Reisverhalen

Column Anna: Suwarrow

09:05

Onze Finse vriend Hannu is vanochtend de mantafluisteraar. Hij hangt met z’n duikbril op aan een touwtje achter de bijboot. Zijn vrouw Auli laat de motor langzaam vooruitslaan. Wietze wijst de weg langs de rand van de zandplaat. Zo kunnen we ze sneller vinden in het vroege ochtendlicht. Intussen kijk ik om naar de ankerplek. We zijn in de lagune van het atol Suwarrow. Een flink atol van zo’n 8 mijl doorsnede. Op de oude kraterrand liggen hier en daar wat eilandjes. Bij het grootste, Anchorage Island, liggen drie boten voor anker: de Finnen, een Amerikaans stel en wij. Heerlijk rustig. Suwarrow stond altijd al hoog op onze wensenlijst. Niet alleen omdat het een prachtig natuurpark is, maar ook vanwege Tom Neale. Deze Nieuw-Zeelander woonde van 1952 tot 1977 met tussenpozen in z’n uppie op het eiland. Hij zag maanden niemand. Nu is het een populaire stop voor westgaande jachten, er komen er zo’n 140 per jaar. Twee parkwachters wonen hier zes maanden per jaar om een oogje in het zeil te houden.

Fish cleaning station

Ik schrik op uit mijn gedachten als Hannu “Täällä on rauskuja!” brult. Geen vertaling nodig, we liggen binnen een tel allemaal in het water. Vier manta’s zweven majestueus een paar meter onder ons. Ze cirkelen rond koraalkoppen. Volgens Katu, een van de parkwachters, pikken ze daar kleine visjes op die de parasieten van hun huid verwijderen. “Fish cleaning station” noemde hij het met een grijns. Het is fascinerend om te zien. Af en toe gaat er een bek open en is het net alsof je in een soort garage kijkt. De manta’s lijken vrijwel hol: het water stroomt – minus de uitgefilterde plankton – door de kieuwen weer naar buiten. Ze trekken zich niks van ons aan.

16 meter diepte

Een uur later zijn ze kennelijk schoon, want ze zwemmen weg. Wij klimmen in de bijboot en kwekken uitgebreid over alle details die we konden zien. Manta kijken is vroege vogelwerk, dus m’n maag knort voor een ontbijtje. Inmiddels is het bladstil geworden en is het water vrijwel vlak. We tuffen langs onze boot als Hannu zegt: “hee Wietze, moet je jullie anker zien.” Stomverbaasd hangen we alle vier over de rand van de bijboot. Glashelder water en daar ligt keurig ingegraven ons anker. Op 16 meter diepte. Ongelofelijk.

Natuurbeheer en gastheerschap

We zijn hier al een paar dagen en hebben van elke minuut genoten. Toch moeten we weg; er komt morgenmiddag hele harde zuidenwind aan. En dan is deze ankerplek een val. Na het ontbijtje gaan we dus uitklaren. Parkwachter Harry lacht als hij ons ziet. “Ik had het voorspeld hè? Windstilte komt hier niet zo vaak voor en dan is het magisch.” We zitten aan hun keukentafel en vullen een trits papieren in. Ondertussen vertellen ze honderduit over hun werk. “Het accent ligt steeds meer op natuurbeheer en gastheerschap,” legt Harry uit. “Vroeger konden zeilers veel meer hun gang gaan hier. Nu zijn er regels waar iedereen zich aan moet houden. Vissen, duiken in de pas of het bezoeken van andere eilanden mag niet meer. Maar dan blijft er nog genoeg over,” grijnst hij. Ik ben het roerend met hem eens. “Uto?” vraagt Katu. Lekker. Uto is het binnenste van een ontsproten kokosnoot. Het is een bal ter grootte van een grapefruit. De smaak ligt een beetje tussen kokosnoot en ananas in. Voor de Cook Islanders is het een snack en wij snacken graag mee.

Drone

We kauwen de rest van onze uto in een hangmat met uitzicht op de ankerplek. De parkwachters hebben van aangespoelde netten en drijfhout hele grote hangmatten gemaakt en die tussen de bomen langs het strand gehangen. Heerlijk schommelen met het mooiste uitzicht van de wereld. Als we terug tuffen met de bijboot zien we dat de Amerikanen een drone tevoorschijn gehaald hebben. Als we ze vriendelijk vragend aankijken, snappen ze de hint. Het ding zoemt meteen onze kant op. We springen snel aan boord en zwaaien enthousiast naar de camera. Leuk.

Gloeilampen

Ik duik snel de keuken in, want vanavond hebben we afgesproken om een potluck dinner (waarbij iedereen wat meebrengt red.) voor de hele groep te houden met z’n achten. De parkwachters hebben er wel zin in, want het is een welkome aanvulling op hun redelijk magere voorraad eten. Sowieso zie je dat zeilers hen met van alles en nog wat helpen. Van koud bier tot benzine, van groene thee tot een schroevendraaier. Alleen de gloeilampen waar ze om zitten te springen, heeft niemand tot nu toe aan boord gehad. Die gloeilampen zijn een paar uur later weer onderwerp van gesprek als we bij het licht van de ondergaande zon op het strand onder de palmbomen een aperitief staan te drinken. Het is de zoveelste keer vandaag dat ik in mijn arm knijp. Is dit echt? Het is zo mooi. Waar je ook kijkt.

Kokosnootkrab

Een uurtje later eten we gezellig wat ieders pot schaft. Als de buiken rond en de schalen leeg zijn, loopt Harry weg. Even later is hij weer terug met King George: een enorme knalblauwe kokosnootkrab. Formaatje basketbal met vervaarlijke scharen. Dit soort krabben klimt daadwerkelijk een boom in om een kokosnoot te pakken. Die scharen maken korte metten met de harde bast van de kokosnoot. King George is niet van zins om in het donker in een boom te klimmen en kijkt wat zuur voor zich uit. “Willen jullie er nog meer zien?” is de retorische vraag. Tuurlijk. We lopen naar het huis van de parkwachters en daar wemelt het er van. Nachtjagers op zoek naar voedsel. Sommige zijn blauw, andere rood of oranje.

 

Vallende ster

Nog helemaal onder de indruk lopen we terug naar het strand. Als alle spullen in de bijboot geladen zijn, duwen we af. Voordat Wietze een slag met de roeispanen heeft kunnen doen, zitten we allebei als betoverd om ons heen te kijken. We dobberen gewoon maar even verder op een zee die letterlijk als een spiegel is. De miljoenen sterren aan de hemel reflecteren in het water. De volle maan is zo fel dat we de schaduw van het bootje op de zeebodem zien. Koraalkoppen, een klein haaitje. Loepzuiver. Een sluier van diamanten in ons kielzog. Stil zitten we te kijken en elkaar dingen aan te wijzen. Dan zien we in de reflectie op het wateroppervlak een vallende ster. Zo’n mooie met een staart erachter. “Snel, doe een wens,” zegt Wietze. Ik slaak een romantische zucht. “Wat heb ik nou nog te wensen als we dit allemaal al hebben?”

Suwarrow, Cook Islands, augustus 2017

 

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten