Reisverhalen

Column Anna: Beestenboel

07:51

Zeilvogels
Kleine blauwe pinguïns

Stilletjes staan we te kijken in een vogelkijkhut. Voor ons ligt een steile helling met daarop vogels die hun normale vogelgang gaan. Beetje vliegen, hun kuikens voeren en af en toe lekker even krijsen. Maar dit zijn geen normale vogels. We staan te kijken naar een kolonie albatrossen. En dan nog wel één van de grootste soorten die er zijn. Een jonge vogel probeert zijn vliegvaardigheid te verbeteren. Na wat aarzelende stapjes krijgt hij de wind onder z’n vleugels en stijgt op. Hij heeft al een spanwijdte van meer dan twee meter. Statig zweeft hij vlak langs het raampje waar we ademloos door staan te kijken. Vleugels helemaal uitgestrekt. Schitterend. Ik moet denken aan alle keren dat we ze op de zuidelijke oceanen gezien hebben. Altijd weer zo ontroerend mooi. De oude legende zegt dat elke albatros eigenlijk de ziel van een overleden zeeman is. Dolend over de zee.

Albatros

Ziel van een overleden zeeman

Klein grijs kuiken

Onze jonge albatros is zeker dolend. Na een ererondje om de klif waar we op staan, probeert hij te landen. Dat gaat nog niet helemaal naar wens: hij stort met zijn snavel in een naar bosje stekels op de grond. Hij krabbelt op en begint verwoed zijn veren recht te leggen. Terwijl we nog staan te lachen, zie ik opeens een hele grote albatros opstaan van een nest. De romp van deze volwassen vogel is groter dan de mijne. En ja hoor, een klein grijs kuiken is tussen de poten te zien. Smeltend om al deze wollige schattigheid sta ik te kijken. Dan gaat moeders weer zitten en is het tijd om te gaan. Er staat een rij voor de vogelkijkhut. “Komen jullie vanavond ook?” vraagt de gids. “De blauwe pinguïns komen na zonsondergang het strand op”. Dat laten we ons geen twee keer zeggen. En zo staan we een paar uur later onder de sterrenhemel te kijken naar grote groepen kleine pinguïns die in razende vaart over het strand rennen. Op weg naar hun nesten, waar de kuikens met hongerige magen op ze wachten.

Echte dieren

De volgende dag zitten we nog na te praten op de camping. Onze buren schuiven aan en we vertellen honderduit over onze albatros- en pinguïnbeleving. Zoals zoveel Nieuw-Zeelanders zijn ze trots op hun land en blij om te horen dat wij zo intens van al het moois genieten. Ze vinden het ook allemaal erg handig dat Nieuw-Zeeland helemaal geen enge of giftige beesten heeft. Veel beter dan Australië, is de algemene opvatting.

“Prachtig allemaal, die wilde vogels” zegt de buurman ernstig. “Maar dan mis je toch ook een deel van wat óók belangrijk is hier. Vee.” Vragend kijken we hem aan. Hij blijkt gepensioneerde schaapscheerder te zijn. Vol passie vertelt hij over zijn vak en alles wat erbij komt kijken. “Bel Marty maar als jullie in Invercargill zijn” zegt hij met zo’n kennersblik in zijn ogen. “Die laat het jullie wel zien”.

Mee met de kenner

Zo gezegd, zo gedaan. Mary blijkt de eigenaar te zijn van het grootste schaapscheerdersbedrijf van het zuidereiland. Hij is verbaasd over ons verzoek, maar zegt sportief: “ Tuurlijk. Kom morgen maar mee”. In alle vroegte staan we bij zijn bedrijf. We klimmen in een enorme terreinwagen en rijden de stad uit. Na een uur zij we bij een ‘station’: een enorme boerderij. Ruim 100.000 koeien en schapen lopen over de uitgebreide landerijen rond. We kijken onze ogen uit. De schaapherders rijden op vierwielige motoren rond, honden in de kooi achterop. Met fluitsignalen krijgen de honden even later instructies en drijven ze een paar duizend schapen richting de grote stal. Het is een indrukwekkend gezicht om die horde massaal te zien bewegen. Met een glimlach zien we dat het Texelse schapen zijn.

Zeilers en wol

Schaapscheerders

Heksenketel in de stal

We gaan naar de eerste verdieping van de stal. De schaapscheerders hebben net pauze. We schudden handen en doen een bakkie mee. Dan staan ze als bij toverslag op. Hysterische muziek schalt ineens door de ruimte. Als op commando stappen de scheerders door een klein deurtje, grijpen een schaap en beginnen te scheren. Ik kom ogen te kort. In minder dan een minuut zijn schaap en wol van elkaar gescheiden en is de volgende de klos. Een klein legertje helpers haalt de wol weg en laat de scheerders zo hard mogelijk doorwerken. Het gaat er resoluut aan toe. Intussen wordt er over de schouder met ons gekletst. Of we ook wollen kleding aan boord dragen? Als we zeggen dat we alleen synthetische stoffen dragen vanwege vocht en schimmel, zijn ze stomverbaasd. We hebben overduidelijk de Nieuw-Zeelandse wol nog niet geprobeerd, zie je ze denken.

Tollend van de indrukken zitten we aan het einde van de dag naast ons kampeerwagentje. We laten alles nog eens de revue passeren en knijpen onszelf in de arm over deze bijzondere belevenis. Als ik opsta om een nieuw rondje fris uit de koelbox te van halen, haal ik terloops mijn hand door Wietzes krulhaar. “Ik zal je binnenkort weer eens knippen” zeg ik. Hij krimpt in elkaar.

Invercargill, Nieuw-Zeeland, februari 2018

 

Bekijk hier de vorige column

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten