Zeemanschap

De stroom aan lij

17:00

Al vanaf de Swale zeilen we in company, de twee Britse jachten en mijn catamaran. Na de onvermijdelijke uitnodiging voor a cuppa tea willen de Britten graag weten of ik bekend ben met de Frisian Islands. Want daar willen ze naartoe: the Low Countries en het wad.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen 05/2017
Tekst: Klaas Jan Hoeve

Daarna zeilen we gezamenlijk verder, via Burnham-on-Crouch via de Deben en Southwold naar Lowestoft, soms ankerend en droogvallend, soms lekker aan een steigertje en nog vaker aan een mooring. Inmiddels is hun tijdrovende plan om via Flushing en the Hook naar Nederland te varen al wat uit het zicht verdwenen. Je kunt het drukste deel van de Noordzee beter mijden. En ook mijn uitleg van de Staande Mast Route bracht twijfels. Al varend langs de Engelse Oostkust leer ik het vaargedrag van mijn reisgenoten goed kennen. De twee scheepjes zijn niet bepaald snelle zeilers en hoog aan de wind is een nare koers voor een kleine langkieler en een logge kimkieler. Veel hoger aan de wind dan 60 graden loopt het niet, maar daar zijn ze aan gewend.

Bijna de kentering voor de Nederlandse kust. Klik op de afbeelding om deze groter te bekijken.

Brits understatement

Omdat het al een paar weken noordenwind is, lijkt een oversteek van Lowestoft naar IJmuiden of Den Helder de aangewezen route. Maar als we gedrieën in Lowestoft aankomen, brengt een hogedrukgebied boven Scandinavië oostenwind. En dat zal wel even duren.
In de knusse kajuit van de gaffer wordt in een goed Brits understatement vastgesteld dat the weatherman has let us down. Mijn aandringen om toch Amsterdam niet over te slaan mist de uitwerking op de Britten niet. Na opnieuw op de weerkaartjes gekeken te hebben spreekt de schipper de lastig te vertalen woorden: “We’ll lee-bow us across.” Hoewel het Nederlandse woord ‘lij-boegen’ niet bestaat, is me meteen duidelijk dat we hier te maken hebben met een stukje klassiek zeemanschap. Het moet al eeuwenlang mogelijk zijn, met niet zo hoog lopende schepen, om tussen Nederland en Engeland te varen, ook als de wind tegenzit.

Klik op de afbeelding om deze groter te bekijken.

Ruitjespapier en passer

De gafferschipper pakt een stuk ruitjespapier en doet zijn plan uit de doeken. Gaffermans: “Ik begin met het intekenen van mijn bestemming: IJmuiden. Omdat ik wel moe zal zijn, wil ik het laatste stuk comfortabel kunnen zeilen en niet tegen wind en tij in moeten boksen.”
Dat lijkt me een terechte keuze. Ik voeg er aan toe dat de oostenwind in de middag kan toenemen met een paar knopen extra als gevolg van de optelling van de gradiëntwind en de landwind. “Okay, fair enough. We komen tussen 8.00 uur en 14.00 uur aan in IJmuiden. Hoog water Dover is om 7.00 uur. Beautiful! Het is bijna springtij, dus gemiddeld zet de stroom ons elke keer zes mijl weg. Vanaf anderhalf uur na HW Dover staat de stroom om de noord. De laatste overstagmanoeuvre in de vroege ochtend is dan ergens voor de kust van Scheveningen. Zes uur daarvoor staat de stroom zuidwaarts met anderhalve knoop.” Hij pakt de passer erbij. Stukken van 25 mijl afpassend geeft de Brit aan waar hij ongeveer wil zijn bij elke kentering. Op het ruitjespapier ontstaat een aantal overstagmomenten voor de bepaalde tijd en plaats, steeds bij de kentering. Als de stroom zuidwaarts zal kenteren: overstag in noordoostelijke richting en omgekeerd. Hij rekent zichzelf niet rijk. Vijf knopen is al heel mooi. Het schetsje op ruitjespapier doet me denken aan hoe ik in het pre-gps tijdperk stroom verkavelde. Een les die ik al heel lang niet heb toegepast.
Omdat mijn catamaran misschien wel twee keer zo snel is en aanmerkelijk hoger aan de wind zeilt dan deze kimkieler en gaffer, maak ik een heel andere berekening. Veertig mijl tussen de kenteringen moet haalbaar zijn en dan heb ik maar drie tijen nodig om voor IJmuiden te geraken. Voor de zekerheid neem ik er nog even de HP 33 door, want ik reken met Hoogwater Hoek van Holland en Britten natuurlijk met Dover. Maar het klopt.

Sluisvrees

En dan… dan komt eindelijk de aap uit de mouw: de Britten zijn bang voor the giant lock in IJmuiden. Ze hebben nog nooit een sluis gepasseerd! “Would you be so kind…?” En zo komt het dat ik voor deze keer besluit een langzame oversteek te maken, door samen met de Britten op te zeilen en de Britse strategie in de praktijk te brengen. We berekenen dat het langzaamste schip de oversteek in dik 34 uur kan volbrengen. In de meteo zit eerst oost 3 à 4 en in de nacht wat meer wind die in de ochtend weer wat afzakt. Maar wel alles oost. De eerste slag is zuidoostwaarts, want lee-bowend moeten we de stroom op de lijboeg hebben.
Het plan werkt wonderwel. We komen na vier uur iets meer dan 6 mijl noordelijker uit dan het geprojecteerde overstagpunt. En zo gaat het door, slag na slag. Afhankelijk van de stroomsterkte en de bootsnelheid pakt de behouden koers bij elke slag een beetje beter of soms minder goed uit. De laatste slag: “We’ll tack after midnight in a northeasterly direction, and lee-bow us across in the right direction.” Mooi vroeg in het tij zijn we 8 mijl zuidwest van IJmuiden en gaan we met de stroom in de rug naar de haven: “Mission accomplished.”
Ik moet wel heel diep reven om in de buurt te blijven van de Engelsen, maar we komen prettig tegelijk aan bij de sluis. Na 145 mijl op het log en 37 uur varen. Een fijn experiment, maar de volgende oversteek tegen de wind in hoop ik sneller over te zijn. En die sluis viel reuze mee.

Klik op de afbeelding om deze groter te bekijken.

Omslagfoto en foto: Klaas Jan Hoeve
Tekst: Klaas Jan Hoeve

Tags: Last modified: 15 juli 2021
Sluiten