Reisverhalen

Column Anna: Orang Belanda tussen de Orang utangs

08:57

Column Anna
We laten Anna Caroline achter de op de rivier

In het vage ochtendlicht zit ik tijdens mijn wacht wat te mijmeren over de afgelopen weken. De tocht van Komodo weer terug naar Bali. De leuke mensen die we ontmoet hebben, de bijzondere dingen die we gezien hebben. Helemaal blij zit ik te wachten op de nieuwe dag. Als het steeds lichter wordt, is het eerste wat ik zie dat we in bruin water varen.  Vissersbootjes overal om ons heen, heel in de verte zie ik wat bomen op de kust staan. We varen in de delta van de Sekonyer rivier in het zuiden van Kalimantan. Ik ruik de scherpe lucht van verbrand hout; er hebben hier grote bosbranden gewoed. Maar de regen heeft ze geblust en we hebben dus goed zicht.

Twee uur later kussen de zonnestralen Wietze ook wakker en stommelt hij naar buiten. “Wat een soep” mompelt hij na één blik op het rivierwater. “Ja, het wordt nu spannend” zeg ik. We gaan de versmalling van de delta in en daar moeten we over een ondiepe bank. “In de koloniale tijd heette het hier Vlakke Hoek” zeg ik nog. Wietze hoort het niet, hij is inmiddels helemaal geconcentreerd op het volgende stuk. We controleren voor de honderdste keer het getij en gaan ervoor. Maar we zijn niet de enige: grote bakken worden door sleepboten door hetzelfde gat getrokken. Met het zweet in de handen zien we de diepte aflopen. Met nog een dikke twee meter onder de kiel spoelen we over de zandbank heen en varen we de rivier op. Het is nog zo’n tien mijl naar het stadje Kumai. We slingeren ons tussen de sleepboten en vrachtboten door, totdat we de grote gele boei voor het stadje zien liggen. Dit is, volgens de vaargids, de plek waar jachten kunnen ankeren. We tuffen nog wat in de rondte en zien een klein motorbootje met een noodgang naar ons toe komen. Breed lachend en zwaaiend heet Majid ons welkom in Kumai. “Niet te dicht bij de kant ankeren, daar stikt het van de muggen” roept hij. “En gooi maar flink wat ketting uit” is het volgende advies. We laten in zes meter water zo’n vijftig meter ketting vallen, want het stroomt hier bij tijd en wijle hard.

Anna Caroline achterlaten

Column Anna

Majid legt uit welke mogelijkheden we hebben

Even later zit Majid aan boord. Hij kan van alles voor bezoekende jachten regelen. Water, diesel, was, noem maar op. We knikken vriendelijk, maar hebben niets van dat alles nodig. We zijn hier voor een bezoek aan het nationale park Tanjung Putin. Hij grijnst en begint de mogelijkheden op te sommen. Met ingehouden adem kiezen voor een tocht van drie dagen in het natuurgebied. Dat betekent dat onze Anna Caroline twee nachten in haar eentje op de rivier ligt. Daar krijg ik het benauwd van. Majid ziet het en tikt op mijn knie: “Maak je geen zorgen. Eén van mijn mensen slaapt ’s nachts in jullie kuip om de boel in de gaten te houden”. We knikken. Vette klei, berg ketting gestoken en nauwelijks wind hier. Moet goed gaan.

Column Anna

Het bovendek van de klotok

De volgende ochtend komt de klotok langszij om ons op te halen. Een klotok is een wonderlijk vaartuig: een smalle, lange romp met heel weinig diepgang. Er zitten twee verdiepingen op. De onderste, in de romp, is waar de schipper zit en waar de bemanning woont en werkt. Bovenop zit een vlakke verdieping die beschermd is door een dak maar helemaal open is aan de zijkanten. Daar staan van voor naar achter: stoeltjes, een bed en een eettafel met stoelen. Wij worden verondersteld op de bovenverdieping te verblijven en maar liefst vier man bemanning zorgt voor ons. Dat is even wennen. De klotok tuft een zijtak van de rivier op en al snel zijn we diep in het nationale park. Gids Anwar komt tussen ons in zitten op het bovendek en begint enthousiast te vertellen en te wijzen. “Kijk, een kingfisher!” We krijgen rubbernekken van het snel omkijken naar al het moois. “En daar: een orang utang!” Een snelle beweging in de bomen, meer zien we er niet van. “Zeg Anwar” vraag ik “In het Bahasa is ‘orang’ toch ‘mensen’? Ze noemen ons ‘orang Belanda’: mensen uit Nederland. Wat is ‘utang’ dan?” Hij lacht en wijst om zich heen. “Het oerwoud. Orang utangs zijn dus letterlijk mensen uit het woud”. Ah.

Column Anna

Orang Belanda met de grote neus

In het park leefden van oudsher orang utangs, net als op veel plaatsen in Kalimantan en elders op Borneo. Door stroperij en door het verkleinen van hun leefgebied omdat veel oerwoud opgeofferd wordt voor landbouw, komen deze grote dieren in de knel. Daarom zijn er in de afgelopen decennia veel overgeplaatst naar Tanjung Putin. Veel van die orang utangs zijn om de een of andere reden gewend aan mensen, bijvoorbeeld omdat ze in gevangenschap geleefd hebben. Daarom zijn er vijf plekken in het park waar eten neergelegd wordt, zodat ze steeds voldoende voedsel hebben.

Volle tafel

Column Anna

Orang utang die in hoog tempo bananen eet

Nog geen uur later lopen we op onze tenen door het bos naar zo’n plek toe. Een parkwachter legt een grote stapel bananen en maiskolven op een hoge tafel neer. Hij maakt een hoog, gierend keelgeluid. En ja hoor, nog geen kwartier later klimt een knots van een orang utang richting het voedsel. We kijken onze ogen uit. Mama orang utang heeft twee kleintjes bij zich. “Kijk” fluistert Wietze, “systeemschaften”. Ik stik van het lachen, want de manier en het tempo waarop ze de bananen naar binnen werkt doet me denken aan de verhalen van Wietze uit het begin van zijn marinetijd: zo snel mogelijk eten om zoveel mogelijk energie binnen te krijgen. De kleintjes proberen het tempo van mama bij te houden. Met het nodige geraas komt een troep wilde zwijnen aanstormen; happig op de restjes van de tafel. We zitten uren te kijken hoe de ene na de andere grote aap naar het voedsel komt. “Ze leven solitair” fluistert Anwar. Als al het eten op is, sluipen we weer weg.

De klotok slingert zich over de rivier en wij blijven ons verbazen. Zoetwaterkrokodillen, grote zoutwaterkrokodillen en schorpioenen. Het gaat maar door. We zitten op de bovenverdieping en komen ogen te kort. De kokkin aan boord verwent ons met de lekkerste hapjes en Anwar blijft onvermoeibaar uitleggen. ’s Avonds wandelen we met een boswachter door het donkere bos. Ik doe het bijna in m’n broek van de spanning, maar al snel wint m’n verbazing het. Grote uilen kijken ons aan, kleine boomkikkertjes knipogen in het licht van onze zaklampen en een tarantula schiet zijn hol in. In de verte stormt weer zo’n wild zwijn langs; iets dichterbij dan je zo willen.

Opgelucht weerzien

De tijd vliegt en al snel zijn we op de terugweg. “Hoe zou onze Anna het hebben?” zeg ik tegen Wietze. Hij knikt, zijn gedachten zijn ook vaak bij onze trouwe boot. “Hé jongens, nu heb ik nog een bijzondere verrassing voor jullie” grijnst Anwar. We stoppen bij een rij hoge bomen aan de oever. Het is een gekrijs en geritsel van jewelste. We kijken eens goed en schieten in de lach. Wat een vreemde apen. Ze hebben een hele grote neus en een bolle buik. De tekening van hun vacht is bijzonder: het is net alsof ze een jasje aan hebben. Vooral een groot mannetje zit erbij als een chagrijnige oude heer. “Hoe heten die apen?” vraagt Wietze belangstellend. Anwar ligt plat van het lachen: “Orang Belanda”. Ja, ik kan me voorstellen dat in de koloniale tijd juist deze aap die naam kreeg. We lachen met hem mee.

Een paar uur later tuffen we de hoofdrivier op. Onze hoofden en harten vol van al het moois dat we gezien hebben. En onze nekken uitgerekt. “Ja!” wijst Wietze “Daar ligt ze”. We halen allebei opgelucht adem. Alles ziet er goed uit. De schipper schiet uit z’n hokje, wijst naar Anna Caroline en steekt z’n duim op. “Bijna thuis” zegt hij met een grijns. We grijnzen breed terug.

Kumai, Kalimantan, november 2019

 

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten