Reisverhalen

Column Anna: El Pacifico

08:23

“Ja het weer is hoogst ongewoon”. Dat hebben we inmiddels zó vaak gehoord dat ik het ongewone gewoon ben gaan vinden. Sinds we op reis zijn is het steeds weer raak. Zeker vorig jaar, toen we lange stukken op de Stille Oceaan gevaren hebben. Het was vaak zo’n worsteling om ergens te komen dat ik wel eens heb staan foeteren op de Spaanse naamgever van dit water. El Pacifio: de stille, de vredige. Nou, niet als wij daar zijn. Zoals nu ook weer. In het voorjaar zou de trein van depressies op de noordelijke Stille Oceaan veel noordelijker moeten liggen. Dat leek ook even goed te gaan. Maar nee, ze klappen nog steeds met veel kracht op de kust van Californië. En met een griezelige korte periodes ertussen. Soms drie dagen, maar meestal korter. Als er ’s nachts weer eens vijftig knopen zuidwestenwind over de haven raast, liggen we samen wakker. Komen we hier ooit weg? Dan ineens lijkt er een gat van twee dagen te komen. Als we genoeg vaart kunnen maken, kunnen we het ergste vermijden. Een dag ruim 30 knopen wind op de neus, maar dan is het gepiept.

Een paar dagen later maken we om zes uur ’s ochtends stilletjes de lijnen los. Met een lach en een traan nemen we afscheid van vrienden die voor ons vroeg opgestaan zijn. De ebstroom spoelt ons naar de Golden Gate Bridge, terwijl de opkomende zon San Francisco in een oranje gloed zet. Het is prachtig en verzacht de pijn van het afscheid. De ochtendkalmte houdt aan tot we voorbij de iconische brug zijn. Dan trekken we de schoten aan en stellen ons in op 3200 mijl tot aan de Markiezen. Het voelt niet goed en beiden zijn we gammel. Kennelijk voelen we intuïtief aan dat we fout zitten: als ik om vijf uur ’s middags een weerkaartje binnenhaal, zien we dat de volgende depressie sneller komt en in kracht toegenomen is. De vaarwijzer komt op de kaartentafel. Midden in de nacht maken we vast in Monterey. Honderd mijl op de teller; we liggen ontgoocheld in bed.

De volgende dag waait het dat het rookt, maar schijnt de zon uitbundig. We wandelen langs de toeristische attracties van Monterey, eten op een terrasje en proberen er het beste van te maken. Terug aan boord raken we in gesprek met een lid van de Monterey Peninsula Yachtclub, die onze Nederlandse vlag gezien heeft. Ze blijken vanavond een potluck-clubavond te hebben. “Ik heem wel eten voor jullie mee, maar kom alsjeblieft!” zegt hij. We vermoeden dat er wifi is in het clubhuis, dus met de laptop onder de arm lopen we erheen. Aan weerkaartjes komen we helemaal niet toe: de inmiddels welbekende Amerikaanse gastvrijheid wordt met bakken over ons uitgestort. We laten het ons heerlijk aanleunen. “Morgen komen jullie toch weer?” Een blik op de weerkaartjes en: “ja hoor!”

Maar dan komt er weer een gat en we gaan ervoor. Snoeiharde wind, dit keer uit het noorden en dus prima. De eerste dagen zetten we prachtige daggemiddelden op de klok. Inslingeren XL, maar dat maakt niet uit. Het is bitterkoud, de temperatuur in de kajuit komt niet boven 14 graden. En dan ineens gaat de rem erop. Weg wind. Er vormt zich een volstrekt ongebruikelijk hogedrukgebied van enorme omvang. We moeten er dus dwars doorheen. De motor bromt z’n uurtjes totdat die er ook ineens mee stopt. We schrikken ons lam. Eén blik over het hek leert dat we een net in de schroef hebben. En wat voor eentje. Het is zo groot als onze boot. Nog geen minuut later is de boot een chaos, binnen en buiten. Compressor, drijvende tank, slangen voor de onvermijdelijke duikklus: dat ligt natuurlijk diep ergens onder opgeslagen. Idem het duikpak. Uitpakken, ompakken en slepen. Maar dan is het zover. Wietze mag weer de held spelen en gaat te water met een heel scherp mes. Al snel is hij weer boven. “Dit is ongelofelijk. Het is zo dik als mijn arm, ik weet niet of ik dat doorgesneden krijg”. Ik doe het bijna in mijn broek van de spanning terwijl hij weer onder de boot verdwijnt. Tien minuten, twintig minuten. Ik speur om ons heen naar haaien. Gelukkig niks. En dan komt er beweging in het net. Ik zie steeds meer stukken wegdrijven. Een stralende Wietze komt boven. “Gelukt!” Snel klimt hij terug aan boord. Zijn haar rood van de antifouling, bloed aan zijn handen waar hij zich gesneden heeft. Een uur later is hij weer schoon en is alles weer opgeruimd. Oef.

Het hogedrukgebied breidt zich ondertussen uit en we kijken elkaar zorgelijk aan. Hoeveel diesel hebben we en wat willen we daarvan nu al gebruiken? De motor gaat uit en de gennaker komt tevoorschijn. We zijn een dag druk met allerlei combinaties totdat de munt valt: we gaan melkmeisje varen met de yankee en de gennaker. Beiden uitgeboomd. We hebben maar één boom, dus we maken een touw aan het einde van de giek vast. Daar gaat de gennakerschoot doorheen en zo kunnen we de giek ook als boom gebruiken. Het werkt perfect en we halen soms wel drie knopen. Lui varen met een boek erbij, met blote voeten en in korte broek.

En dan ineens verandert alles weer. Noordoostenwind, 15 knopen. “We zouden toch niet de passaat opgepikt hebben?” zegt Wietze met een grijns. We kijken het een dagje aan en ja hoor, hij blijft. De weerkaarten beloven maar liefst een week van dit moois. Vijf sterren zeilen onder een stralende zon en met een gladde bodem. Moeiteloos rollen de mijlen onder ons door. Het feest is compleet met een halve knoop stroom mee. We lezen, maken maar weer eens iets lekkers te eten en zitten soms gewoon om ons heen te kijken. Zo fantastisch krijg je het niet gauw. El Pacifico. Dus toch. Laat nu de doldrums maar komen.

Stille oceaan op weg naar de Marquesas, mei 2017

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten