Reisverhalen

Column Anna: Voed de vreemdeling

08:07

“O, ik ben zo blij! Eindelijk heb ik heilbotwangen te pakken gekregen. Zo lekker!” Onze buurvrouw in de haven van Sitka is ook een foodie en ik kan me haar blijdschap goed voorstellen. “Om zeven uur ga ik ze klaarmaken. Komen jullie om zes uur vast borrelen?”  Stomverbaasd vragen we ons nog af of dit een uitnodiging of een mededeling is. Het zijn hele gezellige mensen, dus we schuiven om zes uur hun achterdek op voor de borrel. Een heerlijke avond volgt.

Enigszins brak varen we de volgende ochtend vroeg de haven uit. We kijken nog een paar keer om naar Sitka, het gezellige stadje dat ons een warm welkom in Alaska bezorgd heeft. Het smaakt naar meer en er is nog zoveel te ontdekken. We gaan de komende twee maanden de Inside Passage varen: een traject van ruim 1000 mijl van Alaska naar Victoria, Canada. Beschut tussen eilanden door. Op de achtergrond de Coast Mountains met hun besneeuwde pieken. Vandaag geen wind, dus we tuffen op de motor door het indrukwekkende landschap. Al op de eerste dag moeten we een stroomversnelling door en klokken bijna elf knopen op het smalste stuk. “Volgende keer toch maar even wachten tot het écht de kentering is” bromt Wietze. We waren een uurtje te vroeg en dachten dat het wel los zou lopen. Weer wat geleerd. Die nacht ankeren we op een fabelachtig mooie plek. Steile bergen met dennenbomen erop. Diep water met kleine kommetjes waar het goed ankeren is.

De volgende dag gaan we naar Tenakee Springs, een dorpje met een tweehonderd zielen. Huisjes op palen langs een lang pad. Auto’s zijn er niet, men fietst of tuft op een quad in de rondte. We lopen met een rugzak vol badspullen het dorp in, want er is een warmwaterbron die door het hele dorp als badkamer gebruikt wordt. Helaas kent die verschillende tijdstippen voor mannen en vrouwen. Het is mannentijd, dus Wietze gaat gnuivend naar binnen. Ik eet een ijsje in de zon en zie een watervliegtuig landen. Bij de steiger meert hij af en laadt gasten en bagage uit. De volgende passagiers staan al te wachten. Dit is de enige vorm van vervoer hier.

Als Wietze blinkend schoon weer naar buiten komt, slenteren we naar het bakkertje van het dorp. Ze heeft heerlijke kaneelbroodjes. Per stuk zijn die echter een maaltijd op zich, dus we bestellen er eentje. “We vieren vandaag onze reisverjaardag” zeg ik als ze hem inpakt. “Reisverjaardag?” Als ik uitleg dat we vandaag drie jaar op reis zijn, begint ze te stralen. “Ja, je moet alles vieren” zegt ze. Van afrekenen is geen sprake, het is haar cadeau voor onze reisverjaardag. Helemaal beduusd staan we even later buiten.

Eenmaal terug in het haventje zien we een motorboot binnenkomen. De wind staat raar, dus hij dweilt weg. We sprinten te steiger op en vangen nog net op tijd een lijntje. Met vereende krachten liggen ze kort daarna vast. Als we aan boord van het kaneelbroodje smullen, schrikt Wietze ineens op: “de buurboot staat in de fik”. De motorbootmannen staan echter met de handen in de zakken naar de rook te kijken, dus het zal wel goed zitten. En verdomd, een uurtje later klopt er eentje op het dek. “Hier. Versgerookte zalm”. Voordat we kunnen bedanken is hij al weer weg. We hebben het amper op het aanrecht gezet of we horen weer iemand buiten. De achterbuurman. “Zijn jullie Fransen?” “Nee, uit Nederland”. “Mooi, dan heb ik iets voor jullie”.  Ik ga er naar toe en neem even later stomverbaasd een zak schoongemaakte krab in ontvangst. “Is lekker. Gisteren gevangen” zegt hij er nog bij.
En zo gaat het maar door. We lekkerbekken alle gulle gaven met smaak. Een paar dagen later ligt het anker nog niet vast of een bijbootje komt naar ons toe. “Spreken jullie Engels?”. Als die vraag naar tevredenheid is beantwoord, wordt er in een emmer gegraaid. “Hier, twee krabben”. De beesten spartelen nog met hun poten. Kakelvers. Nu heb ik nog nooit een levende krab tot hapklare maaltijd verwerkt, dus ik schrik een beetje van die grote beesten. Chase van 14 moet daar enorm om lachen. Zijn vriendin Debby is zo’n echte Alaskaanse. Ze grijpt de krabben en rukt er met haar blote handen de rugschilden vanaf. Even later zijn er vier setjes poten en stukken lijf over. “Veertien minuten koken. Zout water”. En weg zijn ze.

“Die Alaskinezen blijven me verbazen” zegt Wietze met een grijns als hij de volgende dag weer aan boord stapt. “Ik ging alleen maar even de vuilniszak naar de container brengen. Kom ik die mensen van die catamaran daar tegen. Of ik van die Nederlandse boot ben? Ja. Krijg ik ineens een enorme heilbotfilet in een zak. Hier” zegt hij. “Weet jij hoe je dat klaar moet maken?” Drie dagen en drie heilbotgerechten verder liggen we in een heel mooi kommetje. Prachtig beschut. Buiten in Stephens Passage waait het dat het rookt. De zalmvissers komen één voor één binnen om te schuilen. Eentje meert naast ons af. En ja hoor: of we zalm lusten. “Jeetje, het lijkt wel of ze hier een hulpprogramma afgesproken hebben” zucht Wietze. “Voed de vreemdeling”. En ik lach hardop terwijl ik denk: als we hier nog veel langer blijven hebben we een vriezer nodig.

Taku Harbour, Southeast Alaska, augustus 2016.

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten