Reisverhalen

Column Anna: Het mannetje van de radio

08:36

“Wat doen wij hier?” zegt Wietze nijdig. Ik zucht en probeer te gaan verzitten. Lukt niet. Mijn lijf is stijf van de kou en schreeuwt om eten. En om een glas wijn. Maar om dat te kunnen regelen, moet ik naar buiten. En buiten hoost het van de regen. “Dit was inderdaad een dom idee” mopper ik. Dan vermannen we ons en klauteren naar buiten. Met een klap slaat Wietze de zijdeur van het bestelbusje dicht. Hij vertrekt naar het toiletgebouw op de camping en ik klap de achterdeur open. Daar zit een provisorisch keukentje in. Eerst maar die fles wijn open. Dan knutsel ik snel een pastamaaltijd in elkaar. De omhoogstaande deur houdt me redelijk droog. Terwijl de maaltijd staat te pruttelen, denk ik aan de luxe van onze boot. Achter me zitten vier mensen in een krapbemeten tentje te koken. ‘Ach, ongemak komt in gradaties’ denk ik terwijl ik de pasta in de bosjes afgiet.

De volgende ochtend schijnt de zon en kruipen we minder stijf dan verwacht het busje uit. Het is een gehuurd bestelbusje waar een bed en een keukentje in zit. Spotgoedkoop en niet zo opvallend toeristisch. Dat je een soort Houdini moet zijn om er in en er uit te komen, vermeldde de website niet. Maar dat zullen we vast onder de knie krijgen. En het ding heeft gordijntjes, dus het lachen om ons geworstel doen we vooral zelf. De boot ligt veilig en wel in Emeryville, dus we gaan een roadtrip maken om wat meer van het binnenland te zien. Twee weken op pad, de vrijheid als metgezel. Lekker authentiek met de wegenkaart op schoot en ‘American songbook’-muziek uit de speakers.

Mijn vinger glijdt over de kaart. Allemaal plaatsnamen die bekend klinken. Uit de film? Historisch van belang? Ik zit naast Wietze en doe de navigatie en het ge-Googel naar achtergrondinformatie. Ik krabbel er van alles bij op de kaart. Drie plaatsnamen krijgen een grote cirkel en een uitroepteken. San Louis Obispo, San Diego en Palo Alto. Het zijn plaatsen die op het oog niets met elkaar te maken hebben. Maar die voor malle zeezeilers in een bestelbusje een enorme lading hebben. In deze drie plaatsen staan walstations van Sailmail. Onze navelstreng naar weersinformatie en email als we op zee zijn. In de afgelopen negen maanden was het gevoelsmatig van levensbelang dat één van de drie stations bereikbaar was en onze berichten opving. “Hoe zou zo’n station er nou eigenlijk uit zien?” zeg ik nadenkend. “Nou, wat dacht je van een computer en een enorme antenne?” lacht Wietze. “Ja dat snap ik. Maar wie zet elke dag dat ding aan en houdt het gaande? Wie is het mannetje van de radio?” Wietze ligt plat van het lachen om mijn jaren-vijftig grapje.

We zijn nieuwsgierig geworden. Ik ga weer Googelen en kom bij Jolaine uit. We wisten al dat Sailmail een vereniging is. We zijn immers lid. Jolaine is

Foto: Sailmail

Foto: Sailmail

één van de zes mensen achter Sailmail en zij verwijst ons door naar Shea in San Diego. “Die weet alles van de walstations”. Een paar dagen later rijden we San Diego binnen en schuiven bij Shea aan. Hij is inmiddels bekomen van zijn verbazing over onze nieuwsgierigheid. “Ja, ik woon een uur buiten de stad en heb er eentje bij mijn huis staan. En er staan er hier in de VS een paar op het dak van watersportzaken. Ik kan de status van alle walstations wereldwijd hier achter mijn bureau in de gaten houden en helpen bij problemen. Kijk maar” en op zijn scherm verschijnt allerlei informatie. “Mensen vinden het leuk om met radio’s bezig te zijn en iets bij te dragen aan de zeilersgemeenschap” legt hij uit als we vragen wie dit nu doen. “De basisvoorwaarden zijn: een zendlicentie en betrouwbare internet- en stroomvoorziening. De apparatuur wordt zo goedkoop mogelijk door de vereniging geleverd”. Hij wijst op een rode balk op zijn scherm. “Dat is Manihi. Groot probleem, de lokale kopramannen hebben een groot vuur gemaakt om van kokosnootafval af te komen. Dat vuur maakten ze per ongeluk bovenop de internetkabel van het walstation. Die is gesmolten. Midden in de Tuamotu’s is dat niet zo snel opgelost”. Shea heeft een druk jachtelektronica bedrijf, dus we gaan er snel weer vandoor.

Een paar dagen later spreken we Jim en Sue Corenman. Zij zeilden ruim twintig jaar geleden in een rustig tempo rond de wereld. Communicatie met het thuisfront beperkte zich tot in de rij staan bij een telefooncel en schaars werkende internetcafés. Jim ging aan de slag en maakte een systeem dat vanuit de boot zou moeten werken. Stan Honey, een medezeiler, ging aan de slag om het vanuit de wal te regelen. In Palo Alto kwam het eerste walstation te staan op het pand van Stans vrouw met haar zeilmakerij. Ze gebruikten het voor zichzelf en voor vrienden. Al snel bleken ze heel veel vrienden te hebben en liepen de kosten uit de hand. Sailmail was geboren. Deelnemers betaalden een bijdrage in de kosten. Jim en Stan dachten dat het een tijdelijk systeem zou zijn voor twee jaar. Dan zou satellietcommunicatie het ingehaald hebben. “Maar dat was niet zo” grinnikt hij. De mobiele telefonie ontwikkelde zich sneller, dus de voor zeilers aantrekkelijke satellietcommunicatie bleef duur en schaars. “Dus twintig jaar later zijn we er nog steeds en hebben nu zo’n 2000 leden. De helft Amerikanen, de rest van over de hele wereld” voegt Sue toe. “Inmiddels hebben we het ook helemaal geschikt gemaakt voor satelliettelefoons, maar er is nog steeds een hele grote groep zoals jullie die de korte golf of SSB radio gebruikt” legt Jim uit. Het ‘navelstreng-gevoel’ kan hij goed plaatsen. Er zijn talloze situaties geweest waarin de Sailmail-club mensen uit de problemen geholpen heeft door communicatie beschikbaar te houden.

Natuurlijk kan ik het niet laten om ze te vragen welke ontwikkelingen ze zien bij zeilers. “Mensen gunnen zich minder tijd om dingen onder de knie te krijgen” zegt Jim resoluut. “We krijgen telefoontjes van mensen die bijvoorbeeld de ARC gaan doen en drie dagen voor vertrek nog even met Sailmail en de radio aan de slag willen”. Oei. “En hoe zit het met wereldwijde dekking?” vraagt Wietze. “Voor ervaren gebruikers zijn er geen problemen, maar we zouden graag nog een drietal stations erbij willen hebben” legt Jim uit. “Zuid Atlantische oceaan, Indische Oceaan en het oosten van de Middellandse zee: daar kunnen we nog wel wat versteviging van de dekking gebruiken”. Als ik vraag naar het verschil met Winlink, dat we ook aan boord van wereldzeilers zien, antwoordt Jim: “het is vergelijkbaar, maar Winlink lijkt zich de laatste jaren meer op ondersteuning bij rampen en noodsituaties te richten. Daarbij is het een HAM-radionetwerk, dus meer voor amateurzenders”.

We nemen afscheid en zoeken rap een camping op voor de nacht. Als we ons ’s avonds weer in het bed gewurmd hebben, praten we nog lang na. “Bijzonder hoe het zeilerswereldje met allerlei onzichtbare draadjes aan elkaar zit” filosofeert Wietze. Ik knik. Toch is het tastbaarder geworden. Dankzij het mannetje van de radio.

San Diego, VS, november 2016

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten