Reisverhalen

Column Anna: Diamantslobberaars

08:00

Column Anna
Aan een meerboei aan de rand van de woestijn

“Kijk, daar gaat er weer een!” roept Wietze. Baf, met een enorme klap duikt een Jan-van-Gent het water in. Even later komt hij met een visje in z’n bek weer boven. We juichen met hem mee. Het ziet wit van de vogels om ons heen, kennelijk varen we door een school vissen. De Jan-van-Genten vind ik toch een soort cadeautje van de natuur: na de albatrossen zijn ze m’n favoriete vogels. “Weet je nog, Bird Island?” zegt Wietze mijmerend. Ik knik. Een paar weken geleden reden we met ons gehuurde campertje naar Bird Island, één van de vijf broedplaatsen van Jan-van-Genten. Urenlang hebben we ons staan te vergapen aan honderden, misschien wel duizenden vogels op een piepklein eilandje. Brullende zeehonden aan de randen van de kolonie maakten het beeld compleet. Ze hebben een spanwijdte van een kleine twee meter, dus als ze in die meute wilden starten of landen, was dat altijd een heel suf gezicht. “Weet jij waarom ze Jan-van-Gent heten?” vraagt Wietze. Ik pak het vogelboekje erbij en lees verschillende verklaringen. “De leukste is wel dat het een verbastering van de Keltische naam ‘Ian ban an sgadan’ is. Witte haringvogel” zeg ik. Verderop lees ik dat ze met 100 kilometer per uur naar beneden duiken om een visje uit het water te pikken. Tsjonge. De tientallen vogels blijven om ons heen snelheidsrecords breken om zo snel mogelijk vis te vangen en naar binnen te proppen. We zagen op Bird Island de ‘kuikens’: met een dikke vier kilo per stuk zijn ze zwaarder dan hun ouders.

Column Anna

Jan van Gent

Oppassen

Met een dikke bries op de kont schuiven we een paar uur later de grens met Namibië over. Onmiddellijk zitten we naast een gebied waar op de zeekaart allerlei waarschuwingen bij staan: binnen de 100-meter dieptelijn is het oppassen geblazen. ‘Achtergelaten mijnwerktuigen, drijvend touw en ankers’ liggen er volgens de Notices to Mariners. We zien AIS signalen van schepen die vlak onder de kust liggen met het teken ‘moeilijk manoeuvreerbaar’ erop. ‘Diamantslobberaars’ zegt Wietze resoluut. “Ik kan daar nog steeds met m’n pet niet bij” zeg ik. “Dat ze gewoon diamanten van de zeebodem opzuigen. Je leest erover, maar om die schepen daar dan echt te zien liggen is toch wel heel apart”. “Kijk maar” wijst Wietze op de kaart. “Het begint bij Oranjemund, waar die diamanten vanuit Kimberley in het binnenland met de Oranjerivier meegenomen worden naar de kust. Daar pikt de noordgaande Benguelenstroom ze op en komen ze langs de kust te liggen op het hele stuk van de grens tot Lüderitz”. Ik neem me vast voor om in Lüderitz wat meer te weten te komen. Het zou toch wel handig zijn om een handje diamanten van de zeebodem te plukken om de scheepskas aan te vullen. Toch?

Roeiende regelaar

Column Anna

Regelaar Andy helpt bevriende zeilers aan een meerboei

Natuurlijk hebben we het weer voor elkaar en komen we midden in de nacht aan. “Met al die zooi in het water en die harde wind heb ik daar geen trek in” zegt Wietze. Ik ben het met hem eens en we gooien de snelheid uit de boot. Na een nachtje sukkelen in de snoeiharde wind draaien we met de opkomende zon de baai van Lüderitz binnen. Het handelsmerk van de baai is óf harde wind óf niks. Het lijkt even mee te vallen als we de baai bij Lüderitz invaren. Bij een meerboei ligt een piepklein roeibootje met een zwaaiende man erin. Ik pak meerlijnen en pikhaak en loop naar voren. Wietze stuurt heel precies naar de boei toe, waar de man meteen een lijntje om onze bolder gooit. “Hoi, ik ben Andy en ik ga hier over de boeien”. OK. Zonder omhaal gaan we aan de slag en liggen we tien minuten later prachtig gezekerd op een knots van een meerboei. Andy blijkt een uitstekende bron van informatie te zijn over alle praktische zaken in Lüderitz. We moeten het gesprek echter kort houden, want er komt nog een boot binnen en voor beide boten staat de afspraak met de Gezondheidsdienst gepland over drie kwartier. Met de snelheid van het licht fatsoeneren we onszelf, blazen de bijboot op en springen er met alle papierwerk in.

Column Anna

Lüderitz is heel erg Duits

Soepel lopen we door het hele proces heen: vier bureautjes in nog geen twee uur. Nieuwsgierig slenteren we terug door het stadje, op zoek naar een simkaartje. “Wat een bizarre plek” zegt Wietze. Vrijwel alle gebouwen zijn in Duitse vakwerkstijl gebouwd, inclusief daken die wel tegen een pak sneeuw zouden kunnen. Brede straten, met aan het einde van elke straat uitzicht op de woestijn. Er wonen zo’n 10.000 mensen. “Hoe zat het ook alweer met die historie?” vraagt Wietze. “Gesticht in 1883 door Adolf Lüderitz, die hier een handelspost maakte voor vogelmest die van de rotsen hier geschraapt werd. Guano was een onderdeel van buskruit en werd ook in de landbouw gebruikt. Het was de start van Namibië, toen Zuid West Afrika, als Duitse kolonie. Maar Lüderitz overleed in een schipbreuk voordat het écht grote nieuws kwam: de diamanten die hier niet alleen op de zeebodem liggen, maar ook overal in het zand. Dat leidde begin vorige eeuw tot een diamant-koorts” vertel ik hem. “Toch zie je van die welvaart niet veel terug” mijmert Wietze.

Schnitzels en Jägermeister

Het antwoord op die vraag komt later in de middag, als we in het clubhuis van de Lüderitz Yacht Club een borreltje drinken. Het aantal zeilboten in de baai geeft al aan dat deze club nauwelijks iets met watersport van doen heeft, maar vooral een sociale club is. Eén van de leden legt uit dat je het beste naar de geschiedenis van de diamantkoorts kunt kijken in Kolmanskoppe. Hij gaat daarna snel aan een tafeltje zitten, want zijn schnitzel wordt geserveerd. Ondanks dat de Duitsers in 1918 de kolonie af moesten staan aan Engeland, zijn er heel veel Duitsers blijven wonen. De hoofdstraat heet nog steeds Bismarckstrasse, om maar een voorbeeld te noemen. In de bar van de LYC gaan er onvoorstelbare hoeveelheden Jägermeister doorheen. De voertaal is Duits en als de mannen in zéér Duits gezang uitbarsten, gaan we in draf naar de bijboot voor een natte rit naar de boot in de inmiddels weer loeiende wind. Aan boord binden we de spullen aan dek nog eens extra vast om te voorkomen dat ze wegwaaien. Al na een dag ligt er een indrukwekkende laag zand op het dek.

Spookdorp

Column Anna

De woestijn dringt de verlaten huizen van Kolmanskoppe binnen

De volgende ochtend vroeg staan we al op de steiger. Een taxi brengt ons tien kilometer verderop naar Kolmanskoppe. We krijgen onze eerste glimp van de Namibische woestijn te zien. “Hoop zand” zegt Wietze grijnzend. Kolmanskoppe was in de eerste helft van de vorige eeuw het epicentrum van de diamantwinnerij. Gewoon, vanaf het zand werden de diamanten opgepakt. De welvaart was uiteraard ongelofelijk hoog en de mensen zetten zeer luxueuze huizen voor zichzelf neer. In een paar jaar tijd werd een dorpje uit de grond gestampt, compleet met trammetje, winkels, casino, theaterzaal en kegelbaan. Veertig jaar later vertrok iedereen naar een andere plek en werd alles aan de natuur overgelaten. Het resultaat is heel bijzonder: huizen waar het zand van de woestijn langzaam weer bezit van neemt. Urenlang banjeren we er rond, wandelend door huizen die in de tijd bevroren lijken te zijn.

We raken er niet over uitgepraat als we weer terug aan boord zijn. Ik moet bijna schreeuwen om me verstaanbaar te maken: de wind fluit door de verstaging. Wietze houdt buiten het windmetertje omhoog. “Bijna 50 knopen” zegt hij. Ik kijk op de weerkaartjes: het lijkt de komende dagen wat af te nemen. “Zullen we maar weer eens verder de woestijn in gaan?” kijkt Wietze me vragend aan. Ik knik. “Dit was een goed voorproefje en het smaakt naar meer!”

Lüderitz, Namibië, april 2021

Bekijk HIER de vorige columns

Wil je meer verhalen over en van wereldzeilers? Word dan abonnee van ons maandelijkse magazine!

Tags: , Last modified: 7 april 2021
Sluiten