duurt twee dagen; we mogen niet van het jachthaventerrein af. Mooie tijd om de klusjes te doen en plannen te maken. Als alle uniformen aan boord geweest zijn en talloze stempels op nog meer kopietjes geknald zijn, zijn we er klaar voor. De boot kan hier nog een paar dagen afgemeerd blijven, dus we kunnen flink de hort op. Nawir weet een mannetje die ons voor een schappelijk prijsje twee dagen rond wil rijden. “Of zullen we zelf een auto huren?” stelt Wietze met twinkels in zijn ogen de retorische vraag. Ik schud resoluut mijn hoofd. Lombok is een jaar geleden hard getroffen door een aardbeving en het toerisme is daarna volledig ingestort. Met de paar tientjes die we de chauffeur per dag betalen, helpen we de lokale economie immers meer dan wanneer we zelf gaan rijden.
Wervelwind
De volgende dag gaat het feest beginnen. Amar is een schatje van een chauffeur en hij vindt het prima dat ik met een waslijst van locaties kom waar we allemaal naar toe willen. Hij doet er zelf ook nog een paar bij. We kijken onze ogen uit. Lombok is een tamelijk droog eiland, waar in de lager gelegen delen veel rijst en mais verbouwd wordt. Het overgrote deel van de inwoners is moslim; elk dorp wil een ander dorp de loef afsteken met een nog grotere moskee. “Het eiland van de duizend moskeeën” lacht Amar als we weer langs zo’n enorm gebouw rijden. Er zijn hier en daar ook wat hindoe-tempels, die vreemd afsteken. Op de smalle wegen wemelt het van de auto’s, paardenkarren, volgepropte taxibusjes en scooters. Ongelofelijk veel scooters. Kleine kraampjes langs de weg verkopen benzine per liter in oude limonadeflessen.
We kijken naar oude traditionele ambachten: pottenbakken en weven. Het is allemaal heel smaakvol ontworpen; geen wonder dat ze dit over de hele wereld verkopen. Het contrast met de twee toeristische centra is heel groot: daar strijken internationale gasten neer voor een paar dagen zon en zee. Minirokjes en bikini’s, beachbars en nachtclubs. De gemiddelde Lombokker is daar niet zo gelukkig mee: men houdt meer van bedekte knietjes en schouders. Ik sla braaf een sarong om mijn heupen en krijg en complimentje van Amar.
Bali
We zijn nog niet terug aan boord, of een zeilvriend appt ons. “Zeg, ik zie dat jullie op Lombok zijn. Kan de boot daar blijven? Kom dan met de snelboot een paar dagen hierheen”. We kijken elkaar aan. Waarom niet? We kunnen in hun huis slapen en we zijn wel nieuwsgierig naar het verschil met Lombok. Nog geen dag later stuiven we met 25 knopen over het door de gierende stroom kolkende water van de Lombok Straat. En weer volgt een tornado van indrukken. Het ontstuimig groene Bali met z’n ingewikkelde hindoe-cultuur is totaal anders dan Lombok. We bezoeken tempels, vergapen ons aan rijstvelden en proeven veel van de Balinese eetcultuur. Wat blijft, is de lol die we hebben met de taal. In het Bahasa Indonesia zijn zoveel woorden te vinden die in het Nederlands hetzelfde of vergelijkbaar zijn. ‘Knalpot’ voor ‘uitlaat’ is nog wel de leukste.
Voor we het weten zijn we weer terug aan boord. Het wordt hoog tijd om te gaan. We bellen Amar, die ons mee wilde nemen naar de markt. Ik wil veel versvoer inslaan, want de komende weken zullen we wat verder van plaatsjes voor anker liggen. De markt is een kakofonie van geluid, kleur en geur. Wanhopig sta ik met m’n lijstje en bundeltje geld in de piepkleine gangpaadjes tussen de koopwaar. De verkoopsters zitten er op de grond tussen en tikken steeds tegen m’n benen. “Ibu!” roepen ze, wat zoveel betekent als ‘moeder’. Ik probeer m’n aankopen wat te spreiden en ze over de hoofden heen aan te geven aan Wietze, die zich ook door de mensenmassa’s heenwringt met twee grote boodschappentassen. We grijnzen naar elkaar: “wat een spektakel weer!”. Als alles op de brommerkar opgetast ligt, heeft Amar nog een verrassing. We gaan naar de kleuterschool van zijn dochtertje. De kindjes zijn opgetogen om hun kennis van Engelse woorden te laten zien: samen tellen we tot tien en benoemen we alle kleuren van onze T-shirts. Nadat ze een liedje gezongen hebben, moeten ze weer naar binnen. Helemaal blij gaan we met onze boodschappen terug naar de boot.
Duizend kleuren
De volgende dag vertrekken we vroeg, als het nog lekker koel is. Eenmaal onder zeil, ga ik het ontbijt maken. Als ik met de bakjes naar buiten stap, zeg ik tegen Wietze: “Tsjonge, heerlijk even een dag op het water. Met al die indrukken van de laatste week heb ik het gevoel dat ik vóórover erin gegaan ben voor wat betreft Indonesië”. Wietze grijnst en wijst. “Nee hoor, kijk maar eens. Het feest gaat gewoon door”. Ik ga rustig naast hem zitten en geniet van het schouwspel. Tientallen vlerkprauwen varen om ons heen. ’s Nachts zijn ze kennelijk naar buiten gegaan om te vissen en nu sjezen ze zo hard mogelijk terug om de vis te verkopen. De zeiltjes zijn in alle kleuren van de regenboog en ze gaan hard. We zwaaien en lachen naar alle boten die links en rechts langs ons schieten. Als we ze proberen te omzeilen of ruimte te geven, levert dat steevast een zwaai en “terima kasih” (bedankt) op. “Sama-sama” roepen we terug: graag gedaan. “Voorover erin” grinnikt Wietze. Zeg dat wel.
Lombok, Indonesië, september 2019
Bekijk HIER de vorige columns
Tags: column Anna, Column Janneke Kuysters Last modified: 17 maart 2021