Reisverhalen

Column Anna: naar de grote stad

08:00

Column Anna
Bui na bui trekt voorbij

“Ik ben het zat” zegt Wietze rustig. Ik kijk op en knik. “Ik ook”. Dit is een belangrijk moment. We hebben nu ruim tien weken onze tanden op elkaar gezet en volgehouden. De isolatie, de afhankelijkheid van een agent die steeds minder voedsel naar ons toe kan krijgen, het erg slechte weer op een matig beschutte ankerplek: alles hebben we doorstaan met geduld. We weten dat we geen kant op kunnen, maar ergens zit er ook een grens aan wat je kunt hebben. Het nu naar elkaar uitspreken is dus belangrijk. “We moeten wat gaan doen” gaat Wietze verder. Weer ben ik het met hem eens. De laatste serie stormen brachten vijftig knopen wind, nog meer waterhozen en een hoge deining. “Als we dit nog langer accepteren, gaan er echt dingen stuk” zeg ik. Wietze knikt.

Column Anna

Waterhozen komen vaak voor in dit seizoen

Beperkingen

Eén blik op de kaart laat zien dat er op nog geen vijf mijl van ons een prachtig beschut haventje is waar we met alle boten prima in zouden kunnen. Maar de lokale bevolking is vastbesloten om ons verre van zich te houden, dus we mogen daar niet in. We vallen onder de ‘no movement order’: dat betekent dat we ons niet mogen verplaatsen. De kustwacht houdt alles scherp in de gaten. Eén van de jachten was het zat en is een week geleden gewoon plompverloren vertrokken. Die had dus binnen de kortste keren de kustwachtboot dwars voor de boeg en werd weer ten anker gedwongen. Fanatieke tussenkomst van de agent zorgde ervoor dat ze alsnog konden gaan varen naar de hoofdstad Malé.

We maken tijdens een storm een filmpje en sturen dat naar de agent met de boodschap: “het is klaar, we gaan naar de hoofdstad. Regel het maar”. Dat maakt indruk en we krijgen een paar dagen later de boodschap dat we inderdaad mogen vertrekken. Het is allemaal zó ingewikkeld: de enige veilige haven in het land is bij de hoofdstad. Omdat de hele chartervaart plat ligt, liggen al die schepen hutjemutje op elkaar in die haven. Ze willen daar dus de jachten niet bij hebben. Maar je mag ook nergens anders ankeren: niet bij eilanden waar mensen wonen, niet bij eilanden waar vakantieparadijzen op staan. Die overigens gesloten zijn. Er blijft dan erg weinig over. Kortom: de hoofdstad moet het worden. Informeel krijgen we toestemming, maar met het verzoek om een beetje uit het zicht van de bewoonde wereld te zeilen. Zucht. De belangrijkste hobbel in de onderhandelingen is dat ze niet willen dat je langer dan vijf dagen in die haven blijft: je mag er alleen heen als je een vertrekdatum hebt. En die hebben we niet, want alles zit dicht.

Heerlijk

Het moment dat de ankerlier ratelt en daarmee ons zeiltochtje inluidt, is heerlijk. Ik zing een liedje op het ritme van de lier. Het anker zit muurvast getrokken in het zand; het kost twintig minuten zachtjes heen en weer varen om het er uit te trekken. Maar dan is het zover: we steken de zee op. Schitterend zeilweer, de windvaan stuurt als een speer en onze nog zo witte nieuwe zeilen trekken Anna Caroline door het water. Ondanks de windkracht 5 varen we diepgereefd. “Prima zo, vier knoopjes, we gaan dit plezier zo lang mogelijk rekken” lacht Wietze. We slaan onze armen om elkaar heen en genieten enorm van het zeilen, het weer en het feit dat we na zó lang stilzitten de ban gebroken hebben en weer onderweg zijn. Het is maar tweehonderd mijl, dus niet te snel varen.

“Het is zo jammer dat we niks van het land te zien krijgen” zucht ik en ik pak, om mezelf nog wat extra te kwellen, het reisgidsje erbij. De Malediven is een langwerpig land, ongeveer 500 mijl lang. Het bestaat uit ringen van koraalriffen, met hier en daar een eiland erop. Die ringen van eilanden zijn groot: sommigen zijn 70 mijl lang. Het hoogste natuurlijke punt van het land is 2,4 meter hoog. Dus met de stijging van het zeeniveau hebben ze hier toch wel een serieus probleem. In zware stormen worden soms al eilanden overspoeld door grote golven. Het is allemaal piepklein: de totale hoeveelheid beschikbaar land is ietsje meer als de stad Amsterdam. De hoofdstad Malé, waar een derde van de bijna 400.000 inwoners woont, is dan ook een van de meest dichtbevolkte plekken ter wereld. Als ‘overloop’ is er naast Malé een kunstmatig eiland gebouwd met daarop torenflats, een vliegveld en een haven. Hulhumale is de plek waar we dus naar toe gaan: de kunstmatige haven. De corona-uitbraak is totaal uit de hand gelopen in de Malediven en de kern van het probleem zit in de dichtbevolkte hoofdstad. “Bovenwinds ankeren dus”, zegt Wietze grimmig.

Eten!

Na veertig uur heerlijk truttig varen, is het feest voorbij. We zien de torenflats opdoemen in het eerste ochtendlicht. Met een grijns doeken we het zeil op en starten de motor. “Zet je maar schrap, het ankeren gaat niet makkelijk worden” zegt Wietze somber. Ik ben met m’n gedachten al ver voorbij het ankeren. We hebben nu al zoveel weken geen vers voedsel kunnen krijgen, dat ik bijna ga zeveren bij de gedachte aan uien, wortels, appels en aardappels. M’n boodschappenlijstjes liggen al klaar. Met blikjes groenten en een multivitamine pilletje hebben we ons prima kunnen redden, maar iets dat knapperig is hebben we lang gemist.

Column Anna

Anna Caroline opgepropt tussen de motorboten in Hulhumale

“O shit” zucht Wietze als we de haven indraaien. Het ligt bomvol. Grote motorboten die normaal met gasten tussen de atollen rondvaren, liggen werkeloos voor anker. Of liever: voor vijf ankers. Vanaf de boegen zien we lijnen links en rechts het water in lopen. Groot voordeel is dat je er meer kwijt kunt, want ze hebben geen grote draaicirkel door de vele ankers. Maar ja, als wij daar dus tussen gaan liggen, moet er wel plek zijn. Wij draaien natuurlijk wel. “Zullen we het reserve anker erbij pakken?” zeg ik peinzend. Wietze gromt. Het is nogal en klus om dat op te graven uit de bakskist. “Laten we nog even rondvaren” zegt hij hoopvol.

Zoekend varen we rond, tot er ineens een bijbootje op ons af komt scheuren. Zuid-Afrikaan OJ hadden we via-via leren kennen. Hij heeft een oplossing voor ons: we ankeren vlak naast zijn boot en kunnen een lijn naar een betonblok gebruiken als tweede anker. Met veel trekken en sleuren krijgen we het voor elkaar. Tevreden geven we hem een hand. Dan valt de munt: social distancing. We zijn het niet gewend. Ik trek snel m’n hand terug en hij lacht: “maak je geen zorgen, wij zitten ook in isolatie”. Oef. We moeten in sneltreinvaart leren wat de hele wereld al lang onder de knie heeft.

 

Column Anna

Op de steiger nemen we de boodschappen in ontvangst

Zodra we liggen, ga ik als een dolle aan de slag met online bestellingen. Een paar uur later staan we met mondkapjes, handschoenen en boodschappentassen op de steiger. De eerste lading boodschappen wordt bezorgd. Op de weg terug kan ik van gekkigheid niet beslissen wat ik vanavond als eerste zal maken. “Zal ik kiezen?” grijnst Wietze.

Zonsondergang

Column Anna

Jeu de boule spelen met zeilers op de havenpier

Een whatsapp berichtje van OJ: “vanavond doen we ‘sundowners’ op het havenhoofd. Ik kom jullie wel halen”. Inmiddels zijn er nog twee andere boten binnen gekomen die min of meer tegelijk met ons uit het noorden vertrokken zijn. Met de boten die al binnen liggen, is het een gezellig clubje. We staan op de ruige grond van het havenhoofd, ver van iedereen vandaan. Iemand heeft een jeu de boules-spel meegenomen en er wordt fanatiek gespeeld. Maar het belangrijkste onderwerp van gesprek blijft het eten. Iedereen vertelt opgetogen over voorraadkasten die weer volraken en koelkasten vol knapperigs. En over de fouten die je maakt als je iemand op afstand boodschappen voor je laat doen. Het blik van 2,5 kilo champignons dat van een groothandel kwam is wel de grootste grap. In dit orthodoxe moslimland is alcohol niet te krijgen. De lol is dan ook groot als Fred roept: “wil iemand een biertje?”. Met een ruk gaan de gezichten naar hem, terwijl hij plat ligt om z’n eigen grapje.

Hulhumale, Malediven, juni 2020.

 

Bekijk HIER de vorige columns

Tags: , Last modified: 17 maart 2021
Sluiten