Reisverhalen

Column Anna: Elfjeswater

08:27

“Pas op. In dat bekertje zit elfjeswater” zeg ik snel tegen Wietze. Hij is net wakker en staat met zijn tandenborstel in de aanslag. Met een grijns neemt hij een slok en maakt een kauwbeweging. “Ze zijn weer lekker knapperig vandaag” meldt hij nadat hij het doorgeslikt heeft. Tsja, maak er maar grappen om. Vooralsnog zitten wij met mysterieus vervuild water.

‘Wat je niet hebt, kan ook niet kapot’ is een stelregel die we al jarenlang hanteren. En tot groot genoegen, want we zitten relatief weinig te springen om onderdelen die stuk gegaan zijn. Ook hebben we tot nu toe weinig te repareren gehad. Behalve die keerkoppeling dan, maar dat hebben we inmiddels verdrongen. Eén van de dingen waar onze apparaten-aversie betrekking op heeft, is de watervoorziening. We hebben geen watermaker. Onze Anna Caroline is in Nieuw Zeeland gebouwd en daar houden ze van grote tanks. We kunnen maar liefst duizend liter water meenemen. Nu doen we dat zelden, omdat je overal wel aan water kunt komen. De boot wordt er erg zwaar van, zeker als we ook nog de beschikbare dieseltanks laden met een ton brandstof. Maar nu we in vier maanden van Zuid-Amerika naar Hawaii proberen te varen, moet alles vrijwel vol. We willen zoveel mogelijk voorkomen dat we eindeloos met jerrycans aan het slepen zijn op moeilijke ankerplaatsen.

Het water kunnen we op twee manieren uit de tanks halen. Met een elektrische waterpomp die naar een fraaie bronzen mengkraan loopt. Dat water gaat door een actief koolstoffilter. Maar die bronzen kraan heeft een klein zusje dat verbonden is met een voetpomp. Het waterverbruik daalt drastisch als we alleen die voetpomp gebruiken. We kunnen met zo’n 7 tot 10 liter per dag toe. Hoe warmer het weer, hoe meer water we drinken. Daarvoor gebruiken we van die handige afsluitbare bekers. Die lekken niet en je kunt een beetje in de gaten houden of je voldoende drinkt.

Hoe vaak kijk je nu in je glas? Wij niet zo vaak. Maar nu Paaseiland al weer een week achter ons ligt, kijkt Wietze bij toeval in de ondergaande zon in zijn glas. “Moet je kijken, er zit iets in ons water” zegt hij nadenkend. Ik kijk ook in mijn glas en verhip, er zweeft van alles in rond. Heel sierlijk, het lijken net elfjes die met een droomvlucht bezig zijn. Maar wel in ons drinkwater! We snuffelen. Nee, geen vreemde lucht. We proeven nog eens goed. Nee, geen rare smaak. We hebben dit kennelijk ergens opgelopen en drinken het al een tijdje. Geen buikloop of ander ongerief. Maar ja, als je weet dat er elfjes in je water zitten, drinkt dat toch een stuk minder lekker. Nog even los van het feit dat er nog van allerlei andere bewoners uit het sprookjesbos in onze tanks kunnen wonen. We breken ons het hoofd over de oorsprong van de elfjes. Van het watervalwater in de scheren? Het bronwater in Valdivia? Van de paar jerrycans op Isla Robinson Crusoe? Of liften ze pas vanaf Paaseiland met ons mee? We komen er niet uit.

Wat nu? Nog een week te gaan naar de Gambier archipel. Waar het nog onzeker is of we daar water kunnen krijgen. We zullen hier dus verder mee moeten, elfjes of niet. Ineens realiseren we ons dat het water uit het voetpomp-kraantje niet via het koolstoffilter gaat. Ah, dat biedt mogelijkheden om de elfjes naar het filter te dirigeren. Het drinkwater gaat via de waterpomp. Strak gereguleerd om verspilling te voorkomen. En al het andere komt gewoon via de voetpomp als elfjeswater uit de tank. Het went sneller dan verwacht. Toch kijken we vaker even in ons glas om te kijken of er nieuwe verrassingen in zitten.

Gisteren zei Wietze peinzend  “wist jij dat er kleine watermakers te koop zijn die we op zich hier nog in zouden kunnen bouwen?” Zo zie je maar: een paar elfjes duiken op en hop, de principes gaan over boord. Tijd zat om hier nog uitgebreid over na te denken.

Stille Oceaan, op weg naar Gambier, maart 2016.

Lees hier meer columns van Wietze van der Laan en Janneke Kuysters

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten