Reisverhalen

Column Anna: Bottomjob

09:26

Dat een ‘boobjob’ of een ‘nosejob’ een plastisch chirurgische ingreep is die de voorgevel moet verfraaien, wist ik wel. Maar toen ik voor het eerst de term ‘bottomjob’ hoorde, moest ik toch even nadenken. De context klopte namelijk niet. Bij ‘bottomjob’ denk je aan de verfraaing van de lagere achtergevel. Maar als de term valt bij het in het water staren naar de weelderige aangroei aan onze romp, ga je aan jezelf twijfelen. Het blijkt dat een ‘bottomjob’ een hellingbeurt is waarin de bodem geschilderd wordt en weer nieuwe zinkstukken aangebracht worden. Omdat de boten hier in de baai van San Francisco het hele jaar in het water liggen en gebruikt worden, hoort ook de term ‘turnaround’ bij een bottomjob. Hoe sneller, hoe liever. Op dag 1 eruit, dag 2 en 3 schuren en schilderen, dag 4 er weer in.

Er was geen twijfel mogelijk: voordat we op pad gaan moet er iets aan die onderwatertuin gebeuren. Er is een viertal werven dat bottomjobs aanbiedt. Eentje staat niet toe dat je aan boord woont, dus die viel af. Een andere staat niet toe dat je zelf het werk doet. We vroegen offertes op bij de twee overgebleven werven en al snel was de keuze gemaakt. De lijst met voorschriften en restricties is indrukwekkend. Al snel is duidelijk waarom: de milieubeschermende maatregelen gaan tamelijk ver. De wet in Californië schrijft voor dat alle afval van schepen gezuiverd wordt voordat het ’t riool in gaat. Het afspuiten moet dus op een specifieke plek. Hetzelfde blijkt ook voor schuren te gelden: dat moet onder strikte condities gebeuren om milieuschade te voorkomen. Kortom: dat mogen we niet zelf doen. Stiekem vind ik dat niet zo erg. We hebben afgesproken dat Wietze een buitenboordafsluiter gaat vervangen en het achterliggende watersysteem aanpakt. Ik doe de buitenboel.

“Nou, daar gaan we dan” zegt Wietze nerveus. De botenkraan loeit en langzaam komt Anna Caroline het water uit. Wietze heeft heel wat uurtjes in het water liggen krabben om de aangroei beperkt te houden. Het water is modderig en het zicht is nul. Op de tast heeft hij gedaan wat hij kon. De eerste meter onder de waterlijn zien we alleen groene planten en slijmerige andere prut. Dat spuit je er zo af. Als het eerste zinkstuk boven water komt, grinniken we allebei. De twee uiteinden zijn complete mosselkolonies geworden. “Nee hè!” roept Wietze en doet een stap naar voren. De onderkant van kiel en roer zijn boven water en die zitten helemaal bomvol met mosselen. Dikke kluiten wolken er om heen. Ik zie zijn ergernis, maar schiet in de lach. Het ziet er zo absurd uit. De kraan blijft loeien en al snel staat Jorge met een schep klaar. Met snelle polsgebaren wipt hij de mossels eraf en in een groot plastic vat. Kraandrijver Tim komt naast ons staan. We generen ons dood voor deze zilte verrassing, dus zijn opmerking verbaast ons. “Ziet er nog goed uit, we krijgen ze hier veel erger binnen”. Als Anna Caroline na de afspuit- en bikbeurt opgebokt staat, lopen we er met krabbers omheen. Losliggende verf halen we weg, blaasjes maken we open om ze te laten drogen. Voor de zekerheid hou ik er maar een emmertje onder om het afval op te vangen. Niemand lijkt zich er iets van aan te trekken. Hier en daar komen we nog een mossel tegen. Gaat ook in de emmer. We gaan vroeg naar bed en zetten ons schrap voor een dagje buffelen morgen.

Om 7.30 staan Miguel en Umberto opgesteld onder de boot. Wietze is net op weg naar de bootspullenwinkel op het terrein en roept naar boven: “Janneke, mannen in witte pakken voor je!” Ik kan ze nog net een hand geven, voordat ze zich verder inpakken. Groot transparant masker dat hun hele gezicht bedekt, ademhalingsapparatuur, bivakmuts, handschoenen die aan hun witte overals getaped worden. Ze blijven me vriendelijk toelachen. Hun schuurmachines worden aan enorme stofzuigers gekoppeld en dan barst het geweld los. “Ho stop!” brul ik boven het lawaai uit. Verbaasd kijken ze me aan. “Deze boot is van metaal. Dus niet zo hard schuren met zulk grof papier. Er moet maar een dun laagje af. Niet door alle verf heen schuren”. “Echt?” “Ja”. De mannen kijken elkaar vrolijk aan omdat de klus ineens een stuk makkelijker geworden is. Bij kwetsbare plekken rond huiddoorvoeren hadden Wietze en ik al in grote letters NO op de romp geschreven. Daar schuren ze prachtig omheen. In nog geen drie uur hebben ze gefikst waar ik waarschijnlijk twee dagen voor nodig zou hebben gehad. En dan gebeurt iets wonderlijks. De schuurmachines worden losgekoppeld en de stofzuiger wordt een échte stofzuiger. Minutieus wordt het beton onder de boot schoongezogen. Later komt er nog een soort veegwagen om het dunnetjes over te doen. Ik kijk m’n ogen uit, ondertussen kwistig met de primer alle opengehaalde plekjes dichtsmerend. Om drie uur ’s middags lig ik voor Pampus op de bank. Wietze vecht grimmig door met onwillige buizen, lekkende gloednieuwe koppelingen en slangklemmen die het op zijn armen voorzien lijken te hebben. Vanaf zijn middel in een aanrechtkastje: het is een wonder dat hij nog niet stijf staat van de kramp. Na wat bemoedigende woorden stiefel ik naar de supermarkt om wat lekkers voor hem te halen.

Om vijf uur ’s middags zitten we elkaar appelig aan te kijken. “Het kan nu” zegt Wietze terwijl hij op zijn horloge kijkt en de droogtijd van de primer nog eens uitrekent. “Ja, maar willen we het ook?” vraag ik filosofisch. “Willen is niet het juiste woord” zegt Wietze grimlachend. We hijsen ons in onze overalls en gaan naar de Shake Shack. Dat is een klein schuurtje waar een schudmachine staat. Er zit zóveel troep in de aangroeiwerende verf, dat je het amper met de hand geroerd krijgt. De schudmachine biedt uitkomst. Een kwartier later staan we de verf er op te rollen. Het gaat soepel en we zijn tevreden over het resultaat. De volgende dag staan de Mexicaanse wervianen bij de boot. “Wanneer hebben jullie dat gedaan?” vraagt Jorge. “Gisteravond” zeg ik toch een beetje trots. “Aardige mensen, maar knettergek” zie je ze denken.

De tweede laag gaat er op, het watersysteem en de afsluiter blijken eindelijk waterdicht en we ruimen op. “Tim, morgenvroeg?” roep ik over het werfterrein. Tim tikt aan zijn petje en wijst op zijn horloge. “Acht uur OK?” Ik knik. Nog geen uur later begint het heel hard te waaien. En het blijft heel hard waaien. De hele nacht staat de boot te schudden op de bok. We doen geen oog dicht.  Ik heb er zo’n hekel aan om in zo’n situatie te zitten. Tim ziet onze ergernis en hangt zonder veel omhaal Anna Caroline in de kraan. Ik grijp het restje verf om de kale plekken van de stempels te schilderen. Een half uur later hangt ze boven het water. De wind giert om ons heen. Wat extra wervianen worden ingezet om in de krappe bocht af te houden. Toch grijpt een windvlaag de boeg en komt een betonnen muurtje akelig snel dichterbij. Wietze staat op de goede plek en vangt het handig op. Even later liggen we op een veilige plek afgemeerd. “Bedankt voor de hulp” zegt Wietze tegen Tim. “We kwamen voor een bottomjob, maar ik dacht toch even dat het een nosejob ging worden”. We barsten in lachen uit. Weer een stap dichter bij ons vertrek.

Alameda, San Francisco Bay, VS, 12 april 2017

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten