Reisverhalen

Column Anna: Een zee vol mijlpalen

08:00

“Daar zijn jullie zeker wel trots op?” zegt de Amerikaan naast ons op de betonnen kade van Ascension. Hij knikt naar een gigantische Nederlandse werkboot die erg vakkundig ligt te manoeuvreren in de enorme deining langs de kade. De hele baai ligt vol met pontons en vrachtschepen vanwege de herstelwerkzaamheden aan de landingsbaan van Ascension. “Ja” glundert Wietze. “Baggeren, slepen en dit soort dingen: daar is ons land toch wel groot in”. Later hebben we even een kort contact via de marifoon met Joeri en Bertus van de Ella F., maar ze hebben het razend druk vandaag.

Column Anna

De Ella F komt even een praatje maken

Aan het einde van de dag zijn we bezig met de voorbereidingen voor ons vertrek van morgen, als we ineens motorgeronk horen. We stappen de kuip in en daar ligt de Ella F. vlak naast ons. Joeri staat op het dek: “ja, we komen even een praatje maken”. We staan breed te grijnzen als we inderdaad in alle rust wat met ze kunnen kletsen terwijl ze zachtjes ronkend vrijwel langszij liggen. “De Azoren? Zo, dat is een heel eind” zegt hij. “Hoelang gaat dat duren met dat bootje van jullie?” “Van de ongeveer 3200 mijl moeten we zo’n 1500 mijl hoog aan de wind” legt Wietze uit. “Afhankelijk van de hoogte die we kunnen maken hopen we het in 30 dagen te kunnen doen, maar als we ver naar het westen moeten afvallen, kan het nog wel eens langer duren”. Joeri fluit: “Jullie liever dan ik”. We grijnzen en nemen afscheid.

Gewoon beginnen

De volgende ochtend voel ik me bijna feestelijk en dat verbaast me. Normaal zijn we niet zo happig op hele lange oversteken en dit wordt de langste die we ooit gedaan hebben. Reden genoeg om chagrijnig te zijn, maar het gevoel is meer van: ‘gewoon beginnen’. We trekken het anker uit het zand en geven elkaar een zoen. “Voelt het goed?” “Ja”.

Column Anna

Neptunus komt voor de zesde keer aan boord

Het is een oversteek die zich lekker in vakjes laat verdelen. En dat vinden we leuk: we proberen altijd de tocht in kleine stukjes op te hakken, zodat je steeds weer opnieuw af aan het tellen bent. De eerste stap is naar de evenaar, een voordewinds rak van zo’n 600 mijl. “Goh, alweer de zesde keer de evenaar over” mijmer ik terwijl Wietze binnen wat aan het rommelen is. “Inderdaad, mevrouw Kuysters” hoor ik hem met z’n Neptunus-stem zeggen. Ik lig plat van het lachen als ik hem helemaal verkleed naar buiten zie stappen. We offeren drankjes aan Neptunus en ik luister braaf naar zijn toespraak.

Nachtelijk uitstapje

Column Anna

Doodse stilte in de doldrums

Na de evenaar blijft het lichte windje lekker in onze rug waaien. Het gaat niet hard, maar met een goed boek erbij is het prima vol te houden. Precies volgens het boekje zakt de wind drie graden ten noorden van de evenaar helemaal weg. De doldrums, een volgende mijlpaal. Met nog maar een puntje zeil om het rollen tegen te gaan, starten we de motor. Om de paar uur kijken we in het wierfilter, want we varen door enorme velden sargasso-wier. De gele bolletjes zijn prachtig in het vrijwel vlakke azuurblauwe water. De uren en mijlen glijden probleemloos onder ons door. We krijgen regelmatig logés: grote grijze vogels die een nacht bij ons aan boord gaan zitten. Met een flinke schreeuw vliegen ze bij het eerste ochtendlicht weer weg.

Column Anna

Uithijgen na een reparatie buiten boord midden in de nacht

Op een nacht zit ik met de zaklamp naar ze te kijken en ineens zie ik de windvaan-stuurinstallatie achterop de boot bewegen. Dat hoort niet: die zit met ferme beugels vast. Met het hart in m’n keel brul ik Wietze wakker en zet de motor in neutraal. Wietze vliegt naar buiten en gaat kijken op het achterdek. Ja hoor, de as van de windvaan is van de onderste beugel afgegleden. Vloekend hijst hij zich in z’n neopreen pak terwijl ik gereedschap bij elkaar graai en er touwtjes aan maak die hij om z’n polsen kan doen. “Waarom moet dit nu altijd ’s nachts?” loop ik te kreunen. Wietze gaat via de zwemtrap het water in, al gauw half verzopen in de enorme deining. Hij slaat z’n benen om het roertje van de windvaan en krijgt met heel veel moeite de as weer op de beugel geduwd. Een paar meppen met een rubber hamer klaren de rest van de klus. Bouten aandraaien en het lijkt weer goed te zijn. Bibberend zitten we even later in de kuip. “Deze mijlpaal had niet gehoeven” moppert Wietze voordat hij weer naar bed gaat.

Aan het werk

Een dag later blaast de passaatwind hard uit het noordoosten. Wietze spuugt in z’n handen: ‘aan het werk”. We hijsen de kotterfok, reven het grootzeil en gaan proberen hoe hoog onze Anna Caroline wil sprinten. Ze heeft er zin in: het water bruist langs haar romp. De snelheid die daar normaal bij hoort, zien we nu niet. “Hmm, toch nog meer dan een knoop stroom tegen” peinst Wietze. Ik negeer de gedachte dat we dat nog zeker 1500 mijl hebben en ga een stukje chocolade pakken om deze mijlpaal te vieren.

De eerste dagen is het nog even wennen om alles onder helling te doen, maar gek genoeg wen je er heel snel aan. De dagen rijgen zich aaneen in een gestaag ritme van wachtlopen en genieten van de volle maan, boeken verslinden en verzinnen wat we nu weer kunnen maken van de snel afnemende voorraad verse groenten. Wietze houdt een stukje chocolade omhoog. “Wat vieren we vandaag?” vraag ik. “We zijn bij de vouw in de kaart”. Grijnzend eet ik het lekker op.

Rond

Een paar dagen later krijg ik een wat groter stuk chocolade én een kus van Wietze. We kijken stilletjes naar de strepen op de kaart. “Gefeliciteerd” grijst hij. Ik omhels hem: “We zijn de wereld rondgezeild!” Ik kan er nog maar moeilijk bij dat het ons inderdaad gelukt is. Wietze wijst: “52.460 mijl tot hier”. Tsjonge. We halen de rest van de dag herinneringen op. Nog geen drie dagen later varen we over de koerslijn van onze eerste reis in 1999. “Hoe noem je dat, als je een oude koerslijn kruist?” filosofeert Wietze. Ik lach: “Geluksvogels!”.

We stampen dagenlang door, totdat we na ruim twee weken ineens weer in de windstilte zitten. Het Azoren Hoog. “Wat jammer dat jullie moeten motoren” mailt een vriendin. Helemaal niet jammer: ik geniet ervan dat de bewegingen van de boot wat voorspelbaarder zijn en we van de tegenstroom af zijn. De mijlen vliegen onder ons door. Al snel kunnen we weer zeilen in een heerlijk zuidwestenwindje.

Het venijn lijkt in de staart te gaan zitten: net ten noorden van het Azoren Hoog vormt zich een nare depressie met een kerndruk van 996 hPa. Een gigantisch front lijkt dwars over ons heen te gaan zwiepen met windsnelheden van ruim 40 knopen en windstoten tot 60 knopen. We kijken elkaar aan. “Geen denken aan” zegt Wietze. Ik knik en we reven vrijwel al het zeildoek weg. Met een vaartje van twee knopen sukkelen we door, in de hoop dat het front ten noorden van ons voorbij gaat. Na een dag blijkt dat we geluk hebben: het front trekt sneller dan verwacht weg. We hijsen de zeilen weer, wetende dat het nog maar 200 mijl is.

Column Anna

Land in zicht na 29 dagen en 3185 mijl

De laatste dag zitten we ingespannen te turen. We mikken op het eiland Faial op de Azoren. Het buureiland Pico heeft een enorme vulkaan die al van heel ver te zien is. Druilregen, mist en steeds meer aantrekkende wind en deining is alles dat we zien. Niks vulkaan. “We zitten er verdorie nog maar twee mijl vandaan” moppert Wietze. Hij is met de hand gaan sturen om toch maar niks te missen. Anderhalve mijl, een mijl: nog niks. “Controleer onze positie nog eens?” vraagt hij. Alles klopt. Net als ik naar buiten stap, breekt een brede grijns op zijn gezicht door: “Daar! Land”. Opgelucht geven we elkaar een high five. “We zijn terug in Europa!”

Horta, Faial, Azoren, juni 2021

Bekijk HIER de vorige columns

Wil je meer verhalen over en van wereldzeilers? Word dan abonnee van ons maandelijkse magazine!

Tags: , Last modified: 1 juni 2021
Sluiten