Bestemmingen

Op naar Zeebrugge

Vaarwijzer Belgische kust deel I

17:17

Verstopt achter immense havenmuren, rijen containerkranen en LNG-carriers ligt Zeebrugge: een knus voormalig vissersdorpje dat ondanks de omringende industrie nog altijd een bezoekje waard is.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Zeilen editie 12/2021
Tekst: Joris Westerveld

Terwijl achter ons nog de Sardijntoren boven Vlissingen uitsteekt, is het eerste wat we van ons buurland zien niet de kust of het strand. Zelfs de strook hoogbouw, die een flink deel van de kust­strook voor ons (ont)siert, blijft ons nog even bespaard. In plaats daarvan doemen in de verte groteske blauwe staken op, in rijen gerangschikt. Als een baken leiden de containerkranen ons naar onze eerste bestemming aan de Belgische Noordzeekust: Zeebrugge.

Ochtendspits op de Westerschelde

Enkele uren eerder doorbreekt collega Juliëtte de stilte van de ochtendschemer met een sjor aan de buitenboordmotor van redactieboot Zoef. In het halfdonker verlaten we de  Schelde en varen we de sluis in. In de Buitenhaven hijsen we de zeilen en sturen we voorzichtig de Rede van Vlissingen op. Een stroom van wel 3 knopen zet ons gelijk weg richting zee. Dwars oversteken richting de gele lichtboei ARV3, zoals aanbevolen, kunnen we met deze stroming wel vergeten. Geduldig wachten we tot een tanker uit Antwerpen ons passeert, terwijl we een binnen­ komende visser en loodsboot ontwijken. Intussen kleurt de opkomende zon de verkeersdrukte oranjerood.
Dan is de kust veilig en steken we de Westerschelde over. We zijn op tijd vertrokken, zodat we de hele rit naar Zee­brugge de stroom in de rug houden. De wind komt in deze contreien overwegend uit het zuidwesten, zo ook nu, dus al kruisend kunnen we een extra duwtje in de rug wel gebruiken. We passeren Breskens en even later de laatste Nederlandse haven, Cadzand. Twee bruinvissen zwemmen langs, alsof ze ons een goede reis wensen. We varen de Belgische wateren in en de marifoon gaat op marifoon­ kanaal 69 van Traffic Centre Zeebrugge.

Aanloop Zeebrugge

Komend vanuit de Westerschelde is de meest gebruikelijke route naar Zeebrugge via de Wielingen en het Scheur. Tussen de betonde geul en zandbank de Paardenmarkt (zie overzichtskaart) is genoeg ruimte om zonder last van zeeschepen richting Zeebrugge te laveren. De vaarwijzer Noordzeekust raadt het af, maar de havenmeesters van Vlissingen en Zeebrugge laten ons weten dat het bij rustig weer prima is om dichter bij de kust te blijven en via de Appelzak onder de Paardenmarkt door te varen en vervolgens over de grootste munitiestortplaats van België naar de havenmonding te varen (zie onderaan in dit artikel). Bij de haven­ monding aangekomen kruis je de lichtenlijn en ga je via het groene havenhoofd naar binnen.
Komende vanuit het noorden kun je met rustig weer over de ondiepe Vlakte van de Raan en net ten westen langs de Droogte van Schooneveld. Steek daarna het Scheur over bij S6 en S5, waarna je langs de lichtenlijn Zeebrugge kunt aanlopen. Bij zwaar weer en hoge zee is het veiliger om in dieper water te blijven. Houd in dat geval de exotisch klinkende zandbank Sierra Ventana aan bakboord en de meer Vlaams klinkende Akkaertbank – aangegeven met oostkardinaal NE Akkaert – aan stuurboord. Nader Zeebrugge vanuit het westen het liefst over de Wandelaar, maar let op de twee wrakken ten oosten van A­1bis.

Het oostelijk havenhoofd is getooid met een rij windturbines.

Kan (bijna) altijd

Bij de haveningang kan het spoken. De hoge zeemuren weerkaatsen de golven en er staat een flinke getijdestroom; bij spring staat een vloedstroom van wel 4 knopen richting het noordoosten. Toch is Zeebrugge de veiligste haven om aan te lopen aan de Belgische kust. In tegenstelling tot de smalle havenmonding van Blankenberge, die bij iedere storm verzandt, is de toegang naar Zeebrugge maar liefst 600 meter breed en door het havenbedrijf gegarandeerd 15 meter diep. Pas bij windkracht 9 uit een westelijke hoek is het verstandiger om door te varen naar het beter beschutte Breskens.
Officieel moet je op marifoonkanaal 71 (Traffic Centre Zeebrugge) om toestemming vragen voordat je gaan binnenlopen. Maar als de situatie bij de havenmonding onduidelijk is of er is zwaar weer, kun je je van tevoren melden op kanaal 69. Zeebrugge Traffic Centre kan dan je positie uitpijlen en assisteren waar nodig.

Herinnering op de dukdalf om marifoonkanaal 71 uit te luisteren.

Binnenzee

We zeilen op ons dooie akkertje langs de met windmolens getooide oostelijke havenmuur, een gevaarte van 2 mijl dat uit losse blokken bestaat en werd gestort in de jaren 70, samen met zijn westelijke buurman. In de matige zuid­ westenwind merken we niets van de weerkaatsing die de harde oever kan veroorzaken.
We passeren de havenlichten op de oostdam die op groen­ groen­wit staan. We mogen dus invaren, maar moeten de westkant van het vaarwater aanhouden. Invaren is verboden als er drie rode lichten branden of als er rode en gele lichten branden – dat laatste betekent dat er een LNG­tanker afvaart.
We voelen ons met Zoef als David op de binnenzee van Goliath. Aan stuurboord laden kranen schepen vol met containers en aan bakboord liggen reusachtige LNG­ carriers die met gas uit Qatar komen. De rest komt binnen via pijpleidingen uit Noorwegen en Engeland en wordt opgeslagen in buffertanks. Een mijl verder, op de Leopold­ dam, staat de vuurtoren van Zeebrugge. Door de uitbreiding van het havengebied staat de toren nu midden in het havengebied. Geleidenlichten naast de toren geven aan dat we tegenliggers kunnen verwachten. En inderdaad, even later worden we door een carcarrier gepasseerd.

Zwansen

Vanaf de vuurtoren is het nog een mijl varen naar de jacht­havens, die midden in het oude dorpje Zeebrugge liggen. Er zijn er drie: de RBSC en Westhinder Marina (die naar verluidt binnenkort gaan fuseren) en de BZYC, die 6 jaar geleden aangelegd werd. We leggen onze First 210 vast in de laatste, naast een twee keer zo lange Dufour. De schipper, tevens penningmeester van de club, maakt er grappen over maar stelt ons gerust: “Ik zit maar te zwansen!”
Even later ontmoeten we Jos Aelbrecht, havenmeester van de BZYC. Het gaat goed met zijn haven. Zo’n 90 procent van de boxen ligt vol met vaste liggers en deze winter worden er nieuwe drijfsteigers bijgeplaatst.
“We zijn een actieve club; veel van ons zeilen ook de hele winter door. Zeebrugge is een fijne uitvalshaven: je bent zo in Frankrijk, maar ook de mooie binnenwateren van Nederland zijn dichtbij,” zegt Jos. De 2 mijl naar zee ziet hij niet als een probleem: “Daardoor heb je juist lekker de tijd om de zeilen te hijsen of te strijken en de landvasten en boeitjes klaar te leggen.”

Oud en nieuw: links de container­ overslag, rechts het visserskruis dat de vissers van Zeebrugge her­ denkt die op zee zijn omgekomen.

De Kuisbank

Op dinsdag en woensdag zijn veel restaurants en cafés dicht, maar aan de jachthaven vinden we een kroeg om ons eerste Belgische speciaalbiertje naar binnen te werken. Café De Kuisbank blijkt een nostalgische schat die de visserstraditie van het oude dorp in leven houdt.
Aan de muren hangen vergeelde foto’s van oude viskotters, op de vloer liggen gebakken bakstenen tegels en midden in de zaak staat een gietijzeren allesbrander. Achter de toog lacht eigenares Rita Truyens ons vriendelijk toe. Lang geleden kwam ze voor de liefde naar Zeebrugge: “De liefde ging, maar Zeebrugge bleef.”
Haar café is vernoemd naar de kuisbank in de haven: een droogvallend plateau waarop vissers hun boten konden schoonmaken, ofwel kuisen. De haven waar wij liggen, bood vroeger plaats aan tot wel 50 vis­ en garnalenkotters. Er is daar nu nog één van over: De Goede Hoop. Elke maandag, woensdag en vrijdag meert het scheepje af aan de kade en komen Bruggelingen de garnalen en bijvangst kakelvers uit zee afhalen. “De Kuisbank stond dagelijks vol met vissers en dokwerkers. Vroeger dronken ze voor, tijdens en na de shift. Maar dat kan nu natuurlijk niet meer,” zegt Truyens.

Scheepswerf

Even verderop vinden we een goed uitgeruste watersport­winkel met daarnaast Scheepswerven Jan Vandamme. De werf bouwt een ongekend scala aan verschillende schepen: van glimmende Riviera-motorboten, sportvissers, elektrische rondvaartboten bestemd voor de kanalen in Brugge, tot pilots voor de haven. Maar ook veel zeilerei: van complete eigenbouw, tot reparaties en restauraties.
In de loods staat een prachtige yawl uit 1906 van Camper & Nicholson: “Nog een laatste likje verf en ze mag het water in,” zegt Vandamme trots. Voor de werf ligt een lading goudkleurige mahonie geurend in de zon. Daar worden nieuwe Draken mee gebouwd of gerestaureerd.
Ook passanten kunnen voor reparaties terecht bij de werf. Vandamme laat een foto zien van een afgerukte scheg en roer als gevolg van een grondberoering. “Allez, die repareren we dan ook hè!”

Jan Vandamme voor zijn werf.

Niet saai

In het kleine Zeebrugge is genoeg te doen. Er zijn zo’n tien restaurants, die allemaal verse vis serveren. Een ervan is Café ’t Werftje, dat in België wereldberoemd is om zijn garnalenkroket. Juliëtte en ik eten in ’t Kastaarke, waar we heerlijke mosselen krijgen voorgeschoteld op Vlaamse wijze: gekookt in room en geserveerd met een flinke portie friet. In themapark Seafront kom je alles te weten over de visserij en maritieme geschiedenis van het stadje. Je kunt het voormalig lichtschip West-­Hinder II bezoeken (zie onderaan in het artikel) of een rondvaart door de haven maken. Iedere zomer in augustus vindt een groots vuurwerkfestival plaats in het naburige Knokke­-Heist.

Verborgen charme

Zeebrugge is dan wel geen idyllisch Bretons vissersdorpje waar de historische houten kotters nog in de haven liggen, maar wat ons betreft is het allerzeerst een bezoek waard. Het stadje ademt scheepvaart en visserij. Het markant geplaatste visserskruis, de gedenktekens op de gevels van de huizen en het geparkeerde lichtschip West-Hinder getuigen daarvan. Maar het oude dorp valt in het niet bij het megalomane havencomplex, dat als een etterende puist uit de kust is verrezen. Binnenkort moeten café De Kuisbank en de Vandamme­werf wijken voor de uitbreiding van het sluizencomplex; de enkele sluis richting Brugge zorgt voor te veel vertraging voor de immense carcarriers die door het kanaal op­ en neer jakkeren. De expansiedrift van het havenbedrijf zou de verborgen charme van het stadje nog wel eens kunnen verzwelgen.

Munitiestort

Nog geen 500 meter van het stand van Knokke, op de zandbank Paardenmarkt, ligt zo’n 35 miljoen kilo Duitse gifgas­ munitie uit de Eerste Wereldoorlog. Het bestaan van de munitiestort raakte in de vergetelheid, totdat duikers bij de uitbreiding van de haven van Zeebrugge in de jaren 70 granaten op de bodem terugvonden.
Er werd een vis­ en ankerverbod ingesteld. Met nieuwe meetmethodes toonden onderzoekers in 2019 lage concentraties van de springstof TNT aan, wat erop kan duiden dat er granaten lekken. Maar omdat het om zeer kleine concentraties gaat, is het een stuk gevaarlijker om de stort te saneren. De munitie blijft voorlopig dus liggen waar ze ligt.

De drieling West-Hinder

In 1950 bouwde scheepswerf Béliard­ Crighton in Oostende drie identieke lichtschepen die om de beurt de zandbanken Wandelaar en West­Hinder duidden met een lichtbaken. Het derde schip lag als reserve in de haven.
De schepen waren uitgerust met een negenkoppige bemanning die de apparatuur bediende en het schip
onderhield. Dat was niet zonder gevaar: in 1912 verging een voorganger van de drieling West-Hinder met man en muis. In 1994 werden de lichtschepen uit dienst genomen en vervangen door lichtplatformen. West-Hinder II ligt nu op de kade van Zeebrugge en vervult een rol als museumschip, net als haar zussen in Antwerpen en Rupelmonde.

Omslagfoto en foto’s: © Klaas Wiersma en Juliëtte Spaaij
Tekst: Joris Westerveld

Tags: Last modified: 12 mei 2023
Sluiten