“Kijk! Rendieren!” roep ik naar Wietze. Met open mond kijken we naar twee enorme rendieren die ontspannen langs de waterkant lopen. Hapje gras, slokje water en ze kuieren weer verder. Tweehonderd meter van ons vandaan, bij Ratan waar we net afgemeerd zijn. Fantastisch. We besluiten spontaan om nog een dagje te blijven en de boel eens grondig te verkennen.
Flink omhoog
Ratan is een dorpje dat aan de kust ligt. Net voor de kust ligt een groot eiland, waardoor er een diepe baai ontstaat met een smalle ingang aan de noord- en zuidzijde. Een perfecte plek voor schepen, al eeuwenlang. Vissers, vrachtschepen, en ook de Zweedse marine heeft er goed gebruik van gemaakt. In 1809 is er zelfs een complete veldslag geweest tussen Zweden en Rusland. Zweden verloor en moest Finland afstaan aan de Russen. Er is ook een meetstation voor het vastleggen van de rijzing van de zeebodem: we zien merktekens in de rotsen die honderden jaren oud zijn. Meters boven het huidige zeeniveau!
Met een roeibootje gaan we naar de overkant en lopen een rondje over het eiland. Geen rendier te bekennen. “Ze zwemmen toch ook?” vraagt Wietze peinzend. “Met zo’n enorm gewei?” twijfel ik. Het loodsstation zagen we al van ver en het is leuk om het van dichtbij te zien. Tevreden peddelen we terug naar de boot.
Grote stap
Het noordelijkste deel van de Botnische Golf is langs de Zweedse kust bezaaid met eilanden. Begerig gaan onze vingers over de kaart. Door elke mogelijke haven gaat uiteindelijk een streep: te ondiep. De vaarwegen tussen de eilanden zijn wel diep genoeg voor onze 2,15 meter, maar de haventjes of baaitjes zijn vaak niet dieper dan 2 meter. Zweedse medezeilers zeggen dat het allemaal wel meevalt, maar of we dat willen uitproberen? Door op- en afwaaiing verschilt de waterstand sowieso nogal. De weersverwachting geeft uiteindelijk de doorslag: “kijk eens, er komt over twee dagen snoeiharde wind aan. Dan moeten we op een veilige plek liggen,” wijst Wietze. “Luleå dus, dan varen we daar in één keer naar toe,” zeg ik. We maken de boot klaar en vertrekken de volgende ochtend voor de 125 mijl naar de grootste stad in dit deel van Zweden, aan de zuidrand van Zweeds Lapland.
Krenten uit de pap
Zo’n nacht doorvaren vinden we allebei eigenlijk wel prettig, zeker omdat het niet donker wordt. We halen op die manier de krenten uit de pap, omdat we op de leuke plekken meer tijd hebben dan wanneer we er in dagtochten naar toe gevaren zouden zijn. Na een ‘nacht’ op dieper water, varen we in de vroege ochtenduren door de archipel naar Luleå. Tien mijl naar het noorden varen de grote vrachtschepen naar de stad; wij genieten van het varen tussen groene eilanden waar we hier en daar een zeiltje zien van een vroege vogel.
In Luleå is de jachthaven al behoorlijk vol. Veel boten hebben de vlag van de Midsummersail hangen en er hangt zo’n leuke sfeer van mensen die gezamenlijk een mooi avontuur meegemaakt hebben. De Midsummersail is een wedstrijd die van het meest zuidelijke punt naar het meest noordelijke punt van de Oostzee gaat: 900 mijl van Wismar (Duitsland) naar Töre (Zweden). Terwijl de storm raast, horen we verhalen over afzien, succes en vooral plezier bij de ‘Gelbe Tonne’ in Töre.
Noordelijkste punt
“Hoe zit dat met Haparanda?” vraagt Wietze. “Ik dacht dat dat het noordelijkste punt was?” Ik knik. Het is een mooi voorbeeld hoe mythes en verhalen ontstaan. René Vleut (Vaarwijzer Oostzee) noemt Haparanda als verste punt en voor veel Noordzeilers is het dat ook. Maar voor de Duitsers is het Töre waar de magische gele ton ligt. We kijken op de kaart en het klopt: Töre wint. We schrappen Haparanda op onze wensenlijst en gaan voor Töre. Maar eerst nog een bezoekje aan het beroemde kerkdorp en oud-Luleå, dat 7 kilometer landinwaarts ligt: de oude haven was door de landrijzing onbruikbaar geworden en de hele stad is verplaatst naar de huidige locatie.
Als de wind eindelijk gaat liggen, varen we op een prachtige dag tussen de eilanden door naar Bergön, een eiland dat 8 mijl ten zuiden van Töre ligt. Het knusse haventje is een klein paradijs. Lasse pakt onze lijnen aan en wijst: “ik heb het vuur daar in de sauna opgestookt. Jullie zijn welkom.” De lucht van houtvuur, de ontspannen bootjesmensen op de picknicktafels op de steiger: een warm bad. Lasse legt uit: “deze haven is van de Töre Båtklubb. Leden wonen overal, ze komen hier naar toe in de zomer. Zo’n 140 boten zijn lid, met een groepje van 15 vrijwilligers runnen we alles. Ik ben hier nu een soort havenmeester.” “Havengeld?” vraag ik. “Daar hangt een brievenbus. Geef maar wat je het waard vindt”. Hij glimlacht: “uiteindelijk betalen mensen dat wat we normaal voor zo’n haven zouden vragen. Maar dan uit zichzelf.” Heerlijk.
Boei met certificaat
De volgende dag gaan we met drie boten in de stralende zon op pad naar Töre. De sfeer is leuk en na 8 mijl maken we ijverig foto’s van de andere boten, van onszelf en van de gele ton. Selfies maken is niet ons ding, maar na 15 pogingen lukt het toch om iets fatsoenlijks te brouwen. We maken vast aan een oude loswal en lopen het terrein van een fabriek op. Töre is een dorp met 1100 inwoners en een grote camping. Bij de camping receptie ontmoeten we Anja. Glimlachend vertelt ze ons dat de gele ton er vroeger door de overheid neergelegd is, maar dat hij nu door de mensen uit Töre onderhouden wordt omdat het zo’n trekker is. We krijgen keurig een certificaat uitgereikt dat we de boei gerond hebben. “We zitten op 65.54 noord, maar 30 mijl ten zuiden van de poolcirkel,” zegt Wietze. Ik grinnik, kijkend naar m’n korte broek en poloshirt.
De terugtocht is net zo lekker als de heenreis en op Bergsön worden we weer met open armen ontvangen. Ik duik met Johanna van de Finse Zeieten de sauna in en daarna een snelle plons in het ijskoude water. “Het is niet eens brak!” proef ik. De rivieren die hun water naar dit deel van de Botnische Golf brengen, hebben het zout eruit gespoeld, vermoed ik.
Worstjes
“Jullie blijven zeker?” is de retorische vraag van Lasse. De volgende dag staat regen en harde zuidenwind op het menu, dus we blijven. De hele dag miezer, waardoor de lekkere geur van de houtvuren in de baai blijft hangen. De sauna wordt goed gebruikt. Aan het einde van de dag gaan we naar de vuurplaats, waar de hele dag een laaiend vuur onder het ronde dak gebrand heeft. Om een uur of acht is het mannenrondje in de sauna afgelopen. De heren stiefelen naar hun boot en komen terug naar de vuurplaats. Aan lange vorken worden worstjes geroosterd. “Tweede diner,” legt Niklas uit. Het was ons al eerder opgevallen dat ze hier heel vroeg eten: zo tussen vier en vijf ’s middags. Dan gaat een worstje er halverwege de avond wel in.
In m’n zeiljas gedoken met een warm gezicht van het vuur, luister ik naar de gesprekken om me heen. Een magische plek waar onbekenden binnen varen en als vrienden weer weg gaan. Veel Finnen en ook een paar Zweden: de landen liggen hier zo dicht bij elkaar. “Gaan jullie morgen weer?” vraagt Lasse. “Ja, naar Finland: we varen weer een nachtje door omdat er een mooie noordenwind komt die we graag willen benutten,” zegt Wietze. “Jammer, maar ik snap het,” zegt Lasse. Ik bijt op mijn lip, want dit is een plek waar ik eigenlijk nooit meer weg wil.
Bergön, Zweden, juli 2024
Tekst en foto’s Wietze van der Laan en Janneke Kuysters
Tags: Blog Anna Noord Last modified: 22 juli 2024