Reisverhalen

Column Anna: johoho en een fles met rum

08:00

Column Anna
Langzaam het water uit op de hydraulische kar

“Covid19 en antifouling is een slechte combinatie” zegt Wietze peinzend als hij naast de boot op de steiger staat. Ik knik en moet toegeven dat er geen ontkennen meer aan is. Zo’n anderhalf jaar geleden stonden we in Fremantle op de kant en smeerden we forse lagen antifouling op de romp. Tevreden klopten we elkaar op de schouders: “daarmee komen we wel thuis”. Niet dus: het warme water in zuidoost-Azië bleek korte metten te maken met de levensduur van de verf. Daar nog een kleine honderd dagen stilliggen in de Malediven bij en er is weinig werkende verf meer over. Onze enige lichaamsbeweging daar was zwemmen rond de boot. Met een plastic spatel krabden we de plantjes eraf. Maar elke keer kwam er natuurlijk ook een beetje verf mee. Na inmiddels zes weken in de Seychellen neemt de natuur langzaam bezit van onze boot. Leuke toefjes van iets bruins zwieren lekker rond op de stroomwervelingen rondom onze Anna Caroline.

Volle werven

We springen op de fiets en gaan naar twee van de drie werven hier. De derde is meer op superjachten en grote projecten gericht; ze staan daarnaast niet toe dat je aan boord woont. De andere twee werfjes zijn veel kleiner. Elk hebben ze een andere specialisatie: eentje richt zich meer op vissersboten en de andere op het onderhouden van de enorme vloot aan charterschepen die hier ligt. Bij beiden staat het terrein afgeladen met boten. Zeilboten die hier in maart achtergelaten zijn toen de grenzen dicht gingen, charterboten, rondvaartbootjes: je kunt het zo gek niet verzinnen. De vrijwel volledige afwezigheid van toeristen laat ook hier duidelijk zijn sporen na. Gerard Lafortune kijkt naar de foto van Anna Caroline op mijn telefoon en zegt peinzend: “Met hoog water kunnen we jullie eruit hijsen. Plek heb ik niet, maar we laten jullie gewoon op de hydraulische kar staan. Daar, op het beton. Zo lang hebben jullie toch niet nodig?”. Hoopvol zegt Wietze: “Ach, een dag of vijf zeker toch wel”. Ik word al helemaal chagrijnig als ik aan al die lagen primer denk. Dat gepuzzel altijd met de droogtijden. Enfin, we maken de deal rond, bekijken de getijdentabel en prikken een datum.

Een echte Roodberg

Een paar weken later liggen we om zeven uur ’s ochtends met hoog water klaar. Lal en Simon, de twee werfbazen, brengen met veel lawaai de machinerie tot leven. “Een echte Roodberg” wijst Simon naar het gele hijsgevaarte. Niet-begrijpend knikken we beleefd. “Uit Nederland!” zegt hij er nog eens voor de zekerheid achteraan. We hadden geen flauw idee. Al snel zijn we heel tevreden over dit Nederlandse product. We staan in een wip op de kant en schieten onze overalls aan voor de schuurklus. Met open mond staan Lal en Simon ons aan te staren. “Gaan jullie dat zelf doen?” We knikken. “Stalen boot, dat vraagt om een zachte aanpak” zegt Wietze en wijst op de plastic schuurmatjes die we gebruiken. Ze kijken hun ogen uit. We schuren, krabben slechte plekjes open, halen zinkanodes los en werken ons een breuk. Als de eerste laag primer erop zit, vallen we tijdens het avondeten al bijna in slaap. De dagen erna gaan in een gestaag ritme van verven en wachten voorbij.

Rum

Column Anna

De oude distilleerderij

“Kom op, ik ben het zat om te gaan zitten kijken hoe verf droogt” zeg ik op een middag als we er weer een nieuw laagje opgezet hebben. “Waar wil je heen?” vraagt Wietze. “Hier vlakbij is die oude rum distilleerderij. Daar wil ik wel eens gaan kijken”. “Johoho en een fles met rum” zingt Wietze als we er heen lopen. Het hek staat op een kier en als we er doorheen stappen, zien we een prachtige oude planterswoning. Weelderige planten, een vrachtwagen vol suikerriet en twee mannen aan een tafeltje onder een boom. “Sorry, we zijn gesloten” zegt Francis. “Covid, weet je”. “Wat een prachtige plek voor werkoverleg” zegt Wietze bewonderend. Richard pakt z’n papieren bij elkaar en vraagt waar we vandaan komen. We vertellen ons verhaal en staan een kwartier later nog steeds over zeilen en de Seychellen te praten. Francis ziet mijn ogen gretig rondgaan om zoveel mogelijk in me op te nemen. Hij lacht en zegt: “ach, kom maar mee. Het is een mooi verhaal dat ik graag vertel”. Opgetogen lopen we achter hem aan. “Kijk, oorspronkelijk waren er vijf families die hier vanaf 1770 plantages opzetten. Twee verre nazaten van één van die families, Bernhard en Richard D’Offay, zijn hier op het oude plantageterrein een rum distilleerderij begonnen. Allemaal heel kleinschalig met suikerriet dat hier op de eilanden verbouwd wordt; het is een ambachtelijke distilleerderij” legt hij uit terwijl we door een laag gebouw lopen dat er van buiten als een soort stal uit ziet. Binnen in staan de koperen distilleerketels te glanzen in het zachte licht. “Dit is ook een prachtige plek” zegt hij even later als we naar de kelders onder de oude planterswoning gaan. Rijen houten vaten vol met rum staan daar te wachten tot ze oud genoeg zijn. “Vijf jaar, sommigen gaan tot acht jaar door” zegt Francis terwijl hij zachtjes op een vat klopt. Het gele eiken glanst veelbelovend.

Column Anna

Rum ligt oud te worden

Als we buiten in de tuin staan, gaat hij verder: “dit deel van het eiland heet Takamaka. Daar is de rum dus naar genoemd”. We zien verderop twee van de onvermijdelijke reuzenschildpadden die hier overal rondlopen. “Taka en Maka” grijnst Francis. Samen slenteren we door een soort boomgaardje waar ze allerlei planten verbouwen die weer smaakjes aan de rum geven. Hij pelt een stukje bast van een boom. “Ruik maar”. Verhip: ik ruik kaneel.

Oud hout

Column Anna

Historische plantage woning

Als klap op de vuurpijl mogen we ook even in het oude huis kijken. “Als de muren konden praten” zeg ik dromerig. “Ja” zegt Francis, “ze zouden een spannend verhaal vertellen van heel hard werken, allerlei gewassen uitproberen en het opbouwen van een maatschappij op deze eilanden. Dit jaar is het 250 jaar geleden dat het allemaal begon hier”. Hij vist een fles en twee glazen uit een kast en we mogen wat donkere rum proeven terwijl we langzaam verder lopen. Het hout kraakt onder onze voeten en we dwalen door de eeuwenoude kamers terwijl we kleine slokjes nemen van de geurige rum. Wietze opent een raam en samen kijken we naar buiten. “Kun je je voorstellen wat het in die tijd betekende als er een schip op de horizon verscheen?” droom ik er op los. “Jazeker” zegt Wietze met een grijns terwijl hij op zijn horloge kijkt. “En daar achter die rand bomen ligt nu een schip dat graag nog een laagje primer zou willen hebben”. Met beide voeten sta ik weer op de grond. We bedanken Francis en beantwoorden de lokroep van de schilderkwast maar weer eens.

Cascade, Seychellen, september 2020.

 

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten