Tijdens de Hiswa Amsterdam Boatshow werd de Odeoflare bekroond met de Innovatieprijs. Dat nodigt uit tot een praktijktest, zo dachten wij. Samen met de KNRM en de importeur gingen we het water op en legden dit product dat we eerder ‘discolaser’ noemden het vuur aan de schenen.
De Engelse fabrikant prijst de ‘omni-directional-electro-optical flare’, ofwel de odeoflare aan als een alternatief voor het gebruik van pyrotechnische redmiddelen. Net als handfakkels is deze laser ook over de hele hemisfeer te zien, plus nog twintig graden daaronder voor de foutmarge bij het rechthouden. Dit geldt weliswaar voor de hoogte van de houder; niet veel hoger dan de horizon, maar wel tot vijf uur lang aaneengesloten gebruik. Ook de levensduur, die volgens de fabrikant ‘indefinite’ is, lijkt zeer aantrekkelijk vergeleken met de relatief korte houdbaarheid van vuurwerk.
Werking
Door gebruik van een draaiende schijf schijnen vijf lasers gelijktijdig in de rondte. Om de duur van het aanstralen van punten in de omgeving te verlengen en de lasers zo ook op grotere afstand goed zichtbaar te maken, wisselt de schijf automatisch van draaisnelheid en zet de lasers soms ook stil. Op dat moment worden er binnen de hemisfeer vijf punten aangestraald. De bediening van de odeoflare is doodsimpel. Men draait simpelweg de schroefdraad van de dop onderop een stukje aan. Hierdoor door maken de batterijen contact en beginnen de lasers met het aflopen van het programma.
Plan
Op de wekelijkse trainingsavond van de KNRM in Enkhuizen leggen we de odeoflare voor om te worden getest. Eerst laten we de rhib Rien Verloop met de intredende schemer uitvaren richting Urk om de zichtbaarheid op vastgelegde afstanden te achterhalen vanaf de reddingboot Watersport. We herhalen dit proces in het duister. Vervolgens laten we de bemanning op Rien Verloop samen met de bemanning op de grotere reddingboot Watersport op zoek gaan naar een jacht op onbekende locatie. Aan boord van het jacht zit de importeur – Bojan Michiels – die met behulp van de odeoflare de positie probeert te verklappen.
In de schemer
De testomstandigheden zijn vrijwel perfect te noemen wat betreft zicht en golven. In de verte zien we de lichten van Urk en Rien Verloop blijft keurig in zicht op het vlakke water. Met de radar peilen we de afstand tussen de reddingboot en het botenhuis. Wanneer ze op één mijl afstand zijn, zetten de mannen de odeoflare voor het eerst aan. Hoewel het bootje met het blote oog ook nog goed is te zien, schittert de laser vrijwel constant in ons zicht. Op anderhalve mijl blijkt dit nog steeds het geval, terwijl de hemel nog steeds behoorlijk licht is. Pas vanaf tweeënhalve mijl worden de schitteringen voorzichtig minder. Gelukkig weten we in welke richting we moeten kijken voor de lichtsignalen, want, zo merkt één van de redders op: “…als je nu de hele horizon voor je hebt, ga je dat ding niet zien.”
De laatste en verste afstand die we uitproberen in de schemer komt op drie mijl uit. Nu zien we de schitteringen nauwelijks meer, behalve een enkele keer elke paar minuten wanneer één van de lasers in stille stand ons precies aanschijnt. Het apparaat is echter ook niet ontworpen voor maximale zichtbaarheid met daglicht.
In de duisternis
Wanneer de mannen van Rien Verloop terugkeren bij het botenhuis lijken ze onder de indruk van de zichtbaarheid van de odeoflare bij nog zoveel daglicht. De gelukkige die het ding bijna driekwartier boven zijn hoofd heeft gedragen, klaagt alleen over een lamme arm. Maar dat mag een klein nadeel heten ten opzichte van het continu kunnen afgeven van een noodsignaal.
Met de duisternis nu volledig ingevallen proberen we de afstand nog verder te vergroten. Voor de zoekactie van het jacht gaan we met twee boten het water op en herhalen nog eenmaal de oefening van het langzaam uitvaren van de odeoflare tot we deze niet meer zien. De zichtbaarheid is in de duisternis aanzienlijk vergroot. Het helpt natuurlijk dat we weten in welke richting we moeten kijken, maar pas op ruim zes mijl afstand kunnen we de laser met zekerheid niet meer traceren en vragen we Rien Verloop terug te keren naar de positie van Watersport.
De ware test
“Watersport, Watersport hier de Ivy Too, wij zetten de odeoflare nu aan. Jullie kunnen de zoekactie beginnen. We noteren 21.57 op de klok en met een radiopeiling hebben de redders de positie van het schip al snel geschat. Op ruim vier mijl afstand zien we nu voor het eerst de duidelijke flitsen van de odeoflare. Einde oefening om 22.11; een rappe redding.
Het voordeel van de continue aanstraling, soms heel fel, maar naarmate we dichterbij komen ook constant met minder felle flitsen, blijkt nu van groot belang. De redders krijgen nu echt een punt op de duistere horizon om naar toe te varen. Als we dit vergelijken met een vuurpijl die kortstondig een groffe indicatie van de positie geeft, lijkt de odeoflare hier in het voordeel van de hulpbehoevenden.
Draaiende lasers
Over de sterkte van de lasers zijn we ook aangenaam verrast. Echter, van een grotere afstand is het soms lastig ter herkennen als noodsignaal. “Het had ook een werklicht of iets dergelijks kunnen zijn”, rept één van de redders op Watersport. Het lijkt erop dat de odeoflare juist voor de grote afstanden te weinig langzame draaiingen maakt, danwel te weinig stilstaat om langer op één punt aan te schijnen. Het zijn namelijk juist die momenten dat de laser overduidelijk verschijnt. Een kleine aanpassing in het elektronisch circuit zou dit wellicht kunnen doen veranderen.
Drijfpositie
Aan het eind van de avond gooien we de odeoflare nog eens in het water. Wat ons opvalt, is dat deze op zichzelf horizontaal blijft drijven, waardoor nog maar een halve hemisfeer wordt aangestraald. Wanneer we het mannetje van een harpje aan het koordje vastknopen, drijft de odeoflare wèl verticaal en ook met de lasers net boven het wateroppervlak. Zo zou dit product nog van pas kunnen komen in situaties waar de zeiler in nood het ding niet meer vast kan houden. Daarbij moet wel worden vermeld dat de lasers van de odeoflare zich in de ‘3R class’ bevinden van de stralingsgevaarschaal van de Internationale Elektrotechnische Commissie. Dit houdt in dat het laag vermogen lasers zijn die veilig worden geacht als er bedachtzaam mee wordt omgegaan. Direct oogcontact met de lasers dient dus te worden vermeden, maar is niet direct schadelijk.
Conclusie
Als we de odeoflare op zichzelf beoordelen, zijn we onder de indruk van de veiligheid, hanteerbaarheid en zichtbaarheid van het gebruik ervan. Zichtbaar tot ruim vier mijl met intredende schemer en ruim zes mijl in de duisternis en een eerste constatering van de KNRM op ruim vier mijl; dat zijn geen slechte rapportcijfers wat ons betreft. Ook begrijpen we nu waarom de Hiswa er het label ‘Innovatieprijs’ aan heeft gehangen. Het gebruik van vuurwerk aan boord is simpelweg niet ideaal. Elk proces en resulterend product dat hier constructieve verandering in probeert te brengen, dient wat ons betreft te worden aangemoedigd. De odeoflare is zo’n product. De paar kinderziektes kunnen wat ons betreft gemakkelijk worden verholpen. Zo zou een IP-codering (international protection rating) dat de mate van bescherming tegen aanraken en indringen van voorwerpen en vocht aanduidt, niet misstaan. Weliswaar zal de laser voor het seinen op langere afstanden voorlopig het gebruik van vuurwerk niet vervangen. Echter, alles dat vóór de horizon ligt, kan veilig en effectief worden aangestraald. Daarom lijkt dit ons een welkome aanvulling voor in de grabbag.
Met dank aan: KNRM Enkhuizen, Bojan Michiels van Kessenich en Willem van Bork.
Tags: praktijktest, veiligheid Last modified: 21 mei 2021