Reisverhalen

Column Anna: tussen de oren

08:38

De wekker gaat. “Heb jij nog een beetje geslapen?,” vraagt Wietze. Niet dus. Het gejank van de wind door alle verstagingen in de haven heeft ons beiden wakker gehouden. Deze keer zijn de zenuwen voor vertrek veel erger dan normaal. “Weten we zeker dat we vandaag gaan?,” geeft Wietze woorden aan mijn gedachten. We staan op en gaan op de punt van de haven kijken. Het ziet er niet slecht uit daarbuiten. In kracht en richting is de wind keurig volgens verwachting. Geen reden om niet te gaan. Maar die knoop gaat niet uit onze magen.

Teruglopend zien we al veel vroege vogels die net als wij naar de lucht en het water kijken. Iedereen ziet tegen deze oversteek op. Het is natuurlijk ook wel logisch. Allereerst liggen de ruim duizend mijl van Fiji naar Nieuw-Zeeland in de baan van weersystemen die voor uiterst onplezierig zeilen kunnen zorgen. Tel daarbij op dat het voor veel zeilers tot nu toe een heerlijk voordewindse koers is geweest. Dit is de eerste keer dat er zeker een paar dagen oncomfortabel hoog aan de wind gezeild zal moeten worden.

Strategie en tactiek

Routering

Foto SY Oceans4

De clou is om je niet te laten verleiden om te kiezen voor lekker weer bij vertrek. Je moet zoeken naar optimaal weer bij aankomst. Want depressies die vanaf de kust van Australië komen, kunnen bij Nieuw-Zeeland voor harde zuidwestenwind zorgen. Probleem is dat je je vertrekbeslissing neemt op basis van een weersverwachting voor acht dagen verderop. Hoe betrouwbaar is dat? Er zijn allerlei theorieën over het ideale vertrekmoment. Is het eenmaal zo ver, dan vertrek je tegen de harde zuidoostpassaat in. Na een paar dagen ben je dan uit de passaatgordel en krijg je als het goed is noordenwind mee. Die gebruik je om naar het westen te komen, zodat je bij de heersende zuidwestenwind wat ruimte hebt om naar het zuiden te komen.

“Het zit verdomme allemaal tussen de oren,” moppert Wietze als we zitten te ontbijten. Onze vertrekbeslissing ligt nog als een hete aardappel op tafel. Het collectieve gestress over het vertrekmoment leidt er toe dat veel mensen niet meer op hun eigen oordeel vertrouwen. Routeerders worden ingeschakeld of dure routerings- en planningsprogramma’s worden aangeschaft. Wij hebben ons ook laten opjutten en een driemaandsabonnementje op zo’n programma genomen. Zeilvriend Nico heeft beloofd om vanuit Nederland elke dag in te loggen op dat programma en ons de laatste update te geven. Eenmaal onderweg hebben we de gribfiles die we via de korte golf binnen halen. Ik start de laptop op en we bekijken de laatste informatie nog een keer. “Er is geen reden om niet te gaan. Geen spoor van een harde zuidwester,” zeg ik. “Kom op. Dit kunnen we ook,” antwoordt Wietze. Ik knik, pak de map met papieren en verdwijn richting douanekantoor.

Hollands Glorie

Onderweg

Foto Sy Gabber

Drie uur na vertrek uit de jachthaven komt de doorgang door het rif in zicht. We grijnzen, want net voor ons uit vaart Gabber. Het is leuk om te zien hoe we met twee Nederlandse stalen boten door het gat stomen. Twee maal rood, wit en blauw staat stijf als een plank in de harde wind. De schoten gaan aan en daar gaan we. Onze Anna Caroline houdt zich goed in het aandewindse geploeter. Toch zie ik de volgende ochtend dat onze driekleur finaal van z’n stokje gewaaid is!
Na drie dagen is het geworstel voorbij en draait de wind naar het oosten. De verwachting is dat hij in de oost/zuidoosthoek blijft, dus we hoeven geen omweg naar het westen te maken. “Jongens, hou er rekening mee dat het veel motoren wordt. Er staat steeds minder wind in de verwachting,” meldt Nico, varend op het IJsselmeer. Het gaat snel: terwijl er nog steeds een hoge deining staat, is de wind bijna weg. Motor aan en een extra rifje in het grootzeil om het slaan van het zeil tegen te gaan. “Shit!,” hoor ik Wietze roepen als hij het rif er in wil trekken. De lier voor de reeflijn is half los van de giek. Snel met een schroevendraaier vastdraaien helpt. Maar dan blijkt hij niet goed meer te draaien. Tegenvaller.

Knal

De volgende dag is het stralend weer, de zee is vlak en de motor doet zijn werk. De weersverwachting laat hele zwakke wind zien, dus we hebben ons er al bij neergelegd dat we de komende 600 mijl zullen motorzeilen. Geen reden tot ongerustheid, maar je blijft op dit stuk water meer gespannen dan normaal. “Zit allemaal tussen de oren,” zegt Wietze met een grijns. Dan begint ineens de stuurautomaat te gillen en zet zichzelf uit. Stomverbaasd kijken we elkaar aan. Ik grijp het stuurwiel, Wietze vervangt de zekering en zet hem weer aan. Knal. Die vliegt er weer uit. Achterhut ontmanteld en ja hoor, een hele warme pomp. Reservepomp erin. Nieuwe zekering. En weer aan. Knal. Dit is niet leuk meer, we zullen nu met de hand moeten gaan sturen. “Jôh, nog maar vijf dagen te gaan,” grimlach ik.  Wietze gaat Willy Wortelen met de windvaan en krijgt hem zo ver dat hij op het kleine zuchtje wind toch nog een beetje in de goede richting stuurt. Dat maakt ons tijdens de nachtwachten in elk geval iets flexibeler.

op wacht

Wietze

Al gauw zitten we in een nieuwe regelmaat. ’s Nachts sturen we om de beurt. Wietze stuurt overdag en ik zorg voor eten, drinken, navigatie en vermaak. Twee saaie dagen gaan voorbij. Een zeilvriendin mailt optimistisch: “jullie hebben je portie tegenslag nu wel gehad. Meer zal er toch niet komen?,” Ik hoop het ook. Terwijl ik over dat mailtje vertel, geef ik Wietze een pepermuntje. Krak. Met een van pijn vertrokken gezicht houdt hij het restant van het pepermuntje en zijn halve kies in zijn hand. Ik zucht en ga pijnstillers zoeken.

De volgende avond ruik ik een rare lucht als ik naar bed ga. Ik maak een halve opmerking naar Wietze en besluit de groentevoorraad morgen maar eens te controleren. Tijdens de wachtswissel stinkt het echt. Ik kan de bron niet vinden. Wietze ruikt nog niks. Bij de volgende wachtswissel wordt Wietze er vrolijk van als ik weer als een hondje door de boot loop te snuffelen. Terwijl hij nog na zit te lachen, zeg ik: “het ruikt naar rotte eieren”. In één vloeiende beweging schiet Wietze overeind, ramt de gashendel in neutraal, zet de motor uit en rukt de bank open. Drie accu’s staan daar vrolijk stoom af te blazen. Ik hoor een woord dat ik hier maar beter niet op kan schrijven. “Die rotdingen zijn pas een jaar oud!,” roept Wietze gefrustreerd.

Een beetje stilletjes kijken we elkaar aan. Zolang de motor draait, hebben we stroom voor de GPS en verlichting. Dus eerst de boel maar eens af laten koelen. Een halve dag later blijkt nog één accu een beetje bruikbaar. We zetten de polen erop, doen de radio aan en zenden een laatste email naar drie mensen die moeten weten dat het goed met ons gaat, maar dat we niet meer communiceren. Dan wordt het stil. “Wat een rampentocht,” zucht Wietze gefrustreerd. “Welnee jôh,” grinnik ik. “Zit allemaal tussen de oren.”

Op zee op weg naar Nieuw Zeeland, november 2017

Bekijk hier de vorige column

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten