Reisverhalen

Column Anna: Gordel van smaragd

08:00

Column Anna
Geankerd voor bergen zout in de enorme overslaghaven van Dampier

“Wat is uw naam?” vraagt de dame achter de balie bij het postkantoor. “Koestars” zeg ik, waarmee ik zo goed mogelijk de Engelse uitspraak van mijn achternaam probeer te benaderen. Ze grijnst: “O, jij bent dus Janneke Kuysters”. Ik sta stomverbaasd te kijken en met een triomfantelijke grijns overhandigt ze m’n pakje. “Ja, ik dacht al dat jullie Nederlanders waren”. Ik lach terug en leg m’n fietshelm op de balie. “Vertel eens: wat doe je hier?” Het postkantoor staat bomvol, dus ze schrijft snel haar telefoonnummer op een stukje papier. Die avond hebben we contact en al gauw zitten zij en haar man bij ons in de kuip. Dit is voor het eerst dat we elkaars namen horen. Haar grijns kan niet breder als ze zich voorstelt: “Wytske”. Wietze lacht alleen maar. Wayne zag het grapje kennelijk al aankomen en lacht vrolijk mee. Al snel snappen we hoe het zit: zij was stewardess voor KLM en landde in Melbourne. Op het vliegveld ontmoetten ze elkaar en daarmee was haar toekomst beklonken: al veertig jaar zijn ze heel gelukkig in Australië. Wytske is de spil in het postkantoor hier in Exmouth en dat is niet niks. Exmouth is een klein plaatsje met iets meer dan 2.000 inwoners. Alles komt hier met grote vrachtwagens naar toe vanuit Perth. Dat is 1300 kilometer naar het zuiden. Twee keer per week komen van die enorme ‘roadtrains’ het kleine supermarktje bevoorraden. Vijf keer per week komt de vrachtwagen van de posterijen langs. De mensen hebben hier geen brievenbus: alle post komt naar het postkantoor. Daarmee is het meteen een sociaal centrum geworden. Je komt elkaar hier tegen.

Turbo-dorp

Column Anna

Een kleine lasklus aan de zeereling

Exmouth is onze laatste stop aan de noordwest-kust van Australië. We besluiten om een paar weken in het kleine havenkommetje te blijven. Er is hier veel te zien en we willen met een stofkam door de boot gaan om alles klaar te maken voor een jaar in de tropen. Alles wat we voorlopig niet meer nodig hebben wassen, goed drogen en dan in van die vacuümzakken verpakken. De motor en zeilen nog een keer goed nalopen en kleine reparaties doen. Alle reserve-onderdelen checken en eventueel aanvullen. De dagen vliegen voorbij en we zien Wytske vaker dan we dachten. “Ja hoor, er is weer een pakje” grijnst ze regelmatig.

Na het oppikken van onze pakjes en boodschappen gaan we te vaak stuurboorduit naar een gevaarlijk adresje: de lokale bakkerij. Heerlijke koffie en allerlei verrukkelijks in de koeltoonbanken. Als ik twee koffie bestel, vraagt de medewerkster achter de toonbank om mijn naam. ‘Janneke’ is al gauw te ingewikkeld, dus ik noem mezelf dan ‘Jo’. Ze ziet dat het niet mijn naam is en kijkt vragend. “Ja, eigenlijk heet ik anders, maar dat is te lastig” leg ik uit. “Hoe is je naam dan?” vraagt ze. “Janneke” zeg ik. “O, maar ik ben ook Nederlandse” zegt Aniek. Weer val ik steil achterover.

Column Anna

Urenlang wandelen met Aniek en Fabienne

Enfin, al gauw wordt ons duidelijk dat we niet de enige Nederlanders zijn. En omdat we wat langer in Exmouth verblijven, worden we een beetje onderdeel van het leventje hier. Met Aniek en Fabienne kleppen we urenlang op het strand en rond het kampvuur met een biertje in de hand. Wytske kookt de sterren van de hemel met door Wayne gevangen vis. De winkeliers grijnzen als ze ons weer eens met ons lijstje binnen zien lopen. En onze vouwfietsen blijven een bezienswaardigheid.

Het kleine dorp gaat in een soort turbo-stand tijdens de vakantieperiode. Het winterweer is hier heerlijk: overdag zo’n 25 graden en ’s nachts 15. Dus de bewoners van het zuiden van de staat haken de caravan achter de auto en verblijven hier een paar maanden. ‘Het puilt uit van de mensen’ klagen de vaste bewoners op het strand. Wij kijken peinzend naar de vier mensen in de verte en houden wijselijk onze mond.

Geen excuus

Maar nu is alles klaar. De tanks zitten vol, de kasten puilen uit van de voorraad en alle plannen zijn gesmeed. De tijd op onze visa tikt langzaam weg. We moeten Australië uit. Met pijn in ons hart zien we een weergat naderen. En zoals altijd komt het moment dat je lieve mensen die je zó na aan het hart zijn gekomen, voor de laatste keer omarmt en ze met tranen in je ogen loslaat. Wat een moeilijk onderdeel van dit varende leven is dat toch!

We gooien los en varen stilletjes het kommetje van Exmouth uit. Voor ons ligt 175 mijl slalommen tussen allerlei eilanden en boorplatforms. Gelukkig houdt de tegenwind zich koest en kunnen we het redelijk snel doen. Anderhalve dag later valt het anker in de modder bij de jachtclub van Dampier. Wat onwennig kijken we om ons heen. Het is een enorme haven die zich tussen allerlei eilanden doorkronkelt. Gigantische bulkcarriers laden zout, gas, olie, ijzererts en zand in. Achter het meerboeienveld van de sleepboten is een klein kommetje waar de jachten kunnen ankeren.

Al snel rinkelt de telefoon: “Borderforce hier. Ik zie dat jullie aangekomen zijn. Morgen tussen twaalf en drie kunnen we jullie uitklaren”. Het is een vrijdagmiddag en ze werken eigenlijk niet in het weekend. Dus we hebben mazzel dat ze ons tegelijk met een vrachtschip toch willen ‘doen’ op een zaterdag. De tijd tikt: de verplichte uiterste aankomstdatum voor de Indonesische visa komt met rasse schreden dichterbij. Ik heb er een pesthekel aan om te móeten varen vanwege het papierwerk.

Gordel van smaragd

“Het weer en het getij wacht op niemand” zegt Wietze filosofisch als we de baai van Dampier uitvaren. Na het uitklaren moesten we zo snel mogelijk op pad. Het is maar 725 mijl naar Lombok, dus daar zijn we zo. Nadeel is dat we de eerste uren flink stroom tegen hebben en tergend langzaam voortkruipen ondanks de snoeiharde wind. “Ik vind dat wel prima zo” zeg ik. “Kunnen we even rustig inslingeren tussen die eilandjes hier”. De zon zakt langzaam in de zee.

Na een onstuimige nacht komt de zon de volgende dag op met een perfecte weersverwachting op het scherm van de tablet. Ik kan niet wachten tot ik Wietze wakker kan maken. Na nog anderhalf uur ongeduldig wachten is het zover. “Moet je kijken: het front is voorbij en we hebben prachtig weer de komende dagen”. Wietze ligt nog in de loodskooi en grijnst slaperig over mijn enthousiasme. “Laat eens zien?” Ik geef hem de tablet. “Kijk, allemaal groen de komende dagen”. Wietze schiet in de lach. “Dat komt goed uit: we gaan toch naar de Gordel van Smaragd”. Soms is hij gewoon net iets te bijdehand, vind ik.

Column Anna

Veilig aangekomen in Lombok

Op zee naar Indonesië, augustus 2019

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten