Reisverhalen

Column Anna: Reis door de tijd op Ile des Pins

08:53

Column Anna
Bernards snelle Piroque

“Kom maar, het is niet zo koud als het lijkt” grijnst Bernard me toe. Ik zet een eerste stap in het water en ben het niet met hem eens. Dapper waad ik naar zijn boot toe. Als het koude water tot halverwege m’n dijbenen komt, trek ik de pijpen van mijn korte broek op. Het is nog vroeg en de harde wind is koud. Ik heb geen zin in nu al een nat pak. Bernard blijft breed glimlachen terwijl hij het fokje hijst. Het klappert in de wind tot Wietze ook aan boord is. Die kijkt verbaasd naar mijn droge broek. Om de één of andere reden val ik de laatste dagen steeds in het water. “Heb je het droog gehouden?” vraagt hij met nauwelijks ingehouden lachen. Dan trekt Bernard langzaam het anker eruit. De boot begint te driften. Hij loopt naar achteren en pakt een enorme peddel. “Het roer” legt hij uit. Ah. De grootschoot gaat aan, de fokkenschoot volgt. En daar gaan we. Het is een rare gewaarwording om zo hoog boven het water te zitten, wetende dat je alleen een boomstam onder je hebt.

Column Anna

Een grootzeil van twee fokken

We zijn vandaag te gast op Bernards pirogue. Een oeroud zeilvaartuig. Ik vind de term ‘zeilboot’ eigenlijk niet zo van toepassing. Want dit zijn bootjes die al sinds vele generaties door Kanaken gemaakt worden in Nieuw Caledonië. Ze worden gebruikt voor vissen, voor wedstrijden en voor het vervoer van mensen en dingen. Zeker op Ile des Pins, waar we nu zijn, zijn bootjes een basisvoorwaarde om te kunnen leven. Het is een groot eiland, helemaal in het zuiden van Nieuw Caledonië. Er wonen ongeveer 1500 mensen, verdeeld over acht verschillende stammen. Het eiland is helemaal omgeven door riffen en ondiepe baaien. Grillige steenformaties staan overal. En pijnbomen natuurlijk; daar is het eiland naar genoemd. Die pijnbomen zijn kolossaal als ze oud zijn.

Traditioneel bouwen

Column Anna

Twee boten in de race

“Samen met mijn vader ben ik een pijnboom uit gaan zoeken” vertelt Bernard terwijl we over het water denderen met zijn boot. “Nadat we de goede boom gevonden hadden, hebben we hem met andere leden van onze stam omgehakt. Het hout moest daarna vier maanden drogen. Pas toen kon ik echt beginnen”. Inmiddels hebben we een andere pirogue op het water gespot en zetten we de achtervolging in. Bij Kanaken geldt kennelijk ook: als er twee boten op het water zijn, is het een race.

Bernard legt ondertussen uit. De boomstam wordt in een soort torpedovorm gehakt. Eén zijde wordt uitgehold. Daarop komt een smalle, lange ‘doos’ van hout te staan. Daarbovenop komt het brede dek. In dat dek zitten deksels op de ‘doos’. Daarmee is dat dus het ruim voor van alles en nog wat. Het geheel is natuurlijk wat tuitelig op deze manier. Daarom zit er een knalrode zijdrijver aan. Het zit allemaal met touwverbindingen aan elkaar, prachtig om te zien hoe ze de goede takken gevonden hebben om het passend te maken. De boten worden alleen op het strand van de St. Joseph baai gemaakt. Daar hadden we in het vroege ochtendlicht al de grote boomstammen zien liggen.

Peddelroer

Column Anna

Schipper Bernard aan de stuurpeddel

“We gaan overstag” kondigt Bernard aan. Geen moment te vroeg; ik zag Wietze al zenuwachtig naar een ferme rots kijken die nogal op onze weg lag. De peddel gaat naar de andere kant van de boomstam-alias-romp en de pirogue draait voorbeeldig door de wind. De concurrentie in de verte doet het iets minder soepel, stellen we tevreden vast. Ik kijk omhoog naar de zeilen. De zon komt nu echt lekker door en ik zit ongelofelijk te genieten van deze bijzondere ervaring. Bernard ziet me kijken. “Valt je niks op aan de zeilen?” vraagt hij met een grijns. Ik kijk wat beter en schiet in de lach. “We gaan ook met de tijd mee hoor” legt hij uit. “Vroeger werden de zeilen gemaakt van plantenvezels die tot een soort dunne mat geweven werden. Enorm veel werk. Tegenwoordig gaan we naar zeilboten toe en vragen oude zeilen. Daar knippen we een goed zeil van voor onze boten. Een zeilmaker in Nouméa maakt het dan verder af.” Ik lach en kijk in de verte naar de andere pirogue. Verdomd, zijn grootzeil zijn twee aan elkaar genaaide fokken. Bernard stapt opzij en wijst naast zich. “Een buitenboord motor” knik ik. “Ja” grijnst hij, “wij hebben ook wel eens haast”. Hoe meer ik om me heen kijk, hoe meer tekenen van de moderne tijd ik zie. Plastic tiewraps, een ijzerdraadje hier en daar. En waarom ook niet?

Ondertussen zeilt de boot over een lichtblauwe ondiepte. “We steken vijftig centimeter” reageert Bernard op Wietze’s vragende blik. “Kijk, een schildpad”. Een enorme schildpad kan zich nog maar net voor de aanstormende boomstam uit de voeten maken. Kleurig koraal schiet onder ons door; hier en daar zie ik een groepje schitterende vissen. Bernard vertelt intussen verder over de zeilreizen die zijn vader en grootvader maakten met hun pirogues. “Naar Nouméa en terug. Om spullen te verkopen en te kopen. Op de heenweg konden ze de diepwater route naar het hoofdeiland Grande Terre nemen. Dat lukte wel in één dag”.  “Maar de terugweg dan?” vraagt Wietze. Ik denk terug aan de veertig mijl hoog aan de wind bonken die het ons gekost heeft om naar Ile des Pins te komen. ‘Het moet daar wel verdomd leuk zijn om dit er voor over te hebben’ dacht ik toen. Inmiddels weten we dat het er heel erg leuk is. “Over de terugweg deden ze drie of vier dagen” vertelt Bernard. We knikken; inmiddels is het ons ook wel duidelijk dat de aandewindse eigenschappen van een boomstam op z’n zachtst gezegd niet optimaal zijn. “Omdat de boot niet diep steekt, konden ze tussen de koraaleilandjes binnen het rif varen. ’s Nachts sliepen ze dan bij een eilandje”. Hij heeft het zelf nog maar één keer gedaan. “De ferry doet het in drie uur” zegt hij breed lachend.

Slappe grond

“Zeg jongens, ik zet jullie daar bij dat strandje af” zegt Bernard. We zijn inmiddels via een smalle doorgang in de D’Oro baai gekomen, die zo mogelijk nog mooier is dan de vorige. De tijd vliegt; we zitten al bijna twee uur bij hem aan boord. Bernard legt uit waar we de dichtstbijzijnde weg kunnen vinden om weer terug naar onze Anna Caroline te komen. Net voor het strandje draait hij de boot in de wind, legt de peddel neer en steekt een vaarboom tussen de beide drijvers. Die gaat meteen een flink eind de grond in. Ik kijk verbaasd naar het gemak waarmee dat gaat. “Het is erg los zand hier” legt hij uit. De boot ligt als een huis. Ik pak m’n rugzakje en we geven Bernard een hand om hem hartelijk te bedanken voor deze bijzondere belevenis. Dan stap ik van het dekje af, op de boomstam. Het ziet er niet diep uit, dus ik maak een elegant sprongetje het water in. Terwijl ik onomkeerbaar door de lucht vlieg, realiseer ik me dat ik met een noodvaart op een slappe bodem afga. Kansloos: een tel later ben ik tot mijn nek nat. Wietze doet het bijna in zijn broek van het lachen.

Ile des Pins, Nieuw Caledonië, augustus 2018

 

Bekijk hier de vorige column

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten